In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken werd van het niet melden van ongebruikelijke transacties. De verdachte, geboren in 1963, werd veroordeeld tot een geldboete van NAf 10.000,00 en een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren. De procureur-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf, waaronder een taakstraf van 90 uren en een geldboete van NAf 15.000,00. De verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en vrijspraak van de verdachte. Het Hof heeft de zaak beoordeeld, waarbij het zich heeft gebaseerd op de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdediging. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet melden van drie ongebruikelijke transacties, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 90 uren. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast. Het Hof heeft de eerdere uitspraak bevestigd, maar de straf en de motivering daarvan aangepast.