ECLI:NL:OGHACMB:2021:397

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
CUR2021H00070
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om medische uitzending naar Nederland wegens gebrek aan noodzakelijkheid en gezondheidswinst

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [appellante] om medische uitzending naar Nederland. Het verzoek was eerder door de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (SVB) afgewezen op 13 maart 2019, omdat de SVB van mening was dat de behandeling niet noodzakelijk was en er geen aanzienlijke gezondheidswinst kon worden verwacht. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 januari 2021, die het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde, werd door het Hof bevestigd.

[Appellante] had in 2010 een totale knieprothese gekregen en had in de jaren daarna herhaaldelijk medische zorg in Nederland ontvangen. Ondanks eerdere operaties en consulten, bleef zij pijnklachten ervaren. In hoger beroep voerde [appellante] aan dat er wel degelijk sprake was van aanzienlijke gezondheidswinst, onderbouwd door een consultbrief van haar orthopedisch chirurg. Echter, het Hof oordeelde dat [appellante] sinds 16 juli 2019 niet meer verzekerd was bij de SVB, omdat zij zich had uitgeschreven en in Nederland woonde. Dit betekende dat er geen grond was voor restitutie van gemaakte kosten na deze datum.

Het Hof concludeerde dat de SVB terecht had vastgesteld dat er geen noodzaak was voor de medische uitzending en dat de eerdere afwijzing van het verzoek terecht was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en de SVB werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

CUR2021H00070
Datum uitspraak: 24 november 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van
14 januari 2021 in zaak nr. CUR201901405, in het geding tussen:
appellante
en
de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (hierna: de SVB)

Procesverloop

Bij beschikking van 13 maart 2019 heeft de SVB het verzoek van [appellante] om een medische uitzending naar Nederland afgewezen.
Bij uitspraak van 14 januari 2021 heeft het Gerecht het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De SVB heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2021, waar [appellante], vertegenwoordigd door A.V.E. Vilchez, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. M. Bonafasia, werkzaam bij de SVB, zijn verschenen.

Overwegingen

Bij [appellante] is in 2010 in Nederland een totale linker knieprothese verricht. In maart 2016 kreeg zij ernstige pijnklachten aan haar linkerknie. Als gevolg daarvan is zij opnieuw naar Nederland uitgezonden en op 27 oktober 2016 door drs. [arts], orthopedisch chirurg, aan haar knieprothese geopereerd. Vanwege aanhoudende pijnklachten is zij opnieuw naar Nederland uitgezonden. Bij een consult op 19 juni 2017 constateerde drs. [arts] dat de gereviseerde knieprothese goed functioneerde en dat er geen duidelijke verklaring is voor de pijnklachten. Daarna is [appellante] voor een second opinion naar Colombia uitgezonden, waar zij van 26 tot en met 29 augustus 2018 heeft verbleven. De arts in Colombia concludeerde dat een herrevisie van de knieprothese niet nodig is omdat de prothese goed functioneert. Vervolgens heeft de orthopedisch chirurg van [appellante] in Curaçao de SVB verzocht om [appellante] opnieuw naar Nederland uit te zenden voor onderzoek en eventueel een herrevisie van de knieprothese. Dit verzoek heeft de SVB bij beschikking van 13 maart 2019 afgewezen omdat de behandeling niet noodzakelijk is en daarmee ook geen aanzienlijke gezondheidswinst wordt verwacht. Het Gerecht heeft onder meer overwogen dat [appellante] niet aan de hand van objectieve medische gegevens heeft onderbouwd dat sprake is van een aanzienlijke gezondheidswinst bij medische uitzending.
In hoger beroep voert [appellante] aan dat die aanzienlijke gezondheidswinst er wel is. Zij is namelijk op eigen kosten naar Nederland gereisd en als gevolg van de daar verkregen zorg heeft zij nauwelijks nog klachten. Ter onderbouwing daarvan wijst zij op de consultbrief van 22 februari 2021 van drs. [arts], orthopedisch chirurg. [Appellante] wil dat de SVB de door haar gemaakte kosten van ruim € 8.000,- aan haar vergoedt.
2.1.
Ter zitting is vastgesteld dat [appellante] sinds 16 juli 2019 is uitgeschreven en in Nederland woont. Per die datum is zij dus niet meer verzekerd bij de SVB en bestaat voor een restitutie van na die datum gemaakte kosten geen grond. Daarnaast geeft de door haar overgelegde brief van 22 februari 2021, waaruit blijkt dat zij op 4 februari 2021 bij haar orthopedisch chirurg op consult is geweest, geen aanleiding voor het oordeel dat de SVB ten tijde van de bestreden beschikking van 13 maart 2019 ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat een behandeling in Nederland niet noodzakelijk was en daarmee ook geen aanzienlijke gezondheidswinst kon worden verwacht. Daarbij is van belang dat in die brief is opgenomen dat, zoals ook blijkt uit het consult van 19 juni 2017 en het onderzoek in Colombia, de revisieprothese links goed functioneert en dat gewichtsafname en fysiotherapie worden geadviseerd. Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. De SVB hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2021.