ECLI:NL:OGHACMB:2021:362

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
H-170/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping van minister door Arubaanse ondernemer met betrekking tot vergunningverlening

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een Arubaanse ondernemer die werd beschuldigd van actieve ambtelijke omkoping. De verdachte, geboren in 1961, was eerder vrijgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De officier van justitie ging in hoger beroep, waarna het Hof de zaak opnieuw beoordeelde. De verdachte had de minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid, [medeverdachte 1], een aanzienlijke korting aangeboden op de installatie van een airconditioningsysteem in ruil voor hulp bij het verkrijgen van een werkvergunning voor een werknemer van zijn bedrijf. Het Hof oordeelde dat de verdachte met het geven van de korting het oogmerk had om de minister te bewegen om in strijd met zijn plicht iets te doen. Het Hof vernietigde het vonnis van het Gerecht en verklaarde de verdachte schuldig aan actieve ambtelijke omkoping, met als gevolg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een proeftijd van drie jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van corruptie en het belang van integriteit in de overheid.

Uitspraak

Zaaknummer: H-170/2019

Parketnummer: P-2018/03771
Uitspraak: 12 oktober 2021 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 22 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en op de terechtzittingen in hoger beroep van 30 augustus, 31 augustus, 1 september, 2 september en 21 september 2021.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.M.P. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 januari 2019 – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 28 maart 2017 te Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid, althans de minister, belast met arbeid een of meer giften en/of beloften en/of diensten deed en/of aanbood,
namelijk (korting op) de aanleg van een airconditioningsysteem in de woning aan [adres] te Aruba en/of de belofte om in die woning een airconditioningsysteem aan te leggen en/of om een korting te verlenen op de prijs van (de aanleg van) een airconditioningsysteem,
zulks met het oogmerk om voormelde Minister te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten en/of ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door voormelde Minister in zijn huidige en/of vorige bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten,
namelijk
A
het verlenen van ontheffingen van de door het Departemento di Progreso Laboral te verrichten arbeidsmarkttoets en/of het accorderen van aanvragen tot zulke ontheffingen en/of het herzien, wijzigen en/of passeren van beslissingen en/of adviezen van het Departamento di Progreso Laboral en/of het (bevorderen van) het afgeven van verklaringen van geen bezwaar en/of positieve verklaringen tot toetreding tot de arbeidsmarkt (door het Departemento di Progreso Laboral) en/of het (aldus bevorderen van het) afgeven van (tijdelijke) verblijfsvergunningen (met arbeid) (door het Departemento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero)
en/of
B
het verkrijgen en/of verwerven van een voorkeursbehandeling door voormelde Minister en/of het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en/of verbeteren van een relatie tussen hem en/of zijn mededader(s) en voormelde Minister waarin laatstgenoemde niet meer zo vrij, onbe1nvloed, onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot hem en/of zijn mededader(s) als in het geval dat hij en/of zijn mededader(s) die giften, beloften en/of diensten niet hadden gedaan en/of aangeboden.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – met eenparigheid van stemmen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van
17 oktober 2016tot en met
4 januari2017 te Aruba
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,de minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid,
althans de minister, belast met arbeideen
of meergift
en en/of beloften en/of dienstendeed
en/of aanbood,
namelijk
(korting op
)de aanleg van een airconditioningsysteem in de woning aan [adres] te Aruba
en/of de belofte om in die woning een airconditioningsysteem aan te leggen en/of om een korting te verlenen op de prijs van (de aanleg van) een airconditioningsysteem,
zulks met het oogmerk om voormelde minister te bewegen in zijn bediening,
al dan nietin strijd met zijn plicht, iets te doen
en/of na te laten en/of ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door voormelde Minister in zijn huidige en/of vorige bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten,
namelijk
A
het verlenen van
eenontheffing
envan de door het Departemento di Progreso Laboral te verrichten arbeidsmarkttoets en/of het accorderen van een aanvraag tot
zo’nontheffing
en en/of het herzien, wijzigen en/of passeren van beslissingen en/of adviezen van het Departamento di Progreso Laboral en/of het (bevorderen van) het afgeven van verklaringen van geen bezwaar en/of positieve verklaringen tot toetreding tot de arbeidsmarkt (door het Departemento di Progreso Laboral)en
/ofhet (aldus bevorderen van het) afgeven van (tijdelijke) verblijfsvergunningen (met arbeid)
(door het Departemento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero
)
en/of
B
het verkrijgen en/of verwerven van een voorkeursbehandeling door voormelde Minister en/of het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en/of verbeteren van een relatie tussen hem en/of zijn mededader(s) en voormelde Minister waarin laatstgenoemde niet meer zo vrij, onbe1nvloed, onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot hem en/of zijn mededader(s) als in het geval dat hij en/of zijn mededader(s) die giften, beloften en/of diensten niet hadden gedaan en/of aangeboden.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1.
