ECLI:NL:OGHACMB:2021:422

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
H 84/2019 810.00009/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van functie en mensensmokkel door directeur van de Toelatingsorganisatie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, die als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie fungeerde, werd beschuldigd van misbruik van functie, mensensmokkel, valsheid in geschrift en het onjuist verstrekken van gegevens. De zaak kwam voort uit een strafzaak die begon met een vonnis van 3 december 2018, waarin de verdachte gedeeltelijk werd vrijgesproken en gedeeltelijk werd veroordeeld tot een taakstraf. Zowel de verdachte als de officier van justitie gingen in hoger beroep.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk bevoordelen van vergunningaanvragers door de beslissingen op hun aanvragen te beïnvloeden en het verstrekken van onjuiste informatie. De verdachte had persoonlijke banden met de aanvragers en maakte misbruik van haar positie om hen te bevoordelen, wat leidde tot ernstige inbreuken op de wetgeving omtrent verblijfsvergunningen. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet alleen de wet overtrad, maar ook de integriteit van de overheid en haar functie ernstig heeft geschaad.

De uitspraak van het Hof omvatte een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast werd de verdachte voor drie jaar ontzet uit het recht om haar ambt te bekleden. Het Hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om de betrouwbaarheid van overheidsinstanties te waarborgen. De verdachte werd ook geconfronteerd met de gevolgen van haar handelen, waaronder ontslag en reputatieschade.

Uitspraak

Zaaknummer: H 84/2019
Parketnummer: 810.00009/18
Uitspraak: 24 februari 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 3 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1, 2, 3, 7, 8 (partieel) en 9 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 4, 5, 6 en 8 (partieel) ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht de verdachte voor de duur van twee jaren uit het recht ontzet om het ambt van directeur van de Toelatingsorganisatie (hierna: TO) te bekleden en een beslissing genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede ontzetting van de verdachte voor de duur van drie jaren uit het recht om het ambt van directeur van de TO te bekleden. Zijn vordering behelst voorts de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
Door de verdachte is primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair vrijspraak bepleit.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens de akte niet gericht tegen de vrijspraak van feit 2. De verdachte heeft echter onbeperkt hoger beroep ingesteld en dus ook tegen de vrijspraak van feit 2. Gelet op het bepaalde in artikel 434 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient zij in haar hoger beroep, voor zover het betrekking heeft op feit 2, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot andere beslissingen dan het Gerecht. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdachte heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Zij heeft een zevental normschendingen aan de orde gesteld en aangevoerd dat door deze normschendingen tezamen de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Het gaat om de volgende zeven normschendingen:
Schending onschuldpresumptie door uitlatingen openbaar ministerie
Te lichtzinnig vooronderzoek starten (schending beginsel fair trial).
Te lichtzinnig tot vervolging overgaan (schending beginsel fair trial).
Strijd met willekeurverbod/gelijkheidsbeginsel.
Onthouden ontlastend bewijsmateriaal (schending beginsel equality of arms).
Ongeoorloofde pressie op getuigen.
‘Fabriceren’ van bewijsmateriaal.
Het Hof overweegt als volgt:
Bij de beoordeling van dit verweer wordt vooropgesteld dat volgens vaste rechtspraak het in artikel 413 Wetboek van Strafvordering (Sv) bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats indien een normschending daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Daar komt bij dat de toepassing van dat rechtsgevolg is beperkt tot onherstelbare normschendingen en dat telkens rekening dient te worden gehouden met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van de degene die de norm schond.
Het Hof overweegt naar aanleiding van elk onderdeel van dit verweer als volgt.
Ad A. Schending onschuldpresumptie door openbaar ministerie.
Volgens de verdachte heeft het openbaar ministerie zich in zijn uitlatingen en berichtgeving naar de media (in het bijzonder in twee radio-interviews) onvoldoende terughoudend en zakelijk over (de strafzaak van) verdachte uitgelaten. Daardoor is door het openbaar ministerie de indruk gewekt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aannemen van steekpenningen. De conclusie is dat het openbaar ministerie door deze berichtgeving een grove inbreuk heeft gemaakt op de onschuldpresumptie.
Uit de transcripten van radio-interviews blijkt dat de woordvoerder van het openbaar ministerie op 11 en 12 april 2018 telefoongesprekken voert met een medewerker van radio [radiostation]. In het gesprek van 11 april 2018 – zijnde de dag van de regiezitting van het Gerecht – zegt de woordvoerder (nadat de interviewer van radio [radiostation] het gesprek heeft geopend door te zeggen: “Noemenswaardig is dat vandaag de totale behandeling aanvangt van de zaak van inmiddels ex-hoofd van de Toelatings- (en uitzettings-) organisatie, [verdachte]”) onder meer:
“kijk, er zijn acht beschuldigingen tegen de hoofdverdachte, het hoofd van het departement van TO. Een daarvan is het aannemen van steekpenningen”. En op de vraag “is daar bewijs van?” antwoordt de woordvoerder van het openbaar ministerie: “Ja, daar zijn bewijzen van. Het gaat om het aannemen van steekpenningen, deelname aan mensensmokkel, in totaal zijn er om precies te zijn acht beschuldigingen. Ja, het OM zegt dat er voldoende bewijs tegen ze vaststaat”.
In het tweede gesprek op 12 april 2018 – de dag na eerdergenoemde regiezitting – zegt de woordvoerder onder meer: “dat is de huidige stand van zaken, er zijn negen serieuze beschuldigingen, die gaan onder andere over mensensmokkel waarbij [verdachte] betrokken zou zijn, het aannemen van steekpenningen, misbruik van functie, dus in haar functie, heeft ze gefaald in haar werkzaamheden, een aantal beschuldigingen. Negen in totaal.”
Op de vraag “en jullie van het OM zeggen dat jullie het kunnen hardmaken dat de persoon in kwestie concreet geld heeft aangenomen en jullie weten ook wie het gegeven heeft?” antwoordt de woordvoerder: “Ja, en daarom ook, heeft het OM gisteren ook aangekondigd dat ze het proces beginnen van onteigening van het geld dat volgens het openbaar ministerie mevrouw [verdachte] onrechtmatig heeft verkregen”.
Het Hof stelt vast dat tijdens het gesprek van 11 april 2018, voorafgaand aan de regiezitting van het Gerecht, door de woordvoerder van het openbaar ministerie de naam van de verdachte niet wordt genoemd, en de functie van de verdachte pas nadat de interviewer deze heeft genoemd. De opmerking “ja, het OM zegt dat er voldoende bewijs tegen ze vaststaat” is naar het oordeel van het Hof geen uitlating die de onschuldpresumptie van de verdachte raakt. Dat de woordvoerder van het openbaar ministerie op 12 april 2018 de dag na de regiezitting de naam van de verdachte wel noemt, is niet onzorgvuldig, aangezien de behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting dan inmiddels is aangevangen. Ook de door de woordvoerder van het openbaar ministerie gekozen bewoordingen (“beschuldigingen”) leveren naar het oordeel van het Hof geen inbreuk op de onschuldpresumptie op. Datzelfde geldt voor de bekendmaking dat een ontnemingsprocedure is aangekondigd.
Van een inbreuk op de onschuldpresumptie is naar het oordeel van het Hof derhalve geen sprake.
Ad B. Te lichtzinnig vooronderzoek starten (schending beginsel fair trial).
Volgens de verdachte heeft het Recherche samenwerkingsteam (RST) – en daardoor het openbaar ministerie – de betrouwbaarheid van de anonieme melding niet onderzocht. Door vervolgens toch een vooronderzoek te starten, heeft het openbaar ministerie laakbaar gehandeld.
Het Hof overweegt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een anonieme melding. Daarbij is de feitelijke inhoud van de melding – de mate van concreetheid daarvan en de mogelijkheden van verificatie – van betekenis. In de onderhavige melding de (volledige) namen genoemd van personen die fungeren als rechterhand van de verdachte en als tussenpersoon tussen TO en de Chinese gemeenschap, zodat sprake is geweest van concrete, eenvoudig verifieerbare informatie. Het Hof acht het instellen van een vooronderzoek aan de hand van genoemde informatie daarom niet ontoelaatbaar.
Van een inbreuk op het beginsel van fair trial is naar het oordeel van het Hof derhalve geen sprake.
Ad C. Te lichtzinnig tot vervolging overgaan (schending beginsel fair trail).
Het openbaar ministerie is volgens de verdachte bij het nemen van de vervolgingsbeslissing op basis van een verkeerde interpretatie van het toelatings- en uitzettingsbeleid tot vervolging overgegaan. Aldus heeft het openbaar ministerie deze beslissing te lichtzinnig genomen.
Naar het oordeel van het Hof miskent het verweer dat de vervolgingsbeslissing niet is gestoeld op de interpretatie van toelatings- en uitzettingsbeleid, doch op gedragingen van de verdachte die een redelijk vermoeden van haar schuld aan strafbare feiten opleveren. Het openbaar ministerie heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de gedragingen van de verdachte en anderen, na meldingen van vermeende corruptie en verstrekking van verblijfsvergunningen tegen betalingen. Dit onderzoek heeft ten aanzien van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan strafbare feiten opgeleverd. Het Hof is dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie op basis van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek de strafvervolging van verdachte kon instellen en voortzetten.
Van een inbreuk op het beginsel van fair trial is naar het oordeel van het Hof derhalve geen sprake.
Ad D. Strijd met het willekeurverbod/gelijkheidsbeginsel
De verdachte heeft gesteld dat het openbaar ministerie, door de verdachte wel en anderen niet te vervolgen, heeft gehandeld in strijd met het willekeurverbod c.q. het gelijkheidsbeginsel.
Het Hof overweegt dat het vervolgingsmonopolie van het openbaar ministerie met zich brengt dat het kan besluiten welke zaken wel en welke niet te vervolgen. Slechts wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn, is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Aan het oordeel dat het openbaar ministerie om deze reden in de vervolging van de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard, worden zware motiveringseisen gesteld. Zelfs al zou sprake zijn van het ten onrechte niet vervolgen van derden van wie de gedragingen evenzeer als die van verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, dan leidt dit niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging tegen de verdachte. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is pas sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen.
Naar het oordeel van het Hof is gesteld noch gebleken dat daarvan sprake is.
Van een inbreuk op het willekeurverbod c.q. het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van het Hof derhalve geen sprake.
Ad E. Onthouden ontlastend bewijsmateriaal (schending beginsel equality of arms)
De verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie ontlastend bewijsmateriaal aan het dossier heeft onthouden. De verdachte doelt daarbij op een inbeslaggenomen schrift dat door het openbaar ministerie niet is teruggegeven of in het dossier is gevoegd. Voorts zijn volgens de verdachte niet alle stukken met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde personen steeds aan het dossier toegevoegd.
Het Hof stelt voorop dat het openbaar ministerie verantwoordelijk is voor de samenstelling van de processtukken. Op grond van het relevantiecriterium behoren tot die processtukken alle stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor enige door het Hof in de strafzaak van de verdachte te geven beslissing, zowel in ontlastende als in belastende zin. Het voorgaande neemt niet weg dat de rechter hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het openbaar ministerie alsnog de toevoeging aan het dossier van bepaalde stukken kan gelasten. Wat door de verdachte is aangevoerd – de inbeslagneming van een schrift en het uitblijven van toevoeging van alle stukken met betrekking tot in de tenlastelegging genoemde personen - kan niet leiden tot het oordeel dat het openbaar ministerie het even bedoelde criterium heeft miskend.
Van een inbreuk op het beginsel van fair trial is naar het oordeel van het Hof derhalve geen sprake.
Ad F. Ongeoorloofde pressie op getuigen.Volgens de verdachte zouden diverse getuigen bij de politieverhoren aan ongeoorloofde druk zijn blootgesteld doordat de verhorende verbalisanten:
( a) hen wezen op hun verschoningsrecht voor het geval dat zij in de rol van verdachte zouden belanden,
( b) hen aan langdurige verhoren blootstelden,
( c) op het moment dat een getuige overwoog zich op zijn zwijgrecht te beroepen, die getuige wezen op het belang van de zaak,
( d) mededelingen hebben gedaan met betrekking tot geldende regelgeving die volgens de verdachte niet kloppen, en/of
( e) de raadsman van de verdachte hebben onderbroken toen deze een vraag wilde stellen aan een getuige.
Het Hof is van oordeel dat het verweer kennelijk vooral ziet op de belangen van de getuigen en niet op het belang van de verdachte. De beoordeling door het Hof of ten aanzien van die getuigen in acht te nemen normen zijn geschonden kan in het licht van de onderbouwing van dit onderdeel van het verweer achterwege blijven Voor zover dat immers het geval is, blijkt uit hetgeen is aangevoerd niet dat de verdachte is getroffen in een belang dat die normen beogen te beschermen.
Ad G. ‘Fabriceren’ van bewijsmateriaal.
De verdachte heeft betoogd dat bewijsmateriaal is ‘gefabriceerd’ doordat in diverse processen-verbaal door verbalisanten vermoedens, speculaties, veronderstellingen of conclusies zijn opgenomen. Volgens de verdachte is dit niet toegelaten en zijn genoemde vermoedens, speculaties, veronderstellingen of conclusies bovendien onjuist. Daarnaast voert de verdachte aan dat in diverse processen-verbaal wordt uitgegaan van verkeerde interpretaties van met name het toelatings- en uitzettingsbeleid.
Het Hof overweegt ten aanzien van dit verweer dat, wat er ook zij van de juistheid van wat door verdachte is aangevoerd over de in het algemeen aan de inhoud van processen-verbaal te stellen eisen, het verweer de voor respons door het Hof noodzakelijke precisie ontbeert. Daarbij komt dat aan verdachte het vanzelfsprekende recht toekomt de in die processen-verbaal gerelateerde inhoud te betwisten. Van dat recht heeft verdachte, in aanmerking genomen (het volume van) de door haar in het geding gebrachte stukken, in zeer ruime mate gebruik gemaakt.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande verwerpt het Hof dit verweer in al zijn onderdelen en is het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting en voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
Feit 1. MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossier ([naam zaaksdossier 1]) (A)
dat zij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen,
immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) ten aanzien van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] niet voldoet/voldoen aan de voorwaarden voor (verlenging van) een verblijfsvergunning (voor onbepaalde tijd) en/of een renteniersvergunning en/of een vergunning met als doel gezinshereniging, in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte en/of versneld die vergunning(en) doen opmaken en /of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft/is zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
  • (op of omstreeks 23 september 2016) ten behoeve van [persoon 1] en/of [persoon 3] een bedrag van NAF. 76.457,24, althans een geldbedrag, gestort op de (bank)rekening van die [persoon 1] (, die (toen) als aannemer voor haar, verdachte, werkzaam was) en/of (op of omstreeks 29 oktober 2016 en/of 11 januari 2017) een of meer geldbedragen ter beschikking gesteld van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] (ten behoeve van het verkrijgen van een bankverklaring teneinde te kunnen aantonen dat hij/zij beschikte(n) over voldoende middelen van bestaan), en/of,
  • aan medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie medegedeeld en/of geïnstrueerd dat een bankverklaring voldoende is om aan te tonen dat (een) aanvrager(s) beschikt/beschikken over voldoende middelen van bestaan, en/of,
  • behulpzaam geweest bij het opstellen en/of indienen van (een) bezwaarschrift(en)/bezwaar tegen de afwijzing van de vergunnings(verlengings)aanvra(a)g(en) en/of tegen de toekenning van een vergunning voor bepaalde tijd (in plaats van een vergunning tot onbepaalde tijd) van die [persoon 1] en/of [persoon 3], en/of dit/die bezwaarschrift(en)/bezwaar opgesteld en/of ingediend, en/of
  • dat/die bezwaarschrift(en)/bezwaar van [persoon 1] en/of [persoon 3] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte gegrond laten verklaren door (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, en/of
  • aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen en/of (het/de) bezwaarschrift(en)/bezwa(a)ren van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of het positief beslissen op die aanvra(a)g(en) en/of bezwaarschrift(en)/bezwa(a)ren, en/of
  • (per beschikking d.d. 15 februari 2017) ten behoeve van die [persoon 1] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor onbepaalde tijd doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende/vermoedende dat hij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en een (onafgebroken) rechtmatig verblijf op Curaçao voor de duur van tien jaren, en/of
  • (per beschikking d.d. 28 september 2016) ten behoeve van die [persoon 3] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning in verband met gezinshereniging doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarden hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan (en de vergunningsaanvraag (mede) om die eerder (op 17 mei 2016) was afgewezen), en/of
  • (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017) ten behoeven van die [persoon 2] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) renteniersvergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat hij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of het niet verrichten van werkzaamheden, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of heeft laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
(art. 2:354 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3. MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossier ([naam zaaksdossier 2]) (B)
dat zij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van januari 2015 tot en met 26 juni 2017, althans april 2016 tot en met juni 2017 in Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, (telkens) opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of anderen en/of zichzelf en/of haar mededaders verkregen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) – (mede) ten behoeve van en/of op verzoek van en/of via [persoon 4] en/of [persoon 5] – ten aanzien van [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of een of meer andere door die [persoon 4] en/of [persoon 5] voorgedragen vreemdeling(en) (van Chinese afkomst)(zich bevindend op door hen aan verdachte en/of haar mededader(s) afgegeven lijsten), van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of die andere vreemdeling(en) (van Chinese afkomst) niet in aanmerking komt/komen voor een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd,
versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen:
  • lijsten met namen/gegevens van vergunningaanvragers, afkomstig van die [persoon 4] en/of die [persoon 5], in ontvangst genomen en/of doen nemen, en/of
  • die [persoon 4] en/of [persoon 5] ten aanzien van ingediende vergunnings(verlengings)aanvragen die waren afgewezen, geadviseerd om nieuwe aanvragen in te dienen en/of (in strijd met de waarheid) aan te geven dat de aanvragen zoek waren geraakt, en/of
  • die [persoon 4] en/of [persoon 5] geadviseerd om ten aanzien van aanvragers van renteniersvergunningen tijdelijk geld op hun bankrekeningen te (doen) plaatsen teneinde aan te kunnen tonen (tijdelijk) (middels bankverklaring) te beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of aan medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie medegedeeld en/of geïnstrueerd dat een bankverklaring voldoende is om aan te tonen dat (een) (aanvrager(s) beschikt/beschikken over voldoende middelen van bestaan, en/of,
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan een of meer medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van die [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of die andere (zich op die lijsten bevindende) vreemdeling(en), waaronder het met spoed of versneld behandelen van de aanvra(a)g(en), het opnieuw in behandeling nemen van eerder afgewezen aanvragen (zonder dat er bezwaar was ingediend) en/of het positief beslissen daarop,
  • (per beschikking d.d. 19 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning ten behoeve van [persoon 6] (geldig tot 18 juni 2018) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat de onderliggende aanvraag onvolledig was ingevuld, en/of zij niet voldeed aan alle voorwaarden, en/of
  • (in mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning (geldig tot 24 mei 2018) ten behoeve van [persoon 7] doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan (,terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op of rond 1 februari 2017) was afgewezen), en/of
  • (per beschikking d.d. 29 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging ten behoeve van [persoon 8] doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of de toelatingsvoorwaarden betreffende het verblijfsdoel(, terwijl die aanvraag (tweemaal) eerder op (mede) op die gronden was afgewezen (op 27 augustus 2016 en/of 19 mei 2017)), en/of
  • (per beschikking d.d. 23 januari 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder ten behoeve van [persoon 9] doen opmaken en/of doen verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/ vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en het uitlandigheidsvereiste (,terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op 10 januari 2017) was afgewezen) en/of
  • ten aanzien van die andere (zich op genoemde lijst(en) bevindende) vreemdeling(en) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, waaronder (een groot aantal) renteniersvergunning(en), wetende/vermoedende dat genoemde vreemdeling(en) niet voldeden aan de voorwaarden voor die vergunning (te weten (onder meer) het niet verrichten van werkzaamheden) en/of voor toelating op Curaçao, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
(art. 2:354 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4. MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossier ([naam zaaksdossier 3]) (D)
dat zij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017 in Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice TO, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/ of [persoon 13] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers heeft zij, , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
((mede) ten behoeve van die [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam]) en/of haarzelf en/of haar familie)
ten aanzien van genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] ([persoon 12] en [persoon 13] zijnde familie), van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat die [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] niet voldoet/voldoen aan een of meer voorwaarden voor een vergunning voor bepaalde tijd,
versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) heeft doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie – tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan medewerkers van de Toelatingsorganisatie om (versneld en/of met spoed) handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)-aanvragen van [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of positief daarop te beslissen, en/of
  • nagelaten daarbij aan te geven dat die [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] (mede) werkzaamheden in de bouw voor haar –verdachte- zouden gaan verrichten, en/of
  • (een) vliegticket(s) van Venezuela naar Curaçao van/voor die [persoon 12] en/of [persoon 13] betaald;
  • voor [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en ten behoeve van het verkrijgen van (een) verblijfsvergunning(en) voor genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] een motiveringsbrief aan de Minister van Justitie opgesteld welke niet op de waarheid berust, en/of
  • genoemde [persoon 10] geadviseerd over de juiste wijze van formulering en indiening van de aanvragen voor (een) tewerkstellingsvergunning(en) voor genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en daartoe geïnformeerd bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (waarna verdachte [persoon 10] adviseerde hun beroep in strijd met de waarheid aan te duiden als ‘natuursteenbewerker’), en/of
