ECLI:NL:OGHACMB:2021:338

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
SXM2016H00031
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betekening woonplaats onbekend en publicatie van vonnissen

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die oorspronkelijk gedaagde was in conventie en eiser in reconventie. De appellant, die in Sint Maarten woont, heeft zijn zaak zelf voortgezet na het vertrek van zijn gemachtigde, mr. J.G. Snow. De geïntimeerde, die ook in Sint Maarten woonde, is in hoger beroep niet verschenen. De procedure is voortgekomen uit een tussenvonnis van 22 februari 2019, waarin het Hof had bepaald dat het dictum van het vonnis gepubliceerd moest worden in de Daily Herald en de National Gazette, met een afschrift aan de officier van justitie. Echter, de publicatie heeft pas in januari 2021 plaatsgevonden, wat leidde tot complicaties in de oproeping van de geïntimeerde.

Het Hof heeft vastgesteld dat de oproeping van de geïntimeerde niet correct is uitgevoerd, aangezien deze niet is verschenen voor de comparitie van partijen. Het Hof heeft daarom besloten dat de deurwaarder opnieuw moet zorgen voor publicatie en oproeping van de geïntimeerde, die momenteel een onbekende woonplaats heeft. De comparitie is vastgesteld op 11 juni 2021, waarbij partijen worden gelast om te verschijnen voor het Hof in Philipsburg, Sint Maarten. Het Hof heeft de deurwaarder opgedragen om de oproeping te publiceren in de Daily Herald en de National Gazette, en om een bewijs van deze publicatie aan het Hof te overleggen.

De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van correcte betekening en publicatie in civiele procedures, vooral wanneer de woonplaats van een partij onbekend is. Het Hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de oproeping en publicatie correct zijn uitgevoerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM201501326 – SXM2016H00031
Uitspraak: 26 februari 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans appellant,
gemachtigde: mr. J.G. Snow (tot 8 maart 2019),
thans in persoon,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
in eerste aanleg wonende in Sint Maarten met gekozen domicilie bij mr. C.M. Marica, huidige woonplaats onbekend,
oorspronkelijk eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
thans geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen.
De partijen worden hierna [Appellant] en [Geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 22 februari 2019. Bij dat vonnis is onder meer bepaald dat het dictum van het vonnis diende te worden gepubliceerd in de Daily Herald en in de National Gazette, met het overgeven van een afschrift aan de officier van justitie.
1.2
Op 18 januari 2021 is een aankondiging verschenen in de Daily Herald en op 22 januari 2021 in de Landscourant van Sint Maarten (“National Gazette”).
1.3
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Bij tussenvonnis van 22 februari 2019 heeft het Hof partijen gelast, desgewenst vergezeld van hun gemachtigde, op een nader te bepalen datum en tijdstip te verschijnen voor het Hof in het Court House te Philipsburg, Sint Maarten, tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling. Het Hof heeft voorts bepaald dat een afschrift van dit vonnis overeenkomstig artikel 5 ten 7˚ Rv bij exploot aan [Geïntimeerde] wordt betekend door publicatie van het dictum in de Daily Herald en in de National Gazette, met het overgeven van een afschrift aan de officier van justitie. Tot slot heeft het Hof gelast de oproeping bij exploot overeenkomstig artikel 5 ten 7˚ Rv van [Geïntimeerde] tegen de nader te bepalen datum en tijdstip van de comparitie van partijen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
2.2
De publicatie heeft, ondanks vele pogingen van de griffier van het Hof om dit te bewerkstelligen, eerst in januari 2021 plaatsgevonden. In de Daily Herald (18 januari 2021) en in de National Gazette (22 januari 2021) is de volgende tekst (“aankondiging” genoemd) geplaatst:
“Bij exploot van 12 september 2018, van de ondergetekende deurwaarder voor burgerlijke zaken, waarvan afschrift is gelaten aan de Officier van Justitie op Sint Maarten die het oorspronkelijk voor “gezien” heeft getekend, is ten verzoek van [Appellant], wonende op Sint Maarten, die voor deze zaak tot het uiteinde der executie domicilie kiest van mij, deurwaarder, alsmede aan de Kudu Drive #2 te Belair, ten kantore van BZSE Attorneys at Law| Tax Lawyers, en gemachtigd mr. J.G. Snow, ten late van
[GEÏNTIMEERDE], wonende op Sint Maarten
BETEKEND: EEN VONNIS VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURACAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA, beschikking d.d. 17 november 2017 (..)”.
2.3
Met het vorenstaande is niet voldaan aan het tussenvonnis van 22 februari 2019. Het dictum is niet vermeld en verwezen wordt naar een (naar het Hof begrijpt:) vonnis dat aan het tussenvonnis van 22 februari 2019 voorafging. Daarbij is [Geïntimeerde] niet opgeroepen voor de in het dictum van het tussenvonnis genoemde comparitie van partijen. Evenmin kan worden geconcludeerd, nu in de tekst is vermeld dat dat bij exploot van 12 september 2018 is geschied en de datum van het in deze aan de orde zijnde tussenvonnis 22 februari 2019 is, dat een afschrift van het dictum van dit laatste tussenvonnis aan de officier van justitie is gelaten.
2.4
Dit betekent dat het Hof opnieuw publicatie en oproeping zal (moeten) gelasten. Het Hof gaat ervanuit dat de deurwaarder dit op eigen kosten bewerkstelligt.
2.5
In het feit dat in het eerdere tussenvonnis geen datum en tijd is vermeld, en zulks mogelijk voor verwarring heeft gezorgd, ziet het Hof aanleiding om, rekening houdend met de wettelijke termijnen voor oproeping van partijen met een onbekende woon- of verblijfplaats, de comparitie van partijen te bepalen
op 11 juni 2021 om 9.30 uur. Partijen worden gelast om, desgewenst vergezeld van een gemachtigde, op 11 juni 2021 om 9.30 uur te verschijnen voor het Hof in het Court House te Philipsburg, Sint Maarten, tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling.
2.6
Nu nog steeds geen woon- of verblijfplaats van [Geïntimeerde] bekend is, zal het Hof de deurwaarder opdragen om [Geïntimeerde] bij exploot overeenkomstig artikel 5 ten 7˚ Rv op te roepen voor voormelde comparitie van partijen. Artikel 5 aanhef en ten 7˚ Rv brengt mee dat het gedane exploot (oproep) dient te worden gepubliceerd in de Daily Herald alsmede in “het nieuwsblad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst”. In Sint Maarten is dat de Landscourant (“National Gazette”). Verder dient een afschrift van het exploot (de oproep) te worden afgegeven aan de ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Sint Maarten die het vervolgens voor gezien dient te tekenen.
2.7
Dit betekent dat de deurwaarder wordt opgedragen om ervoor te zorgen dat uiterlijk 10 maart 2021 de volgende tekst wordt gepubliceerd in de Daily Herald en de National Gazette:
“Bij tussenvonnis van 26 februari 2021 in het hoger beroep van
[Appellant]tegen
[Geïntimeerde](registratienummer SXM2016H00031) heeft het Hof partijen gelast, desgewenst vergezeld van een gemachtigde,
op 11 juni 2021 om 9.30 uurte verschijnen voor het Hof in het Court House te Philipsburg, Sint Maarten, voor een comparitie van partijen tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling zoals bepaald in het tussenvonnis van 22 februari 2019”.
2.8
De deurwaarder wordt daarbij opgedragen om een afschrift van voornoemd exploot (de oproep) alsmede een afschrift van het vonnis van 22 februari 2019 af te geven aan de ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Sint Maarten die de oproep en het vonnis voor “gezien” dient te tekenen.
2.9
Een bewijs van deze publicatie in de voornoemde nieuwsbladen en de afgifte en ondertekening door het Openbaar Ministerie dient uiterlijk 