Proces-verbaal Algemeen dossier en relaas (map 1, p. 12), inhoudende als relaas van de verbalisanten:
“[Medeverdachte 1] is vanaf 2013 als MSJA
(het Hof begrijpt: minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid)aangesteld en fungeert als zodanig in het kabinet [naam van het kabinet]. [Medeverdachte 1] heeft arbeidsaangelegenheden in zijn portefeuille. Onderdeel daarvan is het toetsen van aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met arbeid aan de Arubaanse arbeidsmarkt, welke toetsen door DPL worden uitgevoerd. Hieromtrent is door het ministerie van [medeverdachte 1] beleid gemaakt, waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] het prerogatief heeft om op bepaalde gronden ontheffingen van de arbeidsmarkttoets te verlenen.”

2. Proces-verbaal van bevindingen omtrent leveren goederen en gunsten (aanvulling) (map 46, p. 220 e.v.), inhoudende het relaas van verbalisanten:

[De verdachte] is eigenaar/directeur van [bedrijf A], [bedrijf B] en [bedrijf C]
Tijdens de huiszoeking in de woning van [medeverdachte 1] gelegen [adres] te Aruba werd een telefoon in beslag genomen. Tijdens het uitlezen van de telefoon zijn Whatsapp-gesprekken aangetroffen tussen [medeverdachte 1], die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer medeverdachte 1] en [verdachte] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer verdachte]. De Whatsapp-gesprekken vinden plaats tussen 17 oktober 2016 en 4 januari 2017. Hieronder wordt een aantal gesprekken weergegeven. Voorafgaand aan een bericht van [medeverdachte 1] staat [MV 1] en voorafgaand aan een bericht van [verdachte], staat [V].
17 oktober 2016
11.43 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] goedemorgen.
11.43 uur
[V]: Het is [verdachte].
11:45 uur
[V]: Ik heb je nodig zodat jij mij kan helpen met het oplossen van een probleem met een verlenging van een vergunning. Alsjeblieft bel me wanneer je kan.
5 december 2016
14.35 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] goedmiddag.
14.35 uur
[V]: Bel me wanneer je kans hebt.
14.35 uur
[V]: Ik heb je hulp urgent nodig.
14.36 uur
[V]: Ik heb de airco voor jouw huis geblokkeerd. Als het goed is laat me het weten. Als je een tijd wil wachten is dat ook ok zo kan ik het los laten maken.
14.41 uur
[MV 1]: Geef me een kans ik bel je.
14.51 uur
[MV 1] Hoeveel is die grote?
14.51 uur
[MV 1] Hoeveel btu en wat voor prijs?
14.55 uur
[V]: 6000 btu je hebt een cassette nodig.
14.56 uur
[V]: 6900 plus installatie en bevestigingsbeugel 1200
14.56 uur
[V]: Voor jou 6000.
14.57 uur
[MV 1]: Ok.
14.57 uur
[V]: Je moet praten met je aannemer om het plafond te snijden en de elektricien
14.58 uur
[V]: Voor elektriciteit 3 fasen een dikkere kabel
15.51 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] ik heb hulp nodig om een vergunning te vernieuwen van een van mijn werknemers ingenieur monteur uit Venezuela. Ik heb alles al klaar. Ik heb hem nodig voor een project. We zijn al begonnen en ik ben bang dat ze hem zullen oppakken.
