In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar voor twee feiten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij ook de benadeelde partij opnieuw is verschenen. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, in overweging genomen, evenals de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. O.E. Kostrzewski.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in grote lijnen bevestigd, maar met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder feit 2. Het Hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige beoordeeld en geconcludeerd dat deze verklaringen gedetailleerd en consistent zijn. De getuige had een goede bekendheid met de verdachte, wat de betrouwbaarheid van haar herkenning versterkt. Het Hof heeft ook opgemerkt dat de verdediging niet heeft kunnen aantonen dat de verklaringen van de getuige onbetrouwbaar zijn.
De beslissing van het Hof houdt in dat het vonnis van het Gerecht wordt vernietigd voor wat betreft de kwalificatie van feit 2, maar voor het overige wordt het vonnis bevestigd. Het Hof heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde onder feit 2 aangepast en het vonnis van het Gerecht in die zin verbeterd. De zaak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van bewijs.