ECLI:NL:OGHACMB:2021:382

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
H252/2019, 100.00403/19
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag, mishandeling in vereniging met een wapen en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de procureur-generaal in overweging heeft genomen. De procureur-generaal vorderde dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden.

De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag, mishandeling in vereniging met een wapen en openlijke geweldpleging, gepleegd op 7 juli 2019 in Sint Maarten. De verdachte zou samen met anderen betrokken zijn geweest bij een steekincident waarbij slachtoffers ernstig gewond zijn geraakt. Het Hof heeft de herkenning van de verdachte door een verbalisant als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de herkenning onvoldoende was onderbouwd.

Na beoordeling van het bewijs heeft het Hof de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak is gedaan met eenparigheid van stemmen en het vonnis is op 22 juni 2021 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-252/2019

Parketnummer: 100.00403/19
Uitspraak: 22 juni 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1, primair
hij op of omstreeks 7 juli 2019, te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes aan/ in de (linker-achter) schouder en/of de rug van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
1, subsidiair
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe steekwond in zijn (onder) rug en/of een steekwond/snijwond aan/in de (linker-achter) schouder, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes en/of een metalen voorwerp te steken;
1, meer subsidiair
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes en/of een metalen voorwerp aan de (linker-achter) schouder en/of in de rug van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1, meest subsidiair
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] mishandelend met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een mes en/of metalen voorwerp, opzettelijk aan de (linker-achter) schouder en/of op/in de rug van die [slachtoffer 1] te steken, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1]
- een diepe steekwond in zijn (onder) rug en/of
- een steekwond/snijwond aan zijn (linker -achter) schouder, althans letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] mishandelend met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een mes en/of metalen voorwerp, opzettelijk aan de (linker) arm van die [slachtoffer 2] te steken ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]
- een steekwond/snijwond aan zijn (linker) arm, althans
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Sint Maarten, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], bezoekers van de bar [naam bar] althans tegen personen, door bar [naam bar] binnen te dringen, bovengenoemde personen aan te vallen, te slaan, schoppen en/of met een of meerdere messen te steken, waarbij dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Bespreking van een bewijsverweer
De verdachte heeft ontkend dat hij op 7 juli 2019 aanwezig is geweest bij het steekincident dat heeft plaatsgevonden in Sint Peters, in/nabij de bar [naam bar]. De raadsvrouw heeft betoogd dat na waarneming van de met behulp van camera’s vastgelegde beelden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de personen is geweest die aanwezig was ten tijde van het steekincident, laat staan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem verweten gedragingen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte weliswaar op die beelden herkend als één van de deelnemers aan het steekincident, te weten de man met het petje. Hij heeft echter nagelaten om specifieke, onderscheidende persoonskenmerken te vermelden op grond waarvan hij de verdachte heeft herkend. De enkele vaststelling dat hij de verdachte zou herkennen van baseball is volgens de raadsvrouw onvoldoende onderscheidend. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aldus – nog steeds – de raadsvrouw.
Het Hof overweegt als volgt.
In het dossier bevindt zich een gegevensdrager met daarop beeldopnames van het steekincident dat op 7 juli 2019 heeft plaatsgevonden in/nabij de bar [naam bar]. Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte als een van de daders van de steekincidenten moet worden aangemerkt is de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1], gedaan op basis van de beeldopnames, van cruciaal belang. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij na zorgvuldig en herhaald bekijken van die beelden de verdachte heeft herkend aan zijn atletische bouw en dat hij duidelijk aan zijn gezicht, te weten zijn neus en zijn ogen, zag dat het de verdachte was [1] .
Voorop wordt gesteld dat bij herkenning van personen steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Tegen deze achtergrond is het Hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant betrouwbaar is en tot het bewijs kan worden gebezigd. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Verbalisant [verbalisant 1] kent de verdachte al sinds lange tijd, al vanaf dat de verdachte een jonge jongen was. Hij is volgens de verbalisant een van de beste pitchers van Sint Maarten en hij was geselecteerd om in het buitenland baseball te gaan spelen. De verdachte is volgens de verbalisant bekend in de ‘baseballscene’. De verbalisant kent de verdachte voorts vanuit zijn ambt van politieagent en hij heeft de verdachte vaak gezien bij het basketbalveld. Een maand voor het incident van 7 juli 2019 zag de verbalisant de verdachte voor het laatst.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bevestigd dat hij op hoog niveau in Sint Maarten baseball heeft gespeeld en dat hij op zijn beurt politieagent [verbalisant 1] kent.
De herkenning van de verdachte door [verbalisant 1] vond plaats na het bekijken van bewegende beelden die met een camera zijn opgenomen en vastgelegd. Die beelden bevinden zich in het dossier. Niet kan worden gezegd dat die beelden op zichzelf beschouwd voor het kunnen vormen van een herkenning door een bekende van de verdachte wegens de onduidelijkheid daarvan ongeschikt zijn.
Daarbij komt dat verbalisant [verbalisant 1] ook de medeverdachte [medeverdachte] op dezelfde beelden heeft herkend. Van [medeverdachte] staat inmiddels in rechte vast dat hij betrokken is geweest bij het steekincident op 7 juli 2019 bij de bar [naam bar] [2] . De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij [medeverdachte] kent en dat hij inderdaad in oktober 2019 samen met [medeverdachte] en twee anderen in een auto zat. [3] Daarmee is vast komen te staan dat er een link tussen de verdachte en [medeverdachte] bestaat.
Gelet op het voorgaande heeft het Hof geen twijfel aan de herkenning van de verdachte door de verbalisant en komt het van die herkenning opgemaakte proces-verbaal voor bewijsgebruik in aanmerking. Het bewijsverweer wordt daarom verworpen.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, primair, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1, primair
hij op
of omstreeks7 juli 2019, te Sint Maarten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes
aan/in de
(linker
-achter)schouder en
/ofde rug van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op
of omstreeks7 juli 2019 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer 2] mishandelend met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931, te weten een mes
en/of metalen voorwerp, opzettelijk aan de
(linker)arm van die [slachtoffer 2] te steken ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2]
- een
steekwond/snijwond aan zijn
(linker)arm,
althans
letselheeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
3.
hij op
of omstreeks7 juli 2019 te Sint Maarten, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
en[slachtoffer 2],
bezoekers van de bar [naam bar] althans tegen personen, door bar [naam bar] binnen te dringen, bovengenoemde personen aan te vallen, te slaan,
schoppenen
/ofmet een
of meerderemes
sente steken
, waarbij dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto de artikelen 1:119 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van poging tot doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273, eerste en tweede lid, juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
mishandeling in vereniging, gepleegd met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening 1931.
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:82 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag in vereniging, mishandeling in vereniging, met gebruikmaking van een wapen en openlijke geweldpleging.
Hij heeft op 7 juli 2019 samen met anderen zonder dat is gebleken van enige aanleiding een aantal personen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met stenen bekogeld. Die personen zijn daarop weggerend. [Slachtoffer 2] is de keuken van de bar [naam bar] ingevlucht. Kort daarop kwamen de verdachte en een medeverdachte die keuken in en is [slachtoffer 2], ook weer zonder enige aanleiding, geslagen en gestoken met een mes. Daarna zijn de verdachte en de medeverdachte de keuken uitgerend en op aanwijzingen van een andere medeverdachte naar een patio naast de bar gerend, alwaar het slachtoffer [slachtoffer 1] zich schuil hield. Het slachtoffer probeerde zich nog te verdedigen met een stoel, maar kon geen kant op. Aldaar werd hij door de verdachte en de medeverdachte meermalen gestoken, in zijn schouder en rug. Bij de steek in zijn rug bleef het mes zo vast in zijn lichaam zitten, dat degene die had gestoken het mes daar niet meer uit kreeg. Kennelijk was het mes zo diep in het lichaam gestoken, dat het operatief moest worden verwijderd in het ziekenhuis. De foto die zich in het dossier bevindt waarop het mes, diep in het lichaam van [slachtoffer 1] tot nagenoeg het heft gestoken is afgebeeld, spreekt boekdelen en toont de ernst van dit gruwelijke feit aan.
Het Hof rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij zonder dat is gebleken van enige aanleiding zeer agressief de slachtoffers als prooidieren heeft opgejaagd en hen heeft achtervolgd. De slachtoffers konden geen kant op en waren een makkelijke prooi voor de verdachte en de medeverdachten. De geweldsincidenten vonden bovendien plaats in de openbare ruimte, in het bijzijn van vele omstanders, die hierdoor ongevraagd en ongewild geconfronteerd werden met buitensporig geweld. De verdachte heeft door zijn handelen reeds in de samenleving van Sint Maarten levende gevoelens van onrust en onveiligheid versterkt.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt bij zwaar letsel - zoals bij het slachtoffer [slachtoffer 1] het geval is omdat er operatief moest worden ingegrepen - voor een poging doodslag waarbij is gestoken met een mes als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 6 jaar gegeven.
Bij de hoogte van de op te leggen straf betrekt het Hof ook de proceshouding van de verdachte. Dat de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten heeft ontkend, is zijn goed recht, maar de uitoefening daarvan brengt wel met zich dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven en daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Van enig berouw is bovendien geenszins gebleken.
Daar komt bij dat de verdachte, zo blijkt uit zijn strafkaart, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict. Ook dat weegt in het nadeel van de verdachte.
Het Hof is na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door de procureur-generaal gevorderde straf. Het Hof is - met eenparigheid van stemmen - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S. Verheijen, W.J. Geurts-de Veld en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 22 juni 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
mr. S. Verheijen en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Getuigenverklaring, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2019.
2.onherroepelijk vonnis van het Gerecht van 20 november 2019 in de zaak [medeverdachte] (parketnummer 100.00402/19)
3.Proces-verbaal bevinding link tussen [verdachte] en [medeverdachte] van 7 november 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2]