16.06 uur
[MV 1]: Ok
16.06 uur
[MV 1]: Geen probleem.
6 december 2016
15.30 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] hoe is het broer
15.30 uur
[V]: Heb je een kans voor mij vanmiddag?
15.32 uur
[V]: Ik heb die ing werken bij [bedrijf D] en ben bang dat ze hem oppakken. Als ik niet zorg zal dragen voor de vernieuwing.
16.55 uur
[MV 1]: Breng het verzoek voor me.
17.01 uur
[V]: Zeg me waar en ik zal er morgen vroeg zijn.
17.09 uur
[MV 1]: Bestuurskantoor
7 december 2016
8.58 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] goedemorgen
8.58 uur
[V]: Ik kan [voornaam betrokkene 1] die met mij werkt de documenten voor jou laten brengen deze ochtend bij bestuurskantoor.
9.01 uur
[V]: Hoe laat is het goed.
9.01 uur
[MV 1]: Laat nu komen.
10.29 uur
[V]: Broer [voornaam betrokkene 1] heeft het voor je achtergelaten. Alsjeblieft vertel me wat de volgende stap is zodat ze de man niet zullen oppakken.
10.30 uur
[V]: De eigenaar van [bedrijf E] heeft zelf de aanvraag brief voor jou getekend, het zit in de enveloppe
12.39 uur
[V]: [Voornaam medeverdachte 1] hoe is het. [Voornaam betrokkene 1] heeft dat ding voor je gelaten. Alsjeblieft help me.
13 december 2016
7.14 uur
[V] [Voornaam medeverdachte 1] goedemorgen.
7.16 uur
[V]: Hoe is het met de vergunning?
7.16 uur
[V]: Trouwens de airco voor jouw woning?
7.51 uur
[MV 1]: stuurt het volgende audiobericht:
Ja broer, eigenlijk wilde ik de airco deze week regelen dus ik wil… ik ben de contracteur aan het bellen om de sheet rock te snijden en je kan de jongens sturen of laat ze contact opnemen met mij zodat wij kunnen cor…
7.52 uur
[MV 1]: stuurt het volgende audiobericht:
Ik ga vandaag naar dat ding kijken voor jou.. over dat ding dat je mij had gevraagd bedankt..
4 januari 2017
15.58 uur
[V]: Broer. Bedankt. Je hebt contant betaald
15.58 uur
[MV 1]: Cheque volgens mij
15.59 uur
[V]: Herinner dat ik in februari langs moet komen voor een controle inspectie zonder kosten wat ik je beloofd heb. Gewoon mij whatsappen eind februari.
16.00 uur
[MV 1]: smiley duimpjes omhoog.
16.00 uur
[V]: Bedankt nogmaals voor het vertrouwen.
16.51 uur
[MV 1]: Altijd broer. Wij gaan lang terug!
3. Proces-verbaal van bevindingen omtrent leveren goederen en gunsten (map 46, p. 122 en 123), inhoudende een telefoongesprek van 30 november 2016 van ([telefoonnummer verdachte]) ([verdachte]) naar ([telefoonnummer medeverdachte 1]) ([medeverdachte 1]
):
(..)
[Verdachte]:[Voornaam medeverdachte 1], hoe gaat het? Met [de verdachte].
(..)
[Medeverdachte 1]: Weet je [voornaam verdachte] wat ik heb gedacht? Ik zal beide niet aannemen. Ik heb zin dat je denkt om een grote airco helemaal voor mij te installeren, want in mijn woonkamer is het beter dat je iets groter installeert.
[Verdachte]:Kom zaterdag even langs dan.
[Medeverdachte 1]: Oke, laten we iets groter gaan doen. Laat die twee kleine maar staan.
(..)
[Verdachte]: Oke, het is geen probleem. Ik heb jou gebeld zodat je mij helpt met één van de vergunningen, herinner je dat…
[Medeverdachte 1]:Nee, maar oké, maar laten wij iets gaan doen. Emmm, vandaag is woensdag. Vrijdag zal ik jou ontmoeten, want ik denk dat ik jou zal vragen om een airco compleet in mijn woonkamer te installeren. Ik denk dat het beter is dan die twee machines.