  • (per beschikking(en) d.d. 21 april 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) vergunning(en) voor bepaalde tijd, te weten (een) vergunning(en) kort verblijf met doel arbeid, ten behoeve van die [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] doen opmaken en/of doen verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende dat deze/zij niet voldoet/voldoen aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten (onder meer) het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over een tewerkstellingsvergunning en/of het verrichten van werk in overeenstemming met de vergunning, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
(art. 2:354 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5. MENSENSMOKKEL (Zaaksdossier ([naam zaaksdossier 3]) (D)
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017, althans in de periode 20 tot en met 24 april 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer ander(en), te weten [persoon 12] en/ of [persoon 13] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Curaçao, terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander(en) daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededaders(s)
  • (via (een) familielid/familieleden) met/voor die [persoon 12] en/ of [persoon 13], (telefonisch) gesprekken gevoerd over de komst van die [persoon 12] en/ of [persoon 13] naar Curaçao, en/of
  • (met dat/die familielid/-leden) overleg gevoerd over de wijze waarop die [persoon 12] en/of [persoon 13] naar Curaçao dienden te reizen en hetgeen zij dienden aan te voeren bij de immigratiedienst, en/of
  • (een) vliegticket(s) van Venezuela naar Curaçao betaald en/of geregeld voor die [persoon 12] en/of [persoon 13]; en/of
  • ervoor gezorgd dat hun aanvragen tot verblijf zijn toegekend terwijl zij niet aan de voorwaarden als vereist in wet- en regelgeving voldeden,
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie en/of medewerker(s) van de toelatingsorganisatie,
(art. 2:154 lid 1 onder a en lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Feit 6. NALATEN GEGEVENS TE VERSTREKKEN EN/OF VERSTREKKEN ONJUISTE GEGEVENS (Zaaksdossier ([naam zaaksdossier 3]) (D)
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017, althans in de periode 20 tot en met 24 april 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken
en/of opzettelijk, anders dan door valsheid in geschrifte, niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt, ter bevoordeling van zichzelf of een ander, te weten [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en/of [persoon 11] en/of en/of [persoon 12] en/ of [persoon 13],
immers heeft zij
  • nagelaten aan [medewerker 1] en/of [medewerker 2], medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, en/of (een) ander(en) mede te delen dat genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] (meteen na aankomst op Curaçao) (ook) voor haar, verdachte, (in de bouw) zouden komen werken, en/of
  • nagelaten mee te delen dat [persoon 11] op Curaçao reeds werkzaamheden verrichtte, en/of
  • nagelaten in een door haar, verdachte, voor [persoon 10] opgestelde, aan de Minister van Justitie gerichte motiveringsbrief (d.d. 19 april 2017), te vermelden dat genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] (meteen na aankomst op Curaçao) (ook) voor haar, verdachte, (in de bouw) zouden komen werken; en/of
  • (in strijd met de waarheid) medegedeeld aan genoemde [medewerker 1] dat de werkgever (zijnde [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam]) genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] met spoed nodig had om te werken in de bouw; en/of
  • (in strijd met de waarheid) in een door haar, verdachte, voor [persoon 10] opgestelde aan de Minister van Justitie gerichte motiveringsbrief (d.d. 19 april 2017) vermeld dat die [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] zouden worden ingezet in grootschalige bouwprojecten en/of daarom met spoed nodig waren en/of in de eerste zes maanden slechts enkele diensten zouden verrichten ten behoeve van die bouwprojecten,
wetende en/of redelijkerwijs vermoedende dat die niet of onjuist verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van eens anders recht op een verstrekking of een tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur daarvan,
immers voor de vaststelling of al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor verblijfsvergunning(en) voor toelating op Curaçao,
(art. 2:187 en 2:188 Wetboek van Strafrecht)
Feit 7. MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossiers ([naam zaaksdossier 4]) (E, F)
dat zij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 januari 2017 in Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar, immers werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, (telkens) opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [persoon 14] en/of [persoon 15] en/of [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) - (mede) ten behoeve van (haar kennis(sen)) [persoon 14] en/of [persoon 15] - ten aanzien van die [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18], van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat die [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18], niet in aanmerking komt/komen voor (een) vergunning(en) voor bepaalde tijd, versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen:
  • die [persoon 14] geadviseerd ten aanzien van de te volgen procedure, waaronder het gescheiden van elkaar indienen van vergunningsaanvragen ten aanzien van [persoon 16] en diens echtgenote/partner ([partner persoon 16]) en/of het ‘timen’ van het moment van binnenkomst te Curaçao (ten aanzien van [persoon 17]), en/of
  • aan die [persoon 15] toegezegd dat zij de vergunningsaanvraag voor [persoon 18] met voorrang zou behandelen en zou doen verstrekken, en/of
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan medewerkers van de Toelatingsorganisatie om handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunningsaanvragen van die [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of deze met voorrang en/of versneld te behandelen en/of positief op de aanvra(a)g(en) te beslissen, en/of
  • (ten behoeve van [persoon 18]) aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie een motivering (per email) gegeven voor het niet voldoen aan het uitlandigheidsvereiste, en/of
  • ten aanzien van [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd met als doel arbeid doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt terwijl deze zich illegaal op Curaçao bevond en/of niet voldeed aan het uitlandigheidsvereiste en daar geen dispensatie voor was verleend en/of niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning (doch wel werkzaamheden verrichtte), en/of
  • ten aanzien van [persoon 17] (per beschikking d.d. 20 december 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd, te weten (een) vergunning(en) kort verblijf met doel arbeid, doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt terwijl de onderliggende aanvraag hiertoe onjuist en/of onvolledig was ingevuld en/of het doel van verblijf onduidelijk was en/of zij niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning; en/of
  • [persoon 18] (per beschikking d.d. 12 december 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd met als doel arbeid doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, terwijl deze niet voldeed aan het uitlandigheidsvereiste en daar geen dispensatie voor was verleend en/of de onderliggende aanvraag onduidelijk en/of onvolledig was gemotiveerd,
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
(art. 2:354 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)
Feit 8. UITLOKKING VALSHEID IN GESCHRIFTE (Zaaksdossier [naam zaaksdossier 5])
dat zij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) ander(en), te weten (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, door misbruik van gezag (als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie) en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen, heeft bewogen tot het plegen van een strafbaar feit, namelijk:
het opzettelijk valselijk opmaken van (een) verblijfsvergunning(en) (, valsheid in geschifte), zijnde die verblijfsvergunning(en) (een) geschrift(en) die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, zulks met het oogmerk om dat geschrift/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, immers heeft zij met dat opzet toen en daar, als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, (telkens) (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk verzocht en/of opgedragen aanvragen voor (de verlenging van) verblijfsvergunning(en) (versneld) in behandeling te nemen en/of (een) reeds afgewezen aanvra(a)g(en) opnieuw in behandeling te nemen en/of (versneld) positief op die aanvragen te beslissen, wetende dat niet voldaan is aan de (en/of een aantal) voorwaarde(n) om in aanmerking te komen voor die verblijfsvergunning(en), immers heeft zij die medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie in strijd met de regelgeving en/of de waarheid en/of ten onrechte (een) vergunning(en) voor (on)bepaalde tijd doen opmaken en/of verstrekken ten behoeve van:
  • [persoon 1] (per beschikking d.d. 15 februari 2017, vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd), en/of
  • [persoon 3] (per beschikking d.d. 28 september 2016, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 2] (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 7] (per beschikking in mei 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 8] (per beschikking d.d. 29 mei 2017, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 9] (per beschikking d.d. 6 juni 2017, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder) , en/of
  • [persoon 11] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 12] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 13] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid), en/of
  • [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) voor arbeid),
bestaande dat valselijk opmaken en/of de valsheid hierin dat voornoemd(e) geschrift(en) in strijd met de waarheid vermeldt/vermelden dat die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 16] heeft/hebben aangetoond over voldoende geldelijke middelen van bestaan te beschikken en/of te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor (het betreffende verblijfsdoel voor) toelating tot Curaçao,
(art. 2:184 lid 2 jo art. 1:123 lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
EN/OF
(MEDE)PLEGEN VALSHEID IN GESCHRIFTE
dat zij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) verblijfsvergunning(en), zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, zulks met het oogmerk om dat geschrift/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, immers heeft/hebben zij verdachte - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de regelgeving en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven (een) vergunning(en) voor (on)bepaalde tijd opgemaakt en/of verstrekt door medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, ten behoeve van:
  • [persoon 1] (per beschikking d.d. 15 februari 2017, vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd), en/of
  • [persoon 3] (per beschikking d.d. 28 september 2016, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 2] (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 7] (per beschikking in mei 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 8] (per beschikking d.d. 29 mei 2017, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 9] (per beschikking d.d. 6 juni 2017, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder) , en/of
  • [persoon 11] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 12] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 13] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid), en/of
  • [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) voor arbeid),
bestaande die valsheid hierin dat voornoemd(e) geschrift(en) in strijd met de waarheid vermeldt/ vermelden dat die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 16] heeft/hebben aangetoond over voldoende geldelijke middelen van bestaan te beschikken en/of te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor (het betreffende verblijfsdoel voor) toelating tot Curaçao,
(art. 2:184 lid 2 jo art. 1:123 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)
Feit 9: MISBRUIK VAN FUNCTIE (Zaaksdossier [naam zaaksdossier 6])
dat zij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 18 juni 2017 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie voordeel voor [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers is/heeft zij tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met dat opzet ten behoeve van die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] (telkens):
  • behulpzaam geweest bij het (versneld) opstellen en/of indienen van (een) vergunnings(verlengings)aanvra(a)g(en) ten behoeve van (verlengings)vergunning(en) (voor onbepaalde tijd) met als doel rentenier en/of (verlengings)vergunning(en) met als doel gezinshereniging, wetende/ vermoedende dat niet voldaan werd aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of het niet (/slechts) verrichten van werkzaamheden (na voorafgaande toestemming van de Toelatingsorganisatie), en/of
  • ten behoeve van die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] een bedrag van NAF. 2505,60, althans een geldbedrag, (doen) beta(a)l(d)en en/of voorgeschoten (met haar bankpas) ter betaling leges door (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie (ten behoeve van het indienen van die vergunnings(verlengings)aanvra(a)g(en)), en/of
  • aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk (een) opdracht(en) gegeven en/of verzoek(en) gedaan om (versneld) handelingen te verrichten ten aanzien van de vergunnings(verlengings)aanvragen van die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] en/of het positief beslissen op die aanvra(a)g(en), en/of
  • (op 20, 21, 22 en 23 juni 2017) (bij “[zaaknaam]” en/of bij de woning van haar moeder) (een) persoonlijk(e) gesprek(ken) gevoerd met die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] (met betrekking tot vergunnings(verlengings)aanvragen)) en/of (een) stuk(ken) ten behoeve van die aanvra(a)g(en) persoonlijk heeft overhandigd aan die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] en/of persoonlijk in ontvangst genomen, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of heeft laten doen en/of nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen.
(art. 2:354 jo artikel 1:123 Wetboek van Strafrecht)
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste is gelegd, met dien verstande:
Feit 1.
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
voordeel voor [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen,
immersis/heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) ten aanzien van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] niet voldoet/voldoen aan de voorwaarden voor (verlenging van) een verblijfsvergunning (voor onbepaalde tijd) en/of een renteniersvergunning en/of een vergunning met als doel gezinshereniging, in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte en/of versneld die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft/is zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
  • (op of omstreeks 23 september 2016) ten behoeve van [persoon 1] en/of [persoon 3] een bedrag van NAF. 76.457,24, althans een geldbedrag, gestort op de (bank)rekening van die [persoon 1] (, die (toen) als aannemer voor haar, verdachte, werkzaam was) en/of (op of omstreeks 29 oktober 2016 en/of 11 januari 2017) een of meer geldbedragen ter beschikking gesteld van [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] (ten behoeve van het verkrijgen van een bankverklaring teneinde te kunnen aantonen dat hij/zij beschikte(n) over voldoende middelen van bestaan), en
    /of,
  • aan medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie medegedeeld en/of geïnstrueerd dat een bankverklaring voldoende is om aan te tonen dat (een) aanvrager(s) beschikt/beschikken over voldoende middelen van bestaan, en/of,
  • behulpzaam geweest bij het opstellen en/of indienen van (een) bezwaarschrift(en)/bezwaar tegen de afwijzing van de vergunnings(verlengings)aanvra(a)g(en) en/of tegen de toekenning van een vergunning voor bepaalde tijd (in plaats van een vergunning tot onbepaalde tijd) van die [persoon 1] en/of [persoon 3], en/of dit/die bezwaarschrift(en)/bezwaar opgesteld en/of ingediend, en/of
  • een/diebezwaarschrift
    (en)/bezwaar van [persoon 1]
    en/of [persoon 3] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechtegegrond
    heeftlaten verklaren door (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie,
    en/of
  • aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk opdrachten
  • (per beschikking d.d. 15 februari 2017) ten behoeve van die [persoon 1] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor onbepaalde tijd doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende/vermoedende dat hij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en een (onafgebroken) rechtmatig verblijf op Curaçao voor de duur van tien jaren, en/of
  • (per beschikking d.d. 28 september 2016) ten behoeve van die [persoon 3] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning in verband met gezinshereniging doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarden hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan (en de vergunningsaanvraag (mede) om die eerder (op 17 mei 2016) was afgewezen), en/of
  • (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017) ten behoeven van die [persoon 2] in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) renteniersvergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat hij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of het niet verrichten van werkzaamheden, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie
    ) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten
    toezicht te houden op de naleving vanhet bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde
    en/of deze Landsverordeningtoe te passen
    ,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of heeft laten doen en/of nagelaten iets te doenten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
Feit 3.
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in
of omstreeksde periode van januari 2015 tot en met 26 juni 2017,
althans april 2016 tot en met juni 2017in Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie,
(telkens
)opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
voordeel voor [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of anderen en/of zichzelf en/of haar mededaders verkregen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (mede) ten behoeve van en/of op verzoek van en/of via [persoon 4] en/of [persoon 5] ten aanzien van [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of een of meer andere door die [persoon 4] en/of [persoon 5] voorgedragen vreemdeling(en) (van Chinese afkomst)(zich bevindend op door hen aan verdachte en/of haar mededader(s) afgegeven lijsten), van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of die andere vreemdeling(en) (van Chinese afkomst) niet in aanmerking komt/komen voor een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd,
versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen:
  • lijsten met namen/gegevens van vergunningaanvragers, afkomstig van die [persoon 4] en/of die [persoon 5], in ontvangst genomen en/of doen nemen, en/of
  • die [persoon 4] en/of [persoon 5] ten aanzien van ingediende vergunnings(verlengings)aanvragen die waren afgewezen, geadviseerd om nieuwe aanvragen in te dienen en/of (in strijd met de waarheid) aan te geven dat de aanvragen zoek waren geraakt,en
    /of
  • die [persoon 4] en/of [persoon 5] geadviseerd om ten aanzien van aanvragers van renteniersvergunningen tijdelijk geld op hun bankrekeningen te (doen) plaatsen teneinde aan te kunnen tonen (tijdelijk) (middels bankverklaring) te beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of aan medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie medegedeeld en/of geïnstrueerd dat een bankverklaring voldoende is om aan te tonen dat (een) (aanvrager(s) beschikt/beschikken over voldoende middelen van bestaan, en/of,
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten
  • (per beschikking d.d. 19 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning ten behoeve van [persoon 6] (geldig tot 18 juni 2018) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat de onderliggende aanvraag onvolledig was ingevuld, en/of zij niet voldeed aan alle voorwaarden, en/of
  • (in mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een renteniersvergunning (geldig tot 24 mei 2018) ten behoeve van [persoon 7] doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan (,terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op of rond 1 februari 2017) was afgewezen), en/of
  • (per beschikking d.d. 29 mei 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging ten behoeve van [persoon 8] doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt wetende/vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over voldoende middelen van bestaan en/of de toelatingsvoorwaarden betreffende het verblijfsdoel(, terwijl die aanvraag (tweemaal) eerder op (mede) op die gronden was afgewezen (op 27 augustus 2016 en/of 19 mei 2017)), en/of
  • (per beschikking d.d. 23 januari 2017) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder ten behoeve van [persoon 9] doen opmaken en/of doen verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, wetende/ vermoedende dat zij niet voldeed aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten het beschikken over voldoende middelen van bestaan en het uitlandigheidsvereiste (,terwijl de eerste aanvraag voor dezelfde vergunning (mede) op die gronden (op 10 januari 2017) was afgewezen) en/of
  • ten aanzien van die andere (zich op genoemde lijst(en) bevindende) vreemdeling(en) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte (een) vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, waaronder (een groot aantal) renteniersvergunning(en), wetende/vermoedende dat genoemde vreemdeling(en) niet voldeden aan de voorwaarden voor die vergunning (te weten (onder meer) het niet verrichten van werkzaamheden) en/of voor toelating op Curaçao, en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doenten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
Feit 4.
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in
of omstreeksde periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice TO, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
voordeel voor [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
((mede) ten behoeve van [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam]) en/of haarzelf en/of haar familie)
ten aanzien van genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] ([persoon 12] en [persoon 13] zijnde familie), van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat die [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] niet voldoet/voldoen aan een of meer voorwaarden voor een vergunning voor bepaalde tijd,
versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) heeft doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie – tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten
  • heeftnagelaten daarbij aan te geven dat die [persoon 11] en
    /of[persoon 12] en
    /of[persoon 13] (mede) werkzaamheden in de bouw voor haar –verdachte- zouden gaan verrichten, en
    /of
  • (een)vliegticket
    (s
    )van Venezuela naar Curaçao
    van/voor die [persoon 12] en
    /of[persoon 13]
    heeftbetaald;
  • voor [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en ten behoeve van het verkrijgen van
  • genoemde [persoon 10] geadviseerd over de juiste wijze van formulering en indiening van de aanvragen voor (een) tewerkstellingsvergunning(en) voor genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en daartoe geïnformeerd bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (waarna verdachte [persoon 10] adviseerde hun beroep in strijd met de waarheid aan te duiden als ‘natuursteenbewerker’), en/of
  • (per beschikking
    (en
    )d.d. 21 april 2017
    )versneld en
    /of in strijd met de regelgeving en/often onrechte
    (een)vergunning
    (en
    )voor bepaalde tijd, te weten
    (een)vergunning
    (en
    )kort verblijf met doel arbeid, ten behoeve van die [persoon 11] en
    /of[persoon 12] en
    /of[persoon 13]
    heeftdoen opmaken
    en/of doen verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrektwetende dat
    deze/zij niet
    voldoet/voldoen aan de voorwaarde(n) hiertoe, te weten (onder meer) het uitlandigheidsvereiste en/of het beschikken over een tewerkstellingsvergunning en/of het
    gaanverrichten van werk in overeenstemming met de vergunning
    , en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doenten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
Feit 5.
