ECLI:NL:OGHACMB:2021:36

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AUA2020H00121
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Hof in hoger beroep inzake inbewaringstelling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant had eerder, op 21 juli 2020, een verzoek ingediend tot opheffing van het bevel tot inbewaringstelling, dat was afgewezen door de rechter-commissaris op 19 augustus 2020. Het hoger beroep was gericht tegen deze uitspraak van de rechter-commissaris. Tijdens de procedure heeft geen van de partijen gebruik gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waarna het Hof het onderzoek heeft gesloten.

Het Hof overwoog dat de rechtsgang zoals voorzien in de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) niet van toepassing was, omdat de uitspraak van de rechter-commissaris niet als een uitspraak in de zin van de Lar kan worden aangemerkt. Dit betekent dat er geen hoger beroep openstond bij het Hof tegen de uitspraak van de rechter-commissaris. Het Hof concludeerde dat het onbevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen. De appellant had geen gronden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot doorbreking van het appèlverbod, zoals ernstige schendingen van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen.

Daarom verklaarde het Hof zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, wat ook betekende dat er geen wettelijke grondslag bestond voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van het Hof, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

AUA2020H00121
Datum uitspraak: 27 januari 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], appellant,
tegen de uitspraak van de rechter-commissaris van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, van 19 augustus 2020, zaaknummer AUA202001732.

Procesverloop

Op 21 juli 2020 heeft appellant een verzoek ingediend tot opheffing van het bevel tot inbewaringstelling als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de Ltu).
Bij uitspraak van 19 augustus 2020 heeft de rechter-commissaris het verzoek afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft desgevraagd binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna het Hof het onderzoek met toepassing van artikel 37, vijfde lid, in verbinding gelezen met artikel 53c, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), heeft gesloten.

Overwegingen

De wetsartikelen die in deze zaak van belang zijn, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Het hoger beroep van appellant is gericht tegen een uitspraak van de rechter-commissaris op het verzoek van appellant om het bevel tot inbewaringstelling op te heffen. Op grond van artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming binnen 72 uur door de rechter-commissaris getoetst en kan het bevel vervolgens te allen tijde op verzoek van de betrokkene door de rechter-commissaris worden opgeheven. Zoals het Hof eerder heeft geoordeeld (in de uitspraak van 12 oktober 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:233), dient deze in de Ltu voorziene rechtsgang bij de rechter-commissaris, waarbij deze als onafhankelijke rechter de inbewaringstelling, onderscheidenlijk het voortduren daarvan, op rechtmatigheid toetst, voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Lar te worden aangemerkt als, onderscheidenlijk op één lijn te worden gesteld met, het geval waarin tegen een besluit beroep is opengesteld op een (andere) onafhankelijke rechter. Dit betekent dat de in de Lar voorziene rechtsgang hier niet van toepassing is. Een uitspraak van de rechter-commissaris op grond van artikel 16, derde lid, van de Ltu is daarmee geen uitspraak als bedoeld in artikel 53a van de Lar, zodat daartegen geen hoger beroep bij het Hof openstaat.
Voor doorbreking van een appèlverbod kan grond bestaan, als sprake is van ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Wat appellant daarover heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
Het Hof is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Reeds om die reden bestaat voor de toekenning van schadevergoeding geen wettelijke grondslag.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier.
w.g. voorzitter
w.g. griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021
BIJLAGE Wettelijk kader
Landsverordening toelating en uitzetting
Artikel 16
1. In geval van uitzetting kan ter verzekering van het vertrek door de minister, belast met justitiële aangelegenheden, de inbewaringstelling van de betrokkene worden bevolen, indien deze gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien gegronde vrees bestaat, dat de betrokkene zal trachten zich aan zijn vertrek te onttrekken.
2. In afwijking van het eerste lid kan de betrokkene, overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen voorschriften de verplichting worden opgelegd om zich periodiek op een door de minister, belast met justitiële aangelegenheden, aangewezen plaats aan te melden dan wel onder elektronisch toezicht worden gesteld. Onder elektronisch toezicht wordt voor de toepassing van dit lid verstaan een technische voorziening, die gebruik maakt van signalen, waarmee de verblijfplaats van een bepaalde persoon kan worden gecontroleerd.
3. Binnen 72 uur wordt de betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het eerste en het tweede lid.
Landsverordening administratieve rechtspraak
Artikel 2
1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
2. Van het begrip beschikking zijn uitgezonderd:
a. rechtshandelingen naar burgerlijk recht;
b. besluiten van algemene strekking;
c. besluiten waartegen beroep op de onafhankelijke rechter is opengesteld krachtens een andere landsverordening dan de onderhavige;
d. besluiten waarover krachtens wettelijk voorschrift de rechterlijke macht is gehoord;
e. besluiten, genomen op grond van een bepaling van strafrechtelijke aard, voor zover betrekking hebbend op een verdachte of een gevonnist persoon;
f. besluiten, houdende een beoordeling van het kennen of kunnen van iemand die te dier zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst.
Artikel 53a
Tegen een uitspraak van het Gerecht inzake beroep tegen een bezwaarschrift staat hoger beroep open bij het Hof.