(..)
[Medeverdachte 1]Maar installeer je airco compleet in de woonkamer wel?
[Verdachte]: Broer! Van dat leef ik, broer.
(..)
4. Proces-verbaal van bevindingen omtrent leveren goederen en gunsten (map 46, p. 124 en 125), inhoudende een telefoongesprek van 21 december 2016 van ([telefoonnummer medeverdachte 1]) ([medeverdachte 1]
) naar ([telefoonnummer verdachte]) ([verdachte]):

[Verdachte]: [naam medeverdachte 1]!

[Medeverdachte 1]: [naam verdachte]! Hoe gaat het?
(..)
[Medeverdachte 1]:Ik heb instructie aan personen gegeven om het te betalen. Ik dacht dat het vandaag was gebeurd.
[Verdachte]:Nee, maak je geen zorgen. Ik heb je daarover niet gebeld.
Ik bel je gezien ik mij zorgen maak dat ze de kerel die voor mij werkt in de plaats, komen oppakken en dan zit ik in de problemen.
[Medeverdachte 1]:Eeeee, het werd al goed gekeurd.
[Verdachte]:Aha.
[Medeverdachte 1]: Het werd goed gekeurd. Dezelfde dag dat ik met jou heb gesproken. Het enige ding is dat er even moet wachten dat het positief wordt uitgereikt dat zij vergunning kunnen krijgen.
[Verdachte]:Maar [Voornaam medeverdachte 1]! Geef mij iets zodat ik daarmee rond kan lopen.
[Medeverdachte 1]:Ik heb mijn gedeelte ondertekend. De positief moet van DPL uitkomen en daarna kan je naar DIMAS gaan met de positief. Maar ik kan niets anders sneller doen dan dat.
(..)
[Verdachte]:Je kan niets ondertekenen indien hij wordt opgepakt?
[Medeverdachte 1]: Dat hij legaal is. Nee, nee. Kijk er is een proces, binnenkort zal hij de positief van DPL krijgen. Eenmaal dat hij dat heeft, gaat hij naar DIMAS voor zijn vergunning. Je moet een beetje daarmee oppassen.
[Verdachte]:Het is goed. Kan niet anders doen, broer.
[Medeverdachte 1]:Het is goed?
[Verdachte]:En hoe gaat het met de airco bij jou thuis?
[Medeverdachte 1]:Het is uitstekend!
(..)
[Verdachte]:Goed, hee, bedankt om mij te bellen [naam medeverdachte 1].
Ik stel dat op prijs.
[Medeverdachte 1]:Nee, zeker, zeker. Altijd tot jouw dienst.
(..)
Overwegingen omtrent het bewijs en bespreking van gevoerde verweren
Doorwerking van een vormverzuim in een andere strafzaak
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in de zaak tegen de gelijktijdig in hoger beroep terechtstaande verdachte [medeverdachte 1]niet is voldaan aan de eisen van artikel 476 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). In dit artikel is bepaald dat indien een minister als verdachte wordt aangemerkt, de bevoegdheden van de officier van justitie zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden uitgeoefend door de procureur-generaal, dan wel door een lid van het openbaar ministerie dat door de procureur-generaal in het bijzonder is aangewezen om te dezen namens hem op treden. Uit de brief van 1 september 2016 van de procureur-generaal mr. Van Dam, blijkt van niet meer dan dat de officier van justitie mr. Schmitz is aangewezen, terwijl is gebleken dat ook de officier van justitie mr. Gerretschen het onderzoek heeft geleid. Deze gang van zaken levert een vormverzuim op in de zaak tegen [medeverdachte 1], welk verzuim doorwerkt in de zaak tegen de verdachte, immers dient het bewijs in zijn zaak te worden aangemerkt als ‘fruits of an poisonous tree’. Dit verzuim dient op de voet van artikel 413, lid 1 Sv, te leiden tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak, aldus de raadsvrouw.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende.
In het dossier bevindt zich een brief van 1 september 2016 van de procureur-generaal (mr. Van Dam) aan het Hoofd van de Landsrecherche [naam Hoofd van de Landsrecherche] met de volgende inhoud:
“Geachte heer [naam Hoofd van de Landsrecherche],
Ik verzoek u om het strafrechtelijk onderzoek in de zaak IBIS te doen uitvoeren, en de officier van justitie mr. B.J. Schmitz voor deze zaak te berichten omtrent het verdere verloop daarvan.
Hoogachtend,
mr. A. van Dam
Procureur-Generaal”
Deze brief laat geen ruimte voor een andere lezing dan dat de procureur-generaal daarin mededeling doet van het gegeven dat hij in het bijzonder de officier van justitie (mr. Schmitz) heeft aangewezen om de aan de procureur-generaal op grond van artikel 476 Sv toekomende bevoegdheden uit te oefenen. Daarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 476 Sv. Dat de brief niet is gericht aan de officier van justitie doet hieraan niet af, nu uit de inhoud van de brief ondubbelzinnig volgt dat het de procureur-generaal is die aan de officier van justitie de last heeft gegeven tot het geven van leiding aan het onderzoek in de zaak IBIS. Dat in deze brief aan het hoofd van de Landsrecherche niet ook een andere officier van justitie dan mr. Schmitz met name is genoemd, maakt dit niet anders. Bezien tegen de achtergrond van het gegeven dat het openbaar ministerie een en ondeelbaar is, lijdt het geen twijfel dat de procureur-generaal heeft bedoeld zijn bevoegdheid te delegeren aan een officier van justitie, en niet uitsluitend aan mr. Schmitz. Voor het voorgaande kan bovendien bevestiging worden gevonden in een brief van 28 december 2016 van de procureur-generaal mr. Van Dam aan de hoofdofficier van justitie, waarin ook de officier van justitie Gerretschen wordt genoemd en waarin de procureur-generaal de aanwijzing aan de officier van justitie expliciteert.
Van een normschending in de zin van artikel 413 Sv is derhalve geen sprake is geweest, zodat het verweer reeds op die grond faalt.
Reguliere bedrijfsvoering of gift?
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe, onder verwijzing naar facturen gericht aan andere klanten, aangevoerd dat de verdachte gewoon was bij zijn bedrijfsmatige verkoop en installatie van dit type airconditioning een vergelijkbare korting toe te passen als de verdachte in het geval van [medeverdachte 1] heeft gedaan. De aan [medeverdachte 1] verleende korting past daarom in de normale bedrijfsvoering van de verdachte en kan derhalve niet worden aangemerkt als een gift. De verdachte heeft benadrukt dat de korting die hij [medeverdachte 1] heeft aangeboden geen verband houdt met de hulp die hij aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd bij het verlengen van de vergunning.
Waardering van het bewijs.
Het Hof gaat op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen van het volgende uit.
De verdachte is eigenaar van [bedrijf B]., een bedrijf dat airco’s levert en installeert. Eind 2016 heeft de verdachte aan [medeverdachte 1], destijds minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid, een airco verkocht, waarbij aan [medeverdachte 1]
25% korting op de prijs is verleend. [2]
Op 9 juli 2015 is ten behoeve van het bedrijf van de verdachte een werkvergunning verleend voor een buitenlandse werknemer [betrokkene 2]. [3] De verdachte heeft vanaf 17 oktober 2016 per telefoon en Whatsapp aan [medeverdachte 1] gevraagd om hem te helpen met het verkrijgen van de vereiste verlenging van deze vergunning.
De vraag is of dit feitencomplex actieve ambtelijke omkoping oplevert. De eerste vraag die hierbij moet worden beantwoord is of de door de verdachte gegeven korting op de aankoopprijs – daargelaten de vraag of die korting in verband staat met de door [medeverdachte 1] verleende dienst – als zodanig kan worden aangemerkt als een gift, als bedoeld in de artikelen 2:128 en 2:129 van het Wetboek van Strafrecht.
Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Het doen van een gift als hiervoor bedoeld, omvat elk overdragen aan een ander van iets dat voor die ander waarde heeft. Een korting is van waarde voor degene die deze ontvangt, omdat de koper hierdoor in een financieel gunstiger positie komt te verkeren dan hij zonder deze korting zou zijn geweest. Een korting kan daarom in beginsel worden aangemerkt als een gift.
De volgende vraag die voor het Hof ter beantwoording voorligt, is met welk doel de verdachte deze gift aan [medeverdachte 1] heeft gedaan. In dit verband wijst het Hof naar de inhoud van de hiervoor weergegeven voor het bewijs gebezigde telefoongesprekken en Whatsapp-berichten, zoals die door de verdachte en [medeverdachte 1] zijn gevoerd en gewisseld. Daaruit kan -kort gezegd- worden afgeleid:
- Op 17 oktober 2016 stuurt de verdachte een Whatsapp-bericht aan [medeverdachte 1] waarin hij schrijft [medeverdachte 1] zijn hulp nodig te hebben bij het verlengen van de vergunning van voornoemde [betrokkene 2]. [Medeverdachte 1]beantwoordt dit bericht niet.
- Op 30 november 2016 belt de verdachte naar [medeverdachte 1]. Het gesprek gaat aanvankelijk over twee kleine airco’s die [medeverdachte 1] voor zijn woning van de verdachte had gehuurd. [Medeverdachte 1] zegt vervolgens dat hij erover nadenkt om een grotere airco door (het bedrijf van) de verdachte te laten installeren. De verdachte antwoordt dat het geen probleem is en zegt direct daaropvolgend dat hij [medeverdachte 1] heeft gebeld zodat [medeverdachte 1] hem kan helpen met een vergunning. [Medeverdachte 1] gaat niet in op verdachtes opmerking over de vergunning.
- Op 5 december 2016 om 14.35 uur stuurt de verdachte een Whatsapp-bericht aan [medeverdachte 1] en zegt dat hij zijn hulp urgent nodig heeft. Een minuut later stuurt de verdachte nog een bericht waarin hij zegt een airco voor de woning van de verdachte te hebben geblokkeerd (het Hof begrijpt: gereserveerd) en vraagt of [medeverdachte 1] akkoord is. [Medeverdachte 1] antwoordt een klein half uur later en informeert naar het vermogen en de prijs van ‘de grote’. De verdachte antwoordt dat de airco in totaal (inclusief installatie en bevestigingsbeugel) 8100 (Awg) kost, maar dat dit voor [medeverdachte 1] 6000 Awg kost. Vijf minuten later stuurt de verdachte aan [medeverdachte 1] een bericht waarin hij zegt [medeverdachte 1] nodig te hebben voor het verlengen van de werkvergunning van zijn werknemer.
- Op 6 en 7 december 2016 is er eveneens Whatsapp-contact tussen de verdachte en [medeverdachte 1]. Afgesproken wordt waar en wanneer de verdachte de voor de verlenging vereiste documenten kan komen (laten) brengen. De verdachte laat [medeverdachte 1] weten dat dat hij bang is dat zijn werknemer zal worden opgepakt.
- Op 13 december 2016 vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] in een Whatsapp-bericht hoe het met de vergunning is. Een minuut later vraagt hij in een bericht naar de airco van [medeverdachte 1]. [Medeverdachte 1] stuurt ongeveer een half uur later twee spraakberichten waarin hij een update geeft over de situatie van zijn airco en zegt ‘ik ga vandaag kijken naar dat ding dat je me gevraagd had’ (naar het Hof begrijpt: de verlenging van de werkvergunning).
Het Hof leidt uit het verloop en de inhoud van de hiervoor weergegeven communicatie af dat het initiatief tot het leggen van contact steeds komt van de verdachte, dat hij het is die de conversatie vaak begint met een vraag over de werkvergunning, dat [medeverdachte 1] hierop niet of laat reageert, dat de verdachte vervolgens de airco ter sprake brengt waarna de verdachte het gesprek vervolgens het onderwerp van gesprek weer op de vergunning brengt. Het Hof maakt hieruit op dat de verdachte, door de airco (steeds) ter sprake te brengen, de aandacht van [medeverdachte 1] weet te vangen en hem vervolgens om hulp te vragen voor de werkvergunning. In meerdere Whatsapp-gesprekken en ook in het telefoongesprek van 30 november 2016 volgen de onderwerpen “vergunning” en “airco” elkaar in zeer kort tijdsbestek op. Ook de Whatsapp-conversatie van 5 december 2016, waarin de verdachte aan [medeverdachte 1] de korting in het vooruitzicht stelt, verloopt volgens ditzelfde patroon.
Naar het oordeel van het Hof laat het voorgaande geen andere conclusie toe dan dat de verdachte de aankoop en de installatie van de airco – en de hierop gegeven zeer aanzienlijke korting - doelbewust heeft ingezet om [medeverdachte 1] te bewegen hem te helpen met de vereiste vergunning. Het Hof acht op grond van het voorgaande dat bewijs voorhanden is voor het door het openbaar ministerie aan de verdachte gemaakte verwijt dat de verdachte met het geven van de korting het oogmerk had om [medeverdachte 1] – als noodzakelijk en door de verdachte gewild gevolg - te bewegen om iets te doen in strijd met zijn plicht. Het Hof zal de ten laste gelegde actieve ambtelijke omkoping dan ook bewezen verklaren.
Dat de verdachte beweerdelijk gewoon was ook aan anderen dan de [medeverdachte 1] een gelijkwaardige korting te geven als de korting die hij aan de [medeverdachte 1] heeft gegeven, kan aan het voorgaande niet afdoen. Het gaat er immers om dat de verdachte in dit specifieke geval een korting heeft gegeven teneinde [medeverdachte 1] te bewegen om hem te helpen met het verkrijgen van de vereiste verlenging van deze vergunning. Weliswaar kan het feit dat de verdachte ook aan anderen een zelfde korting geeft als hij aan [medeverdachte 1] heeft gegeven een contra-indicatie vormen voor het feit dat er een verband bestaat tussen de gegeven korting en de verlangde dienst, maar op basis van de hiervoor besproken bewijsmiddelen en wat daarover is overwogen komt het Hof tot de conclusie dat dat verband er in dit geval wel is geweest.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:128 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen om in zijn bediening, in strijd met zijn plicht iets te doen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De onderhavige strafzaak is voortgekomen uit een grootschalig en langlopend opsporingsonderzoek, door het openbaar ministerie voorzien van de naam IBIS. De resultaten van dat onderzoek hebben aan corruptie te relateren strafbare gedragingen blootgelegd, zowel van personen werkzaam in de private sector, als van ambtenaren, in het bijzonder de minister van Sociale zaken, Jeugd en Arbeid van het Land Aruba. De verschijningsvorm van die gedragingen is veelkleurig en verschilt op zichzelf beschouwd in ernst en brutaliteit. De gemene deler ervan is dat die gedragingen steeds van niet-integer handelen getuigen, met beschadiging van het publieke vertrouwen in de objectiviteit van de beslissingen van ambtenaren tot uiteindelijk gevolg. Beschadiging van dat vertrouwen raakt rechtstreeks aan de effectiviteit van het functioneren van de overheid.
Door en namens de door het Hof gelijktijdig berechte verdachten is met het oog op relativering aandacht gevraagd voor de kleinschaligheid van het Land Aruba. Daarbij is gewezen op de lokale aspecten van regulier laagdrempelig en wederkerig contact van bedrijven en particulieren met ambtenaren, tot en met ministers. Die kleinschaligheid zou de strafwaardigheid van wat is komen vast te staan wegnemen althans sterk relativeren. Dit in andere zaken gevoerde verweer brengt het Hof ambtshalve tot de volgende overweging.
Het Hof kan niet inzien dat kleinschaligheid in de even bedoelde betekenis af kan doen aan het beschadigende effect van strafbare gedragingen, zoals hierboven is uiteengezet. Voor zover is gedoeld op relativering van verwijtbaarheid mag van een ambtenaar, gegeven die kleinschaligheid, juist een bovenmatige alertheid op het bewaken van grenzen worden gevergd. Voor particulieren en bedrijven heeft te gelden dat de kleinschaligheid van Aruba, waarbij met ambtenaren relatief gemakkelijk contact wordt gelegd en onderhouden, geen rechtvaardiging kan vormen voor het plegen van strafbare en in de wet als misdrijven gekwalificeerde gedragingen. Hetzelfde heeft te gelden in de gevallen waarin die contacten bovendien als vriendschappelijk kunnen worden getypeerd.
Zoals in iedere strafzaak dient de strafrechter zich ervan te vergewissen welke doelen met strafoplegging worden gediend. Reeds doordat er berechting plaatsvindt worden normen gemarkeerd. Bij de vraag naar een passende straf staat de vraag naar de strafdoelen van vergelding, algemene preventie en het voorkomen van herhaling door de verdachte centraal.
In de ter berechting voorliggende zaak springen vooral de strafdoelen van vergelding en algemene preventie in het oog. Immers, van bestraffing van de verdachte in de onderhavige strafzaak dient het onmiskenbare signaal uit te gaan dat degene die zich persoonlijk, zakelijk of ambtelijk laat verleiden of een ander doet verleiden tot corruptief gedrag kan rekenen op strafvervolging en berechting. Aldus draagt de strafoplegging van de strafrechter in de individuele strafzaak bij aan het voorkomen en bestrijden van corruptie. Het soortelijk gewicht van het strafdoel van vergelding wordt vanzelfsprekend bepaald door de persoon van de verdachte, het aantal van de bewezen geachte misdrijven, en de aard en ernst daarvan.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte in hoger beroep alsnog zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Daarnaast heeft de procureur-generaal gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf van 40 uren wordt opgelegd. De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen straf aandacht gevraagd voor de schade die aan zijn reputatie als ondernemer is toegebracht.
Meer in het bijzonder overweegt het Hof als volgt.
Vast is komen te staan dat de verdachte als ondernemer rechtstreeks contact met de minister van Sociale zaken, Jeugdbeleid en Arbeid van het Land Aruba heeft onderhouden. Daarbij stonden voor hem zakelijke belangen centraal: de verkoop aan en installatie van een airco-voorziening ten huize van de minister, en het verkrijgen van een (verlenging van) een werkvergunning voor een werknemer van zijn onderneming. Daarbij is de verkoop en prijsstelling van de airco-installatie door de verdachte in zijn contacten met die minister instrumenteel en daardoor strafbaar ingezet: de verdachte verkoopt en installeert de airco-installatie met zijn onderneming zodanig aantrekkelijk dat de minister als koper daarvan zich metterdaad ervoor inspant dat de gewenste werkvergunning wordt verlengd.
De vasthoudendheid waarmee de verdachte deze grensoverschrijdende vermenging van belangen is blijven ontkennen betekent voor het Hof, dat het in zijn proceshouding geen grond vindt de aan hem op te leggen straf te matigen, in het bijzonder niet vanwege het met bestraffing nagestreefde doel van vergelding.
Waar het de persoon van de verdachte betreft, overweegt het Hof als volgt.
Aangenomen moet worden dat de onderhavige strafzaak de belangen van de verdachte als ondernemer nadelig heeft beïnvloed. Gelet op de inhoud van dit vonnis behoeft het geen nader betoog dat dit een en ander slechts rechtstreeks is te herleiden tot verdachtes eigen handelen. Dat verdachte geen strafblad heeft, zal voor de strafoplegging niet in zijn voordeel of nadeel worden meegenomen.
Alles afwegend acht het Hof oplegging van de door de procureur-generaal gevorderde combinatie van hoofdstraffen bovenmatig. Zowel de belangen van normhandhaving als die van vergelding worden in toereikende mate gediend met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat het Hof daarmee zal volstaan. Het Hof zal daarom de verdachte tot de hierna te melden straf veroordelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op het reeds aangehaalde wettelijke voorschrift, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
2 (twee) weken;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, R. Veldhuisen en
R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. H. van der Schaft, (zittings)griffier, en op 12 oktober 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften.
2.Zie bewijsmiddel 3, Whatsapp-conversatie van 5 december 2016: prijs airco (inclusief installatie en bevestigingsbeugel) is Awg 8100,-, maar voor [medeverdachte 1] Awg 6000.
3.Proces-verbaal van bevindingen omtrent leveren goederen en gunsten (map 46, p. 23).