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017,
althans in de periode 20 tot en met 24 april 2017te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerander
(en
), te weten [persoon 12] en
/of[persoon 13] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Curaçao, terwijl zij verdachte,
en/of haar mededader(s)wist
(en) of ernstige redenen had(den) te vermoedendat de aanwezigheid van die ander
(en
)daar wederrechtelijk was, immers heeft
/hebbenzij, verdachte
en/of haar mededaders(s)
  • (via
    (een
    )familielid
    /familieleden) met/voor die [persoon 12] en
    /of[persoon 13],
    (telefonisch
    )gesprekken gevoerd over de komst van die [persoon 12] en
    /of[persoon 13] naar Curaçao, en
    /of
  • (met dat
    /diefamilielid
    /-leden) overleg gevoerd over de wijze waarop die [persoon 12] en
    /of[persoon 13] naar Curaçao dienden te reizen en hetgeen zij dienden aan te voeren bij de immigratiedienst, en
    /of
  • (een)vliegticket
    (s
    )van Venezuela naar Curaçao betaald en/of geregeld voor die [persoon 12] en
    /of[persoon 13]; en
    /of
  • ervoor gezorgd dat hun aanvragen tot verblijf zijn toegekend terwijl zij niet aan de voorwaarden als vereist in wet- en regelgeving voldeden,
terwijl dit
/diefeit
(en)werd
(en)begaan in de uitoefening van haar
en/of haar mededader(s)ambt
of beroepals hoofd/directrice Toelatingsorganisatie
en/of medewerker(s) van de toelatingsorganisatie,
Feit 6.
dat zij in de periode 3 april 2017 tot en met 26 juni 2017,
althans in de periode 20 tot en met 24 april 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken en/ofopzettelijk, anders dan door valsheid in geschrift, niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt, ter bevoordeling van zichzelf of een ander, te weten [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam] en
/of[persoon 11] en
/of en/of[persoon 12] en
/of[persoon 13],
immers heeft zij
  • nagelaten aan [medewerker 1] en/of [medewerker 2], medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, en/of (een) ander(en) mede te delen dat genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] (meteen na aankomst op Curaçao) (ook) voor haar, verdachte, (in de bouw) zouden komen werken, en/of
  • nagelaten mee te delen dat [persoon 11] op Curaçao reeds werkzaamheden verrichtte, en/of
  • nagelaten in een door haar, verdachte, voor [persoon 10] opgestelde, aan de Minister van Justitie gerichte motiveringsbrief (d.d. 19 april 2017), te vermelden dat genoemde [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] (meteen na aankomst op Curaçao) (ook) voor haar, verdachte, (in de bouw) zouden komen werken; en/of
  • (in strijd met de waarheid) medegedeeld aan genoemde [medewerker 1] dat de werkgever (zijnde [persoon 10] en/of [bedrijfsnaam]) genoemde [persoon 11] en
  • (in strijd met de waarheid) in een door haar, verdachte, voor [persoon 10] opgestelde aan de Minister van Justitie gerichte motiveringsbrief (d.d. 19 april 2017) vermeld dat die [persoon 11] en
wetende
en/of redelijkerwijs vermoedende dat die
niet ofonjuist verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van eens anders recht op een verstrekking of een tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur daarvan,
immers voor de vaststelling of al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor verblijfsvergunning
(en
)voor toelating op Curaçao,
Feit 7.
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 januari 2017 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,als ambtenaar, immers werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie,
(telkens
)opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
voordeel voor [persoon 14] en/of [persoon 15] en/of [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers heeft zij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) - (mede) ten behoeve van (haar kennis(sen)) [persoon 14] en/of [persoon 15] - ten aanzien van die [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18], van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat die [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18], niet in aanmerking komt/komen voor (een) vergunning(en) voor bepaalde tijd, versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte die vergunning(en) doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, immers heeft zij met dat opzet toen en daar - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie -, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen:
  • [persoon 14]
  • aan [persoon 15]
  • mondeling en/of schriftelijk opdrachten
  • (ten behoeve van [persoon 18]
    )aan (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie een motivering (per email)
    heeftgegeven voor het
    toestaan van een uitzondering ophet uitlandigheidsvereiste,
    en/of
  • ten aanzien van [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd met als doel arbeid doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt terwijl deze zich illegaal op Curaçao bevond en/of niet voldeed aan het uitlandigheidsvereiste en daar geen dispensatie voor was verleend en/of niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning (doch wel werkzaamheden verrichtte), en/of
  • ten aanzien van [persoon 17] (per beschikking d.d. 20 december 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd, te weten (een) vergunning(en) kort verblijf met doel arbeid, doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt terwijl de onderliggende aanvraag hiertoe onjuist en/of onvolledig was ingevuld en/of het doel van verblijf onduidelijk was en/of zij niet beschikte over een tewerkstellingsvergunning; en/of
  • [persoon 18] (per beschikking d.d. 12 december 2016) versneld en/of in strijd met de regelgeving en/of ten onrechte een vergunning voor bepaalde tijd met als doel arbeid doen opmaken en/of verstrekken en/of opgemaakt en/of verstrekt, terwijl deze niet voldeed aan het uitlandigheidsvereiste en daar geen dispensatie voor was verleend en/of de onderliggende aanvraag onduidelijk en/of onvolledig was gemotiveerd,
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of laten doen en/of nagelaten iets te doenten einde enige voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
(art. 2:354 jo art. 1:123 Wetboek van Strafrecht)
Feit 8.
dat zij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) ander(en), te weten (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, door misbruik van gezag (als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie) en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen, heeft bewogen tot het plegen van een strafbaar feit, namelijk:
het opzettelijk valselijk opmaken van (een) verblijfsvergunning(en) (, valsheid in geschifte), zijnde die verblijfsvergunning(en) (een) geschrift(en) die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, zulks met het oogmerk om dat geschrift/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, immers heeft zij met dat opzet toen en daar, als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, (telkens) (een) medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie mondeling en/of schriftelijk verzocht en/of opgedragen aanvragen voor (de verlenging van) verblijfsvergunning(en) (versneld) in behandeling te nemen en/of (een) reeds afgewezen aanvra(a)g(en) opnieuw in behandeling te nemen en/of (versneld) positief op die aanvragen te beslissen, wetende dat niet voldaan is aan de (en/of een aantal) voorwaarde(n) om in aanmerking te komen voor die verblijfsvergunning(en), immers heeft zij die medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie in strijd met de regelgeving en/of de waarheid en/of ten onrechte (een) vergunning(en) voor (on)bepaalde tijd doen opmaken en/of verstrekken ten behoeve van:
  • [persoon 1] (per beschikking d.d. 15 februari 2017, vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd), en/of
  • [persoon 3] (per beschikking d.d. 28 september 2016, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 2] (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 7] (per beschikking in mei 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 8] (per beschikking d.d. 29 mei 2017, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 9] (per beschikking d.d. 6 juni 2017, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder) , en/of
  • [persoon 11] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 12] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en/of
  • [persoon 13] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid), en/of
  • [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) voor arbeid),
bestaande dat valselijk opmaken en/of de valsheid hierin dat voornoemd(e) geschrift(en) in strijd met de waarheid vermeldt/vermelden dat die [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 16] heeft/hebben aangetoond over voldoende geldelijke middelen van bestaan te beschikken en/of te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor (het betreffende verblijfsdoel voor) toelating tot Curaçao,
(art. 2:184 lid 2 jo art. 1:123 lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
EN/OF
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in de periode van 12 december 2015 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao meermalen
, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)opzettelijk
(een)verblijfsvergunning
(en
), zijnde
(een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, zulks met het oogmerk om
dat geschrift/die geschriften
als echt en onvervalst te gebruiken ofdoor
(een)ander
(en
)te doen gebruiken, immers heeft
/hebbenzij verdachte - als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie,
en/of haar mededader(s) valselijk en/ofin strijd met de regelgeving en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven
(een)vergunning
(en
)voor
(on)bepaalde tijd
doen opmakenopgemaakt en/of verstrektdoor medewerker(s) van de Toelatingsorganisatie, ten behoeve van:
  • [persoon 1] (per beschikking d.d. 15 februari 2017, vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd), en/of
  • [persoon 3] (per beschikking d.d. 28 september 2016, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 2] (per beschikking(en) d.d. 4 augustus 2016 en/of d.d. 6 juni 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 7] (per beschikking in mei 2017, renteniersvergunning), en/of
  • [persoon 8] (per beschikking d.d. 29 mei 2017, vergunning tot verblijf met als doel gezinshereniging), en/of
  • [persoon 9] (per beschikking d.d. 6 juni 2017, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) als kapitaalkrachtige investeerder) , en/of
  • [persoon 11] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en
  • [persoon 12] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid) en
  • [persoon 13] (per beschikking d.d. 21 april 2016, vergunning kort verblijf met als doel arbeid),
  • [persoon 16] (per beschikking d.d. 4 november 2016, vergunning tot kort verblijf (4 maanden) voor arbeid),
bestaande die valsheid hierin dat voornoemd
(e
)geschrift
(en
)in strijd met de waarheid
vermeldt/vermelden dat die
[persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of[persoon 11] en
/of[persoon 12] en
/of[persoon 13]
en/of [persoon 16] heeft/hebben aangetoond
over voldoende geldelijke middelen van bestaan te beschikken en/ofte voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor (het betreffende verblijfsdoel voor) toelating tot Curaçao,
Feit 9:
dat zij
(op verschillende tijdstippen)in de periode van 18 juni 2017 tot en met 26 juni 2017 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)als ambtenaar, werkzaam als hoofd/directrice van de Toelatingsorganisatie, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie
voordeel voor [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] en/of haarzelf en/of haar mededaders heeft verkregen, immers is/heeft zij tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met dat opzet ten behoeve van die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] (telkens):
  • behulpzaam
  • ten behoeve van
  • aan
  • (op 20, 21, 22 en 23 juni 2017
    )(bij “[zaaknaam]” en/of bij de woning van haar moeder)
    (een)persoonlijk
    (e
    )gesprek
    (ken
    )heeftgevoerd met die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21]
    (met betrekking tot vergunnings(verlengings)aanvragen
    ))en
    /of(een) stuk(ken) ten behoeve van die aanvra(a)g(en) persoonlijk heeft overhandigd aan die [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] en
    /ofpersoonlijk in ontvangst genomen
    , en/of
  • (als hoofd/directrice Toelatingsorganisatie) ten behoeve van haar eigen belang en/of het belang van (een) ander(en) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening Toelating en Uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toe te passen,
in elk geval (telkens) iets gedaan en/of heeft laten doen en/of nagelaten iets te doenten einde enig voordeel voor zichzelf en/of (een) ander(en) te verkrijgen.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging (voor zover bewezen verklaard) voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Artikel 2:354 Sr: misbruik van functie - handelen in strijd met de wet?
Het zwaartepunt van de beschuldiging in deze strafzaak, te weten de feiten ten laste gelegd onder 1, 3, 4, 7 en 9, betreft overtreding van art. 2:354 Sr: misbruik van functie. Art. 2:354 Sr luidt: “De ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
Misbruik van functie betreft een gedraging die sinds de invoering van het Curaçaose Wetboek van Strafrecht als misdrijf strafbaar is gesteld. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de bepaling is geïnspireerd door het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (Trb. 2004, 11 en Trb. 2005, 244), meer in het bijzonder door artikel 19 van dat verdrag: "Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris bij de uitoefening van zijn of haar functie teneinde een onverschuldigd voordeel te verkrijgen voor de functionaris zelf of voor een andere persoon of entiteit."
Het Hof is, anders dan het Gerecht, van oordeel dat voor bewezenverklaring van art. 2:354 Sr niet is vereist dat moet komen vast te staan dat de verweten gedragingen als zodanig in strijd
met de wetdienen te zijn. Daarbij stelt het Hof voorop dat de tekst van deze wettelijke bepaling deze eis niet stelt. Het Hof volgt het Gerecht niet in de redenering dat deze eis moet worden afgeleid uit de hierboven geciteerde tekst uit artikel 19 van genoemd verdrag, waarin wordt gesproken over “in strijd met de wet”. Deze verdragsbepaling heeft de Curaçaose wetgever tot inspiratie gediend, wat niet uitsluit dat hij in verband met de lokale omstandigheden voor andere accenten, zoals een (iets) ruimere delictsomschrijving, heeft gekozen. De wetsgeschiedenis geeft hierover geen uitsluitsel maar de wettekst is, zoals gezegd, een aanwijzing dat dit inderdaad het geval is geweest. Ook de bewoordingen van de Engelse tekst van het verdrag, waar over “an act in violation of laws” wordt gesproken, dwingen niet tot de uitleg of vertaling dat enkel in het geval van handelen in strijd met de “wet” de strafbepaling kan worden overtreden, en derhalve kan overtreding van een geschreven norm reeds voldoende zijn.
Bij het vorenstaande neemt het Hof in aanmerking dat het criterium “misbruik” zelf al een tamelijk strenge wederrechtelijkheidstoets impliceert en, voorts, dat in de aard van het ambtenaar schap besloten ligt dat al snel sprake kan zijn van overtreding van een geschreven norm. Ambtenaren dienen zich volgens de ambtseed immers te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en zij dienen onkreukbaar en betrouwbaar te zijn. Ruime open normen van deze strekking zijn ook neergelegd in de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (hierna: LMA). Het Hof wijst bijvoorbeeld op art. 47 LMA (zich gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt), art. 49 LMA (verbod zich onder werktijd bezig te houden met de behartiging van particuliere belangen) en art. 59 LMA (verbod giften van derden aan te nemen). Vaststaand laakbaar gedrag kan derhalve reeds voldoende zijn voor overtreding van art. 2:354 Sr. De door het Gerecht aangenomen beperking dat sprake moet zijn van onwettig handelen heeft zo bezien dan een twijfelachtige toegevoegde waarde, terwijl daarmee bovendien de norm die de wetgever met deze bepaling strafrechtelijk beoogt te beschermen ten dele wordt miskend.
Geen strijd met het legaliteitsbeginsel
De verdachte heeft betoogd dat de norm in art. 2:354 Sr niet duidelijk wordt omschreven, hetgeen strijd zou opleveren met het legaliteitsbeginsel.
Het Hof overweegt dat weliswaar – zoals ook uit het even overwogene wel blijkt – art. 2:354 Sr ruimte laat voor interpretatie, maar dit levert op zichzelf geen strijd met het legaliteitsbeginsel op. De wetgever kiest niet zelden voor een ruime omschrijving in een wetsartikel, waarbij met het oog op het belang van normhandhaving de nadere invulling daarvan aan de rechter wordt overgelaten.
In het vorenstaande heeft het Hof enkel de uitleg van het Gerecht weersproken. De uitleg van artikel 2:354 Sr die het Hof in het hierna volgende zal hanteren is in lijn met de tekst van het artikel en voor de verdachte redelijkerwijs voorzienbaar, zodat het verweer van de verdachte wordt verworpen. Daarbij komt dat de verdachte bij gelegenheid van de behandeling van de zaak ervan blijkt heeft gegeven goed te weten waartegen zij zich had te verdedigen.
Geen bewijsuitsluiting van processen-verbaal
Door de verdachte is ten aanzien van een aantal processen-verbaal bewijsuitsluiting bepleit omdat in die processen-verbaal volgens de verdachte door verbalisanten vermoedens, speculaties, veronderstellingen of conclusies zijn opgenomen.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder “ontvankelijkheid van het openbaar ministerie”, onderdeel G, is overwogen, verwerpt het Hof het beroep op bewijsuitsluiting.
De rol van de verdachte
De verdachte heeft met betrekking tot diverse ten laste gelegde feiten bepleit dat zij niet degene was die begunstigend besliste op vergunningaanvragen en/of dat zij geen persoonlijk voordeel heeft gehad van de gang van zaken met betrekking tot verleende vergunningen.
Het Hof overweegt daaromtrent als volgt.
Het Hof neemt bij de bewezen verklaarde feiten in aanmerking dat, zoals door de verdachte is aangevoerd, ten tijde van de periode waarin die feiten zijn begaan verschillende regels met betrekking tot het verlenen van verblijfsvergunningen binnen de Toelatingsorganisatie (hierna: TO) soepel werden uitgelegd. Dat betekent echter niet, dat daarmee ook ruimte is ontstaan voor het toelaatbaar overtreden van de (straf)wet.
Zoals hierna bij elk van de bewezenverklaarde feiten zal blijken, heeft de verdachte steeds ten aanzien van de daarin genoemde vergunningaanvragen opdrachten gegeven en/of verzoeken gedaan aan haar medewerkers. Zij deed die verzoeken en/of gaf die opdrachten steeds vanuit haar positie van directeur van de TO, dus als degene die is belast met de leiding over de (gehele) organisatie van de TO en al de daarin werkzame personen. In die organisatie is de bevoegdheid tot het (weigeren van) vergunningverlening toebedeeld aan zekere bij die TO werkzame ambtenaren. Bezien in het licht van verdachtes positie als directeur van de TO kan door haar niet in redelijkheid worden volgehouden dat door haar aan die ambtenaren bij de uitvoering van hun werkzaamheden ten aanzien van vergunningverlening respectievelijk gedane aansporingen en verzoeken, gegeven aanwijzingen en opdrachten, als voor hen vrijblijvend hadden te gelden. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen bevestigen bovendien de onjuistheid van verdachtes standpunt.
Daarnaast volgt uit die bewijsmiddelen dat deze gedragingen door de verdachte steeds werden verricht ten behoeve van (bemiddelaars voor) vergunningaanvragers met wie de verdachte persoonlijke banden had, vaak al sinds lange tijd. Het betroffen bovendien persoonlijke contacten van de verdachte die bereid waren tot het verrichten van wederdiensten (zoals het ter beschikking stellen van een auto of telefoon of voordeel bij de aanschaf daarvan). Dit laatste betekent dat het verrichten van handelingen ten gunste van deze persoonlijke contacten (of de vergunningaanvragers waarvoor door hen werd bemiddeld) ook voordeel voor de verdachte met zich bracht in die zin dat de relatie met haar contacten goed werd gehouden, met daarbij de mogelijkheid van wederdiensten. Los daarvan volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte met haar handelingen de vergunningaanvragers behulpzaam is geweest bij het verkrijgen van een vergunning (de termijn waarop daaronder mede begrepen), zodat op grond daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft gehandeld ten einde voor hen voordeel (de vergunning) te verkrijgen.
Aldus is het Hof van oordeel dat de verdachte doordat zij als directeur opdrachten heeft gegeven en/of het verzoeken heeft gedaan aan haar (ondergeschikte) medewerkers onder de hiervoor uiteengezette omstandigheden, zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van functie als bedoeld in artikel 2:354 Sr. Hierbij betrekt het Hof ook dat de gedragingen die de verdachte heeft verricht niet behoorden tot de functiebeschrijving van directeur TO en aldus ook daarom niet konden worden gerekend tot haar reguliere (dagelijkse) werkzaamheden als directeur. In een aantal gevallen ging het misbruik verder dan de genoemde handelingen, hetgeen in dit vonnis bij de bespreking van de feiten die daarop betrekking hebben nader zal worden uiteengezet.
Met betrekking tot feit 1
De verdachte had persoonlijke betrokkenheid bij [persoon 1] (en via hem bij diens partner [persoon 3]) en zijn zoon [persoon 2] (‘[bijnaam persoon 2]’) omdat zij aan haar woning aannemingswerkzaamheden verrichtten.
De verdachte heeft met betrekking tot [persoon 1] op 14 februari 2017 een e-mailbericht naar haar ondergeschikte [medewerker 3] gestuurd met de vraag of [medewerker 3] naar het bezwaarschrift van [persoon 1] kon kijken, met daarbij de vermelding dat hij in een eerdere beschikking ten onrechte zijn verblijfsrechten zou hebben verloren in verband met een vervalste verzekering, en dat hij bovendien een (niet erkend) kind heeft. De volgende dag heeft [medewerker 3] in FMS, het interne softwaresysteem van de TO, vermeld dat na intern onderzoek blijkt dat [persoon 1] in aanmerking komt voor een vergunning voor onbepaalde tijd en dat het bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard, waarna [persoon 1] korte tijd later een vergunning voor onbepaalde tijd heeft ontvangen. Door [medewerker 3] is niet gemotiveerd en uit FMS is niet af te leiden waaruit het genoemde interne onderzoek heeft bestaan. Het Hof leidt uit deze gang van zaken af dat de verdachte niet alleen [medewerker 3] heeft verzocht om het bezwaarschrift van [persoon 1] in behandeling te nemen, maar dat de verdachte tevens de beoordeling daarvan zodanig heeft beïnvloed door diverse voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift pleitende inhoudelijke argumenten aan te dragen, dat het Hof bewezen acht dat de verdachte in zoverre het bezwaarschrift van [persoon 1] door [medewerker 3] gegrond heeft laten verklaren.
De verdachte heeft met betrekking tot [persoon 3] mailcontact gehad met haar ondergeschikte [medewerker 4] waarbij zij onder meer een kopie van een bankstatement van 23 september 2016 heeft meegestuurd. Dit bankstatement betrof een rekeningoverzicht van [persoon 1], de partner en garantsteller van [persoon 3], ten bewijze van voldoende middelen van bestaan. Op die rekening was enkele dagen eerder, op 20 september 2016, door nota bene de verdachte zelf een bedrag van ruim 76.000 gulden gestort voor de aanschaf van bouwmaterialen voor haar woning. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij het rekeningsaldo van [persoon 1] had gezien. Uit genoemd rekeningoverzicht blijkt dat het saldo op de rekening van [persoon 1] op dat moment 76.512,67 gulden bedroeg, welk saldo nagenoeg overeenkomt met het door de verdachte gestorte bedrag, terwijl uit het rekeningoverzicht voorts blijkt dat het saldo in de maanden voorafgaand aan die storting onverminderd zeer laag was. De verdachte moet aldus hebben geweten dat het saldo van ruim 76.000 gulden op die rekening niet als vermogen van [persoon 1] kon worden aangemerkt omdat het een incidentele storting op een vrijwel “lege” rekening betrof, die bovendien was bestemd om (bouwmateriaal)kosten ten behoeve van de bouw van nota bene verdachtes eigen woning te voldoen.
De verdachte heeft met betrekking tot [persoon 2] op 19 april 2017 telefonisch contact gehad met [persoon 5] (hierna: [persoon 5]). Uit deze gesprekken blijkt dat [persoon 5] de stukken voor (onder meer) [persoon 2] moest halen en aan haar ondergeschikte [medewerker 2] moest geven zodat die de vergunningaanvraag van [persoon 2], tezamen met die van zijn vrouw en kind, die dag nog kon indienen. Het Hof leidt hieruit af dat de verdachte aan [medewerker 2] een verzoek heeft gedaan of een opdracht heeft gegeven om deze aanvragen nog diezelfde dag in behandeling te nemen.
De verdachte heeft met betrekking tot [persoon 2] voorts nagelaten het bepaalde uit de Landsverordening Toelating en Uitzetting (hierna: LTU) toe te passen, aangezien zij wist dat hij werkzaamheden verrichtte aan haar woning, terwijl hij een renteniersvergunning had. Hoewel zij wist dat het een houder van een renteniersvergunning niet is toegestaan te werken, trad zij hiertegen niet op. Integendeel, de verdachte heeft de op toewijzing gerichte behandeling van zijn vergunningsaanvraag bevorderd.
Met betrekking tot feit 3
Dit feit betreft vergunningaanvragen waarbij [persoon 5] heeft bemiddeld. [persoon 5] was voorzitter van de Chinese club en de gemachtigde van vele Chinezen bij de aanvraag van verblijfsvergunningen. De verdachte en [persoon 5] kenden elkaar al jarenlang, ook uit de tijd dat zij nog advocaat was. [persoon 5] regelde ook zaken voor de verdachte met betrekking tot de bouwwerkzaamheden aan haar nieuwe woning. Ook hier had de verdachte derhalve persoonlijke betrokkenheid.
Met betrekking tot [persoon 8] is in FMS opgenomen dat een (tweede) aanvraag voor een verblijfsvergunning is ingediend op 20 april 2017. Op deze aanvraag is op 19 mei 2017 afwijzend beslist. Op diezelfde dag hebben over deze vergunningaanvraag telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medewerker 5] (een medewerker van de Toelatingsorganisatie) en [persoon 5]. In een gesprek om 10.31 uur heeft [medewerker 5] aan [persoon 5] medegedeeld dat de aanvraag was afgewezen omdat [persoon 8] al vanaf december op Curaçao was en dat [verdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte) heeft gezegd dat [persoon 5] in een brief moet verklaren waarom zij op Curaçao is. Korte tijd later, om 11.49 uur, heeft [medewerker 5] in een volgend gesprek [persoon 5] medegedeeld dat zij met de verdachte is gaan praten en dat de verdachte heeft gezegd “dat wij het terug gaan draaien, die van [voornaam persoon 8] (het Hof begrijpt: de voornaam van [persoon 8] fonetisch).” Uit een commentaar dat [medewerker 5] op 19 mei 2017 bij de aanvraag van [persoon 8] in FMS heeft geplaatst blijkt dat de verdachte het verzoek heeft gedaan om de aanvraag weer actief te maken in verband met een heroverweging. Vervolgens is op 29 mei 2017 inwilligend beslist op de aanvraag van [persoon 8].
Met betrekking tot [persoon 9], die op dat moment illegaal op Curaçao verblijft, hebben in januari 2017 gesprekken plaatsgevonden tussen [medewerker 5] en [persoon 5]. Uit een aantekening in FMS blijkt dat de aanvraag op 16 januari 2017 op verzoek van de verdachte is teruggestuurd voor advies. Er moet van de verdachte een herstelbeschikking gemaakt worden. Ook hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte een of meer collega’s heeft ingeschakeld bij de vergunningsprocedure.
Met betrekking tot feiten 4, 5, 6 en 8
[persoon 10] was in de ten laste gelegde periode directeur van het bouw- en aannemersbedrijf [bedrijfsnaam]. Verdachte en [persoon 10] kenden elkaar al 20 jaar en waren bevriend met elkaar. De verdachte wilde [persoon 12] (de zwager van de broer van de verdachte) en [persoon 13] vanuit Venezuela naar Curaçao laten komen om hen werkzaamheden aan haar woning te laten verrichten. Bij de diverse betrokken personen had de verdachte derhalve vergaande persoonlijke betrokkenheid.
Uit verschillende telefoongesprekken die de verdachte met [persoon 10] heeft gevoerd volgt dat [persoon 11] voor [persoon 10] werkte, maar illegaal op Curaçao verbleef. [persoon 10] vroeg aan de verdachte hem te helpen met het legaliseren van [persoon 11]. De verdachte adviseerde [persoon 10] hoe hij daartoe moest handelen. De verdachte vroeg op haar beurt aan [persoon 10] om garant te staan voor [persoon 12] en [persoon 13]. [persoon 10] stemde daarmee in en diende voor hen een aanvraag voor een verblijfsvergunning in, waarin - in strijd met de waarheid - stond dat zij voor [persoon 10] zouden gaan werken.
De motiveringsbrief van 19 april 2017, behorend bij de aanvragen, werd ingediend door [persoon 10] namens [bedrijfsnaam] NV maar gebleken is dat deze brief door de verdachte werd geschreven. Daarin werd onder meer verzocht om ontheffing van het uitlandigheidsvereiste voor [persoon 11], en voor alle drie de aanvragers werd verzocht om een kort verblijf voor arbeid voor 6 maanden vanwege de ‘grootschaligheid van de bouwprojecten’ van [persoon 10]. Dit laatste was in strijd met de waarheid omdat het bouwbedrijf van [persoon 10] in die periode slechts voor 1 project werkzaamheden verrichtte: de bouw van woningen in [locatie], welk project bovendien beperkt was omdat het de bouw betrof – in fases – van 12, 10 of 6 woningen.
Op 20 april 2017 had de verdachte telefonisch contact met [medewerker 2] en verzocht haar de vergunningaanvragen nog diezelfde dag in te voeren, hetgeen [medewerker 2] heeft gedaan. Ook besprak de verdachte deze kwestie met haar ondergeschikte [medewerker 1], het hoofd beleid en juridische zaken van de TO. [medewerker 1] werd op 21 april 2017 gevraagd te bewerkstelligen dat de beschikkingen de volgende dag gereed zouden zijn. [medewerker 1] heeft verklaard dat zij inderdaad op verzoek van verdachte het proces van vergunningverlening heeft bespoedigd. De verdachte had haar evenwel niet gemeld dat deze personen voor de verdachte zouden gaan werken. Uit FMS is gebleken dat op diezelfde dag de aanvragen van genoemde Venezolanen werden ingewilligd.
Het Hof acht bewezen dat de verdachte dermate vergaande bemoeienis heeft gehad bij het tot stand komen van de verblijfsvergunningen, dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het “doen opmaken” daarvan, zoals bewezen is verklaard. Immers, zij heeft als gezegd op 21 april 2017 met [medewerker 1] telefonisch contact gehad en gevraagd of de beslissing die dag genomen kon worden. Daarbij heeft zij onder meer gezegd dat zij [naam liaison] wil vragen om met de luchthaven te gaan praten, maar dat het mooi zou zijn als [medewerker 1] het kan afhandelen en dat als [medewerker 1] het vandaag kan afhandelen zij [naam liaison] niet nodig zal hebben. Waaruit het Hof begrijpt dat de verdachte daarmee bedoelde dat zij, zolang door [medewerker 1] geen verblijfsvergunningen zouden zijn afgegeven, [naam liaison], liaison voor TO en politie, zou moeten inschakelen om bij de luchthaven te regelen dat [persoon 12] en [persoon 13] toegang tot Curaçao werd gegeven. Deze bewoordingen kunnen niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte druk uitoefende op [medewerker 1] om positief op de verblijfsvergunningen te beslissen. Vervolgens werden diezelfde dag, slechts enkele uren later, de verblijfsvergunningen afgegeven, dit terwijl de verdachte wist dat de twee Venezolanen niet aan de vereiste voorwaarden voldeden.
Resumerend wist de verdachte dus dat [persoon 11] op het moment van de aanvraag illegaal op Curaçao verbleef en (dus) illegaal werkzaam was voor [persoon 10]. De verdachte heeft de vergunningaanvragen voor [persoon 12] en [persoon 13] laten goedkeuren op basis van (door haar verstrekte) onjuiste of onvolledige informatie en zij heeft onjuiste informatie verschaft in de motiveringsbrief behorend bij de aanvragen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van haar functie als directeur van de Toelatingsorganisatie en opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekt zoals hiervoor bewezenverklaard onder 4 en 6, en dit voor haar eigen belang, het belang van de aanvragers en dat van een bevriende relatie. Hiermee heeft zij zich tevens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, zoals hiervoor onder 8 bewezen verklaard. Middels de verstrekte onjuiste informatie zijn de beschikkingen in deze valselijk opgemaakt door verdachtes ondergeschikten.
Als gevolg van dit handelen heeft de verdachte zich mede schuldig gemaakt aan mensensmokkel, zoals bewezenverklaard onder 5. Immers kan bij het bestaan van een verblijfstitel een wederrechtelijk verblijf worden aangenomen indien duidelijk blijkt dat die titel op grond van onjuiste informatie is verleend en niet zou zijn verleend zonder die onjuiste informatie. Dat – zoals door de verdachte is aangevoerd – [persoon 12] en [persoon 13] sowieso Curaçao hadden kunnen inreizen met een toeristenvisum doet daaraan niet af. Genoemde personen zijn op een andere titel naar Curaçao gereisd, een titel waarvan op voorhand aan de verdachte duidelijk was dat die op basis van onjuiste gegevens en informatie was afgegeven. Daarmee was hun verblijf in Curaçao wederrechtelijk.
Met betrekking tot feit 7
Uit het dossier blijkt dat de verdachte met [persoon 14] sinds lange tijd bevriend is en dat zij [persoon 15] ook al lange tijd kent. Beiden wisten zij de verdachte te vinden om hen te helpen bij het als het ware ‘op bestelling’ leveren van verblijfsvergunningen voor hun inwonende (zorg)personeel. De verdachte schakelde daarbij haar collega’s in om te bewerkstelligen c.q. bespoedigen dat de vergunningen (tijdig) zouden worden afgegeven.
Voor [persoon 16] is de bedoeling geweest om een verblijfsvergunning aan te vragen om hem als verzorger van de zieke echtgenoot van [persoon 14] te laten werken. Met betrekking tot zijn vergunningaanvraag en die van zijn partner en hun 2 kinderen vond overleg plaats tussen de verdachte en [persoon 14] waarbij de verdachte [medewerker 2] inschakelde om [persoon 14] verder te helpen. Ook had de verdachte overleg met [persoon 14] over de te volgen werkwijze voor het indienen van de twee aanvragen, waarbij werd besproken dat de aanvragen afzonderlijk en na elkaar moesten worden ingediend want “een persoon die als hulp staat geregistreerd, mag geen kinderen hebben”, aldus de verdachte in een telefoongesprek met [persoon 14] van 25 oktober 2016. De vergunningsaanvragen werden vervolgens ook gescheiden en na elkaar ingediend. De vergunning van [persoon 16] werd afgegeven door [medewerker 1], die daarover heeft verklaard dat zij een andere beslissing had genomen als zij had geweten dat er een verband lag tussen de aanvragen van [persoon 16] en die van zijn vrouw [partner persoon 16] en dat tevens het doel was om hen samen op Curacao te laten verblijven.
Met betrekking tot [persoon 17] vond op 11 december 2016 eveneens overleg plaats tussen [persoon 14] en de verdachte, waaruit blijkt dat [persoon 17] op die dag op het vliegveld bij de douane was geweigerd omdat zij over de maximale verblijfsduur als toerist heen was en daarom terug werd gestuurd. Daarop deelde de verdachte mede: “daar laten wij ook onze krachten zien, want ik maak papier op en laat haar binnenkomen.” en “deze week regelen wij het”. Ook heeft de verdachte daarbij tegen [persoon 14] gezegd dat het een kwestie is van “invullen van papieren, betalen en klaar”. Ten aanzien van het moment dat [persoon 17] (alsnog) naar Curaçao kon komen heeft de verdachte gezegd: “laten we eerst de vergunning opmaken en als de vergunning klaar is dan komt zij.”, waarop [persoon 14] heeft gevraagd of het lang ging duren. De verdachte heeft daarop geantwoord dat zij de dag erna met iemand op het werk ging praten zodat zij het kon regelen.
[medewerker 1] heeft op 14 december 2016 in FMS gemeld dat de aanvraag voor de vergunning was ingediend zonder motivatie, handtekening en middelen van bestaan en dat de documenten later zouden worden ingediend, waarbij vermeld werd dat ‘dit is opgenomen met [verdachte] (met de verdachte, zo begrijpt het Hof)’. Op 20 december 2016 informeerde [persoon 14] om 9.40 uur bij [medewerker 2] of de vergunning voor [persoon 17] al klaar was omdat de verdachte volgens [persoon 14] had beloofd dat de vergunning die ochtend klaar zou zijn. Korte tijd later, om 10.23 uur, had de verdachte telefonisch contact met [persoon 14] waarbij de verdachte [persoon 14] meedeelde: “Ik heb hen gevraagd om erop te werken. Het is zo meteen klaar, een beetje geduld.” Vervolgens werd op die dag om 11.06 uur een positieve beslissing op de vergunningaanvraag gegeven.
Met betrekking tot de vergunningaanvraag van [persoon 18] blijkt uit het dossier dat [persoon 15] in een telefoongesprek met de verdachte aan haar heeft gevraagd om de vergunning persoonlijk en dezelfde week voor hem af te handen, omdat de vrouw hier is, zoals hij haar had verteld. Vervolgens heeft de verdachte haar collega’s op 5 december 2016 gemaild dat [persoon 15] de ontheffing van het uitlandigheidsvereiste bij haar mondeling heeft gemotiveerd, terwijl dit volgens de regels schriftelijk bij de minister moet gebeuren. Op 12 december 2016 werd [medewerker 1] vervolgens door de verdachte gevraagd om de vergunningaanvraag met spoed, die dag nog, af te handelen.
Met betrekking tot feit 9Tussen de verdachte en [persoon 19] bestaat een bijzondere band: zij noemt hem haar Chinese zoon, hij noemt haar moeder. Ook hier had de verdachte derhalve persoonlijke betrokkenheid.
[persoon 19] heeft de verdachte gevraagd te helpen bij de verblijfsvergunningen van [persoon 20] en diens echtgenote [persoon 21], die als eigenaar werkzaam waren in een supermarkt die zij van [persoon 19] huurden. De verdachte schakelde daarbij haar collega’s in om te bespoedigen dat de vergunningen (tijdig) zouden worden afgegeven.
Met betrekking tot [persoon 20] geldt daarbij dat het gaat om een verlengingsaanvraag voor een renteniersvergunning, terwijl het de verdachte bekend was dat hij in de supermarkt werkte. [persoon 21] wilde een tot gezinshereniging strekkende vergunning. Hoewel de verdachte wist dat het een houder van een renteniersvergunning niet is toegestaan te werken en dat [persoon 20] en daarmee samenhangend ook [persoon 21] dan ook geen recht hadden op de nagestreefde verblijfsvergunningen, heeft zij meegewerkt aan het indienen van de aanvragen daarvoor. Zij heeft onder meer bezoeken gebracht aan de supermarkt waar [persoon 20] en [persoon 21] werkten om formulieren/documenten op te halen/te brengen en paspoorten op te halen en te kopiëren. Ook heeft zij [medewerker 2] op 19 juni 2017 de aanvraagformulieren voor [persoon 20] en [persoon 21] laten invullen en heeft zij [medewerker 2] op 22 juni 2017 met haar, verdachtes, bankpas op pad gestuurd om de leges voor deze vergunningaanvragen te betalen.
Gelet op al het vorenstaande worden de door de verdachte gevoerde, tot vrijspraak strekkende verweren verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 3, 4, 7 en 9 bewezen verklaarde is telkens voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
Als ambtenaar opzettelijk met misbruik van haar functie of positie iets doen teneinde enig voordeel voor haar of een ander te verkrijgen, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Mensensmokkel, meermalen gepleegd.

Het onder 6 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:187 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekken aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij weet dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in haar functie van directeur van de Toelatingsorganisatie bij herhaling schuldig gemaakt aan misbruik van haar functie door meermalen aanvragers van verblijfsvergunningen te bevoordelen door de beslissing op hun aanvragen voor hen positief te beïnvloeden, voor wat betreft de uitkomst en/of de snelheid van de beslissing. In sommige gevallen werden bovendien met medewerking van de verdachte de aanvragen op onjuiste gronden gedaan. Het betrof steeds vergunningaanvragers (dan wel de bemiddelaars daarvoor) waarmee de verdachte persoonlijke banden had en die bereid waren tot wederdiensten, zodat de verdachte, door de relatie met deze persoonlijke contacten dankzij haar medewerking goed te houden, hier ook voordeel bij kon hebben.
Voorts ging het misbruik van functie waar dat betrekking had op de verblijfsvergunningen van [persoon 11], [persoon 12] en [persoon 13] gepaard met mensensmokkel, het onjuist gegevens verstrekken en nalaten tijdig gegevens te verstrekken en het medeplegen van valsheid in geschrift.
Dit zijn bijzonder ernstige feiten, zeker omdat deze werden gepleegd door de verdachte in haar hoedanigheid van directeur van de Toelatingsorganisatie. Door haar handelen heeft verdachte het aanzien van de overheid en het ambt van directeur van de Toelatingsorganisatie op ernstige wijze beschadigd en in een kwaad daglicht gesteld.
In het licht van het voorgaande komt het Hof de door de procureur-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, in beginsel als passend voor. Daarbij is van belang dat de betrouwbaarheid en de onkreukbaarheid van een overheidsorganisatie en haar ambtenaren buiten iedere twijfel moeten zijn. Dit geldt te meer nu hier te lande aan het bestrijden van ondermijnende en corrumperende criminaliteit prioriteit is gesteld.
Ten voordele van de verdachte weegt het Hof echter mee, dat zij tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep een begin van inzicht in haar handelen heeft getoond, door te verklaren dat zij zich kan voorstellen dat door haar handelen de schijn van bevoordeling is gewekt.
Voorts heeft het Hof erop gelet dat deze zaak voor de verdachte grote gevolgen heeft gehad. Zij heeft in voorarrest gezeten, is daarna geschorst door haar werkgever en is bovendien op haar salaris gekort. Inmiddels is zij uit haar functie ontslagen. Bovendien is aannemelijk dat deze veroordeling grote impact zal hebben op de persoon en de carrièreperspectieven van verdachte. Dat maakt dat het Hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. Ook omdat met haar berechting het belang van normhandhaving reeds in aanzienlijke mate gediend.
Het Hof is, alles afwegend, tot de slotsom gekomen dat oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf als na te melden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld, waarbij de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Om de ernst van het bewezen verklaarde te benadrukken zal het Hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, opleggen.
Voorts acht het Hof het passend dat de verdachte voor de duur van drie jaren wordt ontzet uit het recht haar ambt te bekleden. Zij had als directeur van de Toelatingsorganisatie intern een voorbeeldfunctie voor haar medewerkers en was extern het boegbeeld en gezicht van een belangrijke overheidsorganisatie. Dat beeld is in alle opzichten beschadigd. Om die reden is het niet wenselijk indien de verdachte (op korte termijn) zou terugkeren in een dergelijk ambt en bovendien zou het een onbegrijpelijk signaal zijn naar de samenleving.
Het Hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Tussen het instellen van appel door de verdachte en het wijzen van het vonnis door het Hof zijn immers iets meer dan twee jaren verstreken. Het Hof is echter van oordeel dat, gezien de (relatief) beperkte mate van de overschrijding tegen de achtergrond van de grote omvang van de zaak, kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is geschonden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:64, 1:66, 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
verklaartde verdachte
niet-ontvankelijkin het door haar ingestelde hoger beroep voor zover gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde.
vernietigthet vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;

kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
3 (drie) maanden;
bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
veroordeeltde verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
ontzetde verdachte voor de duur van
drie (3) jaren uithet recht
het ambtvan directeur van de Toelatingsorganisatie te bekleden.

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, F.W.J. Meijer en R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. R.J. Gras, zittingsgriffier, en op 24 februari 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier: