ECLI:NL:OGHACMB:2021:377

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AUA2021H00102
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asielverzoek en niet-ontvankelijkheid van beroep tegen fictieve afwijzing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 12 april 2021 het beroep van [appellant] tegen een fictieve afwijzende beschikking op bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 20 april 2020 het verzoek van [appellant] om internationale bescherming had afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 14 mei 2020, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op dat bezwaar, wat resulteerde in de fictieve afwijzende beschikking.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 13 oktober 2021 geoordeeld dat de eerdere uitspraak van het Gerecht niet in stand kan blijven. Het Hof overweegt dat er ten tijde van de uitspraak van het Gerecht nog geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat de minister geen inhoudelijk verweer had gevoerd. Hierdoor was de niet-ontvankelijkheid van het beroep van [appellant] onterecht. Het Hof vernietigt de fictieve afwijzende beschikking en draagt de minister op om alsnog op het bezwaar van [appellant] te beslissen.

Daarnaast heeft het Hof de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] in zowel het beroep als het hoger beroep, vastgesteld op Afl. 350,-. De uitspraak benadrukt het belang van een inhoudelijke beoordeling van asielverzoeken en de noodzaak voor de overheid om tijdig en adequaat te reageren op bezwaren.

Uitspraak

AUA2021H00102
Datum uitspraak: 13 oktober 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 april 2021 in zaak nr. AUA202002337, in het geding tussen:
appellant,
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij beschikking van 20 april 2020 heeft de minister het verzoek van [appellant] om internationale bescherming afgewezen.
Op 14 mei 2020 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 24 september 2020 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar (hierna: fictieve afwijzende beschikking op bezwaar).
Bij uitspraak van 12 april 2021 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
Op 13 maart 2020 heeft [appellant] de minister verzocht om internationale bescherming. Dat verzoek heeft de minister bij beschikking van 20 april 2020 afgewezen. Daartegen heeft [appellant] op 14 mei 2020 bezwaar gemaakt. Tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar heeft de gemachtigde van [appellant] beroep ingesteld. Het Gerecht heeft dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het Gerecht overwogen dat [appellant] geen belang meer heeft bij de procedure omdat uit de reactie van de gemachtigde op de vraag of [appellant] nog op het eiland is, en nu de gemachtigde niet ter zitting is verschenen, onvoldoende aannemelijk is geworden of [appellant] nog in Aruba is.
In hoger beroep voert [appellant] aan dat het Gerecht ten onrechte geen waarde heeft toegekend aan de stelling van zijn gemachtigde dat hij nog steeds op het eiland is. Het had in de rede gelegen dat het Gerecht zelf onderzoek had gedaan naar zijn verblijfplaats.
2.1. Bij e-mailbericht van 3 december 2020 heeft het Gerecht aan de gemachtigde van [appellant] verzocht te berichten of [appellant] nog op het eiland is. Daarop heeft zijn gemachtigde bij e-mailbericht van diezelfde dag het volgende geantwoord:
"Uiteraard".
2.2. Naar het oordeel van het Hof is deze reactie op het verzoek van het Gerecht weliswaar summier, maar is daaruit genoegzaam op te maken dat de gemachtigde zich op het standpunt stelt dat [appellant] nog op het eiland is. Niet valt in te zien waarom daarmee onvoldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] zich nog in Aruba bevindt. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat het Gerecht slechts heeft verzocht te berichten of betrokkene zich nog op het eiland bevond zonder dat daarbij is verzocht het antwoord nader te onderbouwen. Dat appellant noch zijn gemachtigde ter zitting zijn verschenen leidt niet tot een ander oordeel. Het betoog slaagt. Het Gerecht heeft het beroep van [appellant] ten onrechte nietontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op artikel 53d, tweede en derde lid, van de Lar ziet het Hof aanleiding een terugverwijzing naar het Gerecht achterwege te laten. Daartoe overweegt het Hof als volgt. Ten tijde van het sluiten van het onderzoek van het Gerecht was nog geen reële beslissing op bezwaar genomen en daarnaast heeft de minister geen inhoudelijk verweer gevoerd. Die omstandigheden maken dat de, ongemotiveerde, fictieve afwijzende beschikking op bezwaar kennelijk niet in stand kan blijven. Het daartegen ingestelde beroep is kennelijk gegrond. Het Hof zal de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar vernietigen en de minister opdragen alsnog op het gemaakte bezwaar te beslissen.
4. De minister moet de proceskosten van [appellant] in beroep en hoger beroep vergoeden. Daarbij wordt een wegingsfactor van 0,25 toegepast. Het Hof stelt de proceskosten vast op een bedrag van Afl. 350,- (voor het indienen van een beroep- en hogerberoepschrift).

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 april 2021 in zaak nr. AUA202002337;
III.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
IV.
vernietigtde bestreden fictieve afwijzende beschikking op bezwaar;
V.
draagtde minister van Justitie, Veiligheid en Integratie
opom met in achtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
VI.
veroordeeltde minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van Afl. 350,-, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
VII.
gelastdat de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 100,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2021.