In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1965, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor zijn betrokkenheid bij omkoping bij een aanbesteding van de raffinaderij in Curaçao. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 12 oktober en 4 november 2021 heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, gehoord, die een lagere straf van 24 maanden heeft geëist. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de omkoping zwaarder wegen dan de door de procureur-generaal gevorderde straf. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met ambtenaren steekpenningen heeft gevraagd, wat heeft geleid tot het terugtrekken van een serieuze kandidaat voor de raffinaderij, met negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid en het imago van Curaçao.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar met aanvulling en verbetering van de gronden. De verdediging had betoogd dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, maar het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was. Uiteindelijk heeft het Hof besloten dat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend is, gezien de ernstige gevolgen van het handelen van de verdachte voor de samenleving.