ECLI:NL:OGHACMB:2021:340
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- M.W. Scholte
- F.W.J. Meijer
- Rechtspraak.nl
Grondhuur en bewijs van toezegging tot waardevergoeding voor opstal
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een geschil tussen [Appellant] en [Geïntimeerde] over een toezegging tot betaling van een waardevergoeding voor een opstal op huurgrond. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep na eerdere tussenvonnissen van 1 oktober 2019 en 17 maart 2020, waarin [Geïntimeerde] werd opgedragen bewijs te leveren van de toezegging door [Appellant] om een bedrag van NAf 25.000,- te betalen voor het huis dat zij bewoonde tijdens haar huwelijk met [Naam 1]. De toezegging zou zijn gedaan tijdens een bijeenkomst bij notaris Chatlein, in het bijzijn van mr. Martina, de advocaat van [Geïntimeerde].
Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder [Geïntimeerde] zelf, haar dochter, [Naam 1] en mr. Martina. De verklaringen van deze getuigen waren cruciaal voor de beoordeling van de zaak. Het Hof oordeelde dat de verklaring van mr. Martina, hoewel niet gedetailleerd, zwaar woog in het bewijs. Het Hof concludeerde dat er voldoende bewijs was dat [Appellant] een toezegging had gedaan, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de hoogte van de vergoeding. De getuigenverklaringen waren inconsistent en er was geen bewijs dat de hoogte van de vergoeding bij de transactie in 2008 was vastgesteld.
Uiteindelijk heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van [Geïntimeerde] in afgeslankte vorm toegewezen, tot een bedrag van Afl. 12.500,-, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden voor rekening van [Appellant] gebracht. Dit vonnis is uitgesproken op 4 mei 2021 in Curaçao.