ECLI:NL:OGHACMB:2021:363

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
H-173/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vrijspraak van Arubaanse ondernemer in omkopingszaak

In de zaak H-173/2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een Arubaanse ondernemer die in eerste aanleg was vrijgesproken van omkoping van een minister. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 30 augustus, 31 augustus, 1 september, 2 september en 21 september 2021, heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.M.P. van Deutekom, en de argumenten van de verdachte en haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, gehoord.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, maar met verbetering van gronden. De zaak draaide om de vraag of de verdachte, door toegangskaarten voor een kerstconcert te kopen, de minister had willen bewegen om ontheffingen van de arbeidsmarkttoets te verlenen. Het Hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het vereiste oogmerk van actieve omkoping. De verdachte had eerder ook al kaarten voor het concert gekocht zonder dat daar een tegenprestatie van de minister tegenover stond. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte met de aankoop van de kaarten een omkopingsdoel had.

De beslissing van het Hof was om het vonnis van het Gerecht te bevestigen, waarbij het Hof zich verenigde met de vrijspraak van de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier tijdens een openbare zitting in Curaçao, met een directe verbinding naar Aruba.

Uitspraak

Zaaknummer: H-173/2019

Parketnummer: P-2018/03927
Uitspraak: 12 oktober 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 22 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzittingen in hoger beroep van 30 augustus,
31 augustus, 1 september, 2 september en 21 september 2021.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.M.P van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, onder verbetering van gronden in die zin dat het Hof de door het Gerecht gebezigde overweging vervangt door onderstaande.
Overweging ten aanzien van vrijspraak
Hoewel omkoping in beginsel (ten minste) twee partijen vraagt, een omkoper en een omgekochte, geldt voor deze partijen een verschillende opzetnorm. Een omkoper is, op grond van de artikelen 2:128 Sr en 2:129 Wetboek van Strafrecht (Sr), slechts strafbaar indien hij een gift of belofte doet met het
oogmerkom de ambtenaar ergens toe te bewegen, dan wel, indien hij een gift of belofte doet
naar aanleiding vaniets dat de ambtenaar heeft gedaan. Het gaat om de hoogste graad van opzet; het naaste doel van de dader.
Toegepast op deze zaak, komt het Hof tot de volgende beoordeling.
De gelijktijdig in hoger beroep terechtstaande verdachte [medeverdachte 1], destijds minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid, heeft ten behoeve van (het bedrijf van) de verdachte in oktober 2016 tien ontheffingen van de arbeidsmarkttoets verleend.
De verdachte heeft in december 2016 via de secretaresse van [medeverdachte 1], mevrouw [medeverdachte 2], toegangskaarten (“stoelen”) gekocht voor het kerstconcert dat werd georganiseerd door de Stichting [naam stichting] (de Stichting), een stichting die (kort gezegd) tot doel heeft het werven van fondsen ten behoeve van de parlementszetel van [medeverdachte 1].
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de verdachte de kaarten voor het kerstconcert heeft gekocht met het oogmerk om [medeverdachte 1] te bewegen om, in strijd met zijn plicht, genoemde ontheffingen te accorderen.
In het dossier bevindt zich een transcript van het volgende afgeluisterde en opgenomen telefoongesprek van 25 oktober 2016, gevoerd door de verdachte met genoemde [medeverdachte 2], waarin zowel de ontheffingen als de stoelen voor het kerstconcert ter sprake komen:
[Medeverdachte 2]: De baas heeft tien voor jou ondertekend (zachtjes).
(..)
[Medeverdachte 2]: Aha, zodat je dan weet dat ze onderweg zijn. OK?
De verdachte: OK. Is goed, is goed.
[Medeverdachte 2]: Aha, ze zijn onderweg en eh, eh, ik bedoel ook met de stoelen he.
(..)
[Medeverdachte 2]: En dan… Aha…. Het concert, als je mij begrijp, aha (lachend).
Het Hof stelt vast dat in dit telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 2] beide onderwerpen weliswaar in dezelfde zin, in relatie tot elkaar, ter sprake worden gebracht, maar dat het initiatief voor dit gesprek niet is uitgegaan van de verdachte maar van [medeverdachte 2]. Uit het gesprek kan voorts niet worden afgeleid dat de verdachte ingaat op hetgeen door [medeverdachte 2] wordt gezegd of dat zij weet heeft van een eventuele bedoeling van [medeverdachte 2] om stoelen aan de verdachte te verkopen in ruil voor het verlenen van ontheffingen. Bovendien is gebleken dat de verdachte ook in de jaren vóór 2016 met vrienden toegangskaarten voor het kerstconcert van de Stichting heeft gekocht en dat niet is gesteld of gebleken dat daar in die voorgaande jaren een tegenprestatie van [medeverdachte 1] tegenover heeft gestaan. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met het kopen van stoelen tot doel had om [medeverdachte 1] ergens toe te bewegen. Daarmee is gegeven dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met het voor een bewezenverklaring van actieve omkoping vereiste oogmerk heeft gehandeld. Dit leidt tot vrijspraak van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, R. Veldhuisen en
R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. H. van der Schaft, (zittings)griffier, en op 12 oktober 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Aruba.
uitspraakgriffier: