Uitspraak
18 mei 2020 in zaak nr. AUA201904210, in het geding tussen:
Procesverloop
9 december 2020. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.L. Hassell, en de minister door mr. G.M.N. Maduro. Zij hebben aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding met Aruba.
Ingevolge artikel 13, tweede lid, van de Lar wordt een machtiging overgelegd indien de indiening [van een bezwaarschrift] geschiedt door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar wordt een machtiging overgelegd indien de indiening [van een beroepschrift] geschiedt door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Lar wordt de indiener [van een beroepschrift], indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroepschrift, binnen een week na de ontvangst daarvan in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, van de Lar, kan het beroepschrift, indien het verzuim niet of niet volledig is hersteld, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts betoogt appellant dat het Gerecht zijn beroepschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat zijn gemachtigde een deugdelijke machtiging heeft overgelegd, nu diezelfde machtiging eerder is geaccepteerd door de voorzieningenrechter van het Gerecht, die zich moest buigen over zijn (herhaalde) verzoek om de beschikking van 24 juni 2019 te schorsen. Van een verzuim als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Lar is dan ook geen sprake.
Indien dit voorgaande betoog niet wordt gevolgd, dan betoogt appellant dat het Gerecht het namens hem ingestelde beroep niettemin inhoudelijk had moeten beoordelen. Op 17 april 2020 is hij door het Gerecht gewezen op een verzuim, gelegen in de overgelegde machtiging, en is hij in de gelegenheid gesteld dit te herstellen. Gelet hierop en op artikel 31, tweede lid, van de Lar, kon het Gerecht zijn beroepschrift maar tot
1 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaren en daarna niet meer.
“Ondergetekende verklaart hierbij eerbiedig dat Malcolm Lennox Hassell bepaaldelijk gemachtigd is om voor en namens hem een verzoek ex artikel 54 van de LAR bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba in te dienen en wel naar aanleiding van de afwijzende beschikking d.d. 19 november 2019 van De Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie van Aruba en allerlei proceshandelingen te verrichten die direct in verband staan met voormelde afwijzende beschikking, zoals het opvragen van informatie, vertegenwoordiging in rechte, etc [..].”
“allerlei proceshandelingen te verrichten die direct in verband staan met voormelde afwijzende beschikking”ook het instellen van beroep tegen de beschikking van 19 november 2019 moet worden begrepen, wordt door het Hof evenmin gevolgd, nu dit niet blijkt uit de machtiging. Er is daarom, anders dan appellant betoogt, sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Lar.
Niet in geschil is dat het Gerecht appellant op 17 april 2020, in overeenstemming met artikel 31, eerste lid, van de Lar, heeft gewezen op dit verzuim en hem heeft verzocht dit te herstellen. Appellant heeft dat niet gedaan. Het betoog van appellant dat het Gerecht zijn beroepschrift na overschrijding van de in artikel 31, tweede lid, van de Lar gestelde termijn, niet meer niet-ontvankelijk kon verklaren, volgt het Hof niet. Dit artikellid sluit niet uit dat na overschrijding van die termijn en een nadere behandeling van het beroep, alsnog niet-ontvankelijkverklaring daarvan volgt. Het Gerecht heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.