ECLI:NL:OGHACMB:2021:420

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
H135-2017 300.00024-2020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling met een wapen op Sint Eustatius

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Eustatius. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling met een wapen, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde mishandeling. De feiten vonden plaats op 10 juli 2020, waarbij de verdachte het slachtoffer met een stuk hout heeft mishandeld. Het Hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen met een proeftijd van twee jaar. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd, maar lijkt zijn leven verder goed op de rit te hebben. Het Hof heeft geoordeeld dat de oplegging van een voorwaardelijke straf passend is, met de waarschuwing dat een volgend vergrijp kan leiden tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.

Uitspraak

Zaaknummer: H-135/2017

Parketnummer: 300.00024/2020
Uitspraak: 1 december 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Eustatius (hierna: het Gerecht) van 6 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], adres: [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een werkstraf voor de duur van 50 uren.
De verdachte heeft betwist dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het Hof tot een andere beslissing dan het Gerecht komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
dat hij, op of omstreeks 10 juli 2020, op het eiland Sint Eustatius, al dan niet met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
  • een stuk hout althans een hard voorwerp (met kracht) tegen/in de nek en/of borst van die [slachtoffer] te drukken en/of te duwen; en/of
  • die [slachtoffer], met een stuk hout althans een hard voorwerp (met kracht) te slaan en/of te stompen.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
dat hij, op
of omstreeks10 juli 2020, op het eiland Sint Eustatius, met
al dan niet metgebruikmaking van een wapen, als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenwet BES, [slachtoffer] heeft mishandeld, door
- een stuk hout
althans een hard voorwerp (met kracht)tegen
/inde nek en/
ofborst van die [slachtoffer]
te drukken en/ofte duwen; en/of
- die [slachtoffer], met een stuk hout
althans een hard voorwerp (met kracht)te slaan
en/of te stompen.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 314a van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

mishandeling gepleegd met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld

in artikel 1, tweede lid, van de Wapenwet BES.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft het slachtoffer met een stuk hout tegen zijn nek en borst geduwd c.q. geslagen. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer pijn ondervonden. Het geeft geen pas in een werksituatie een collega – die in de ogen van de verdachte iets verkeerds heeft gedaan - op een dergelijke, onheuse manier te bejegenen. Het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer bang gemaakt en pijn gedaan, terwijl ook andere collega’s getuige zijn geworden van geweld op de werkvloer.
Uit de ten name van de verdachte gestelde strafkaart blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling. Daarbij komt dat uit het reclasseringsrapport van 30 september 2020 volgt dat de verdachte problemen lijkt te hebben met zijn vermogen tot conflicthantering. Ter terechtzitting heeft de verdachte ook verklaard soms een kort lontje te hebben. Voor het overige, zo blijkt ook uit het reclasseringsrapport, lijkt de verdachte zijn leven goed op de rit te hebben. Het voorgaande in aanmerking genomen, acht het Hof het aangewezen de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Op die wijze wordt de verdachte gewaarschuwd dat een volgend strafrechtelijk vergrijp leidt tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf. Het Hof acht het, gelet op de relatief geringe ernst van het feit, niet nodig de verdachte naast deze voorwaardelijke gevangenisstraf nog een taakstraf op te leggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Alles afwegend komt het Hof tot het oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen met een proeftijd van twee jaar passend is. De verdachte zal daartoe worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b en 17c van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.L.M. van Opstal, W.J. Geurts-de Veld en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 1 december 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier: