ECLI:NL:OGHACMB:2021:391

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
AUA2021H00098
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tijdelijk verblijf wegens hiv-infectie en syfilis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinshereniging werd afgewezen. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had de aanvraag afgewezen op basis van een negatief advies van de Dienst Besmettelijke Ziekten, die aangaf dat [appellant] positief was getest op hiv en syfilis. De minister oordeelde dat toelating in Aruba ongewenst was in verband met de openbare orde en het algemeen belang.

[appellant] betoogde dat ten tijde van zijn aanvraag de Landsverordening besmettelijke ziekten nog van kracht was en dat hiv en syfilis daarin niet als besmettelijke ziekten waren aangemerkt. Hij voerde aan dat hij inmiddels genezen was van syfilis en dat hiv niet meer detecteerbaar was. Het Gerecht had echter geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat syfilis in de Landsverordening infectieziekten als infectieziekte was aangewezen.

Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de minister op basis van de geldende wetgeving de aanvraag kon afwijzen. De argumenten van [appellant] werden niet gehonoreerd, en het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

AUA2021H00098
Datum uitspraak: 10 november 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 19 april 2021 in zaak nr. AUA202002647, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 25 februari 2020 heeft de minister een verzoek van [appellant] om aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als doel gezinshereniging, afgewezen.
Bij beschikking van 8 september 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 april 2021 (hierna: de aangevallen uitspraak) heeft het Gerecht het door [appellant] tegen de bestreden beschikking ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2021. [appellant], bijgestaan door mr. P.M.E. Mohamed, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M. van Wilgen, werkzaam bij Departemento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero, zijn verschenen.

Overwegingen

[appellant] is op [geboortedatum] 1976 geboren in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Op [huwelijksdatum] 2019 is hij gehuwd met [echtgenote], die op Aruba is geboren en de Nederlandse nationaliteit heeft.
Op 2 september 2019 heeft [appellant] de minister verzocht aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als doel gezinshereniging. Aan de bij de bestreden beschikking gehandhaafde afwijzing van dat verzoek heeft de minister ten grondslag gelegd dat de Dienst Besmettelijke Ziekten van de Directie Volksgezondheid (hierna: DBZ) in een verklaring van 6 februari 2020 negatief heeft geadviseerd over de inwilliging van het verzoek. DBZ heeft geen zogenoemde verklaring van geen bezwaar medische testen willen afgeven omdat [appellant] positief is getest op het humaan immunodeficiëntievirus (hierna: hiv) en syfilis. De minister is van oordeel dat toelating in Aruba in verband met de openbare orde en het algemeen belang ongewenst is.
[appellant] betoogt dat ten tijde van zijn aanvraag de Landsverordening besmettelijke ziekten (hierna: de Lbz) nog van kracht was en dat hiv en syfilis daarin niet zijn aangemerkt als besmettelijke ziekten. Ten tijde van de aanvraag kon er dus geen bezwaar zijn tegen de inwilliging van zijn verzoek. Verder voert hij aan dat hiv bij hem niet meer detecteerbaar is en dus geen sprake is van een hivinfectie. Ook is hij blijkens een doktersverklaring volledig genezen van syfilis. Het Gerecht heeft dat niet onderkend, aldus [appellant].
2.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de Ltu) kunnen bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften worden gesteld waaraan, met het oog op de openbare orde, de veiligheid en de volksgezondheid, moet zijn voldaan alvorens een vergunning kan worden verleend.
Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu kan een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf door of namens de minister worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang.
De voorschriften, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Ltu zijn gesteld in het Toelatingsbesluit 2009 (hierna: het Tb). Op grond van artikel 14, tweede lid, van het Tb, zoals dat gold ten tijde van de bestreden beschikking, wordt geen vergunning verleend aan degene ten aanzien van wie niet is gebleken dat hij niet lijdt aan een infectieziekte als bedoeld in de Landsverordening infectieziekten (hierna: de Liz).
In artikel 1.1, tweede lid, van de Liz zijn onder meer hiv en syfilis als infectieziekte aangewezen.
2.2.
Vaststaat dat [appellant] positief is getest op hiv en syfilis. Dat zijn behandelend arts bij brief van 4 mei 2021 heeft bevestigd dat [appellant] van syfilis is genezen, doet er niet aan af dat [appellant] ten tijde van zijn aanvraag en ook ten tijde van de bestreden beschikking nog aan syfilis leed. Reeds omdat syfilis in de Liz als infectieziekte is aangewezen, heeft de minister het verzoek met toepassing van artikel 14, tweede lid, van het Tb, in samenhang gelezen met artikel 9, eerste lid, aanhef onder a, van de Ltu kunnen afwijzen.
Indien, zoals [appellant] betoogt, ervan moet worden uitgegaan dat de minister aan de - met ingang van 17 maart 2020 door de Liz vervangen - Lbz had moeten toetsen omdat die verordening ten tijde van zijn aanvraag nog gold, leidt dat niet tot een andere uitkomst. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Lbz kon die verordening bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van toepassing worden verklaard op andere ziekten dan in de Lbz vermeld. Dat is voor syfilis gebeurd in het Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 1 december 1992 (AB 1992, no. 117), welk landsbesluit op 25 november 1993 bij landsverordening is bekrachtigd (AB 1994, no. 10). Het betoog slaagt niet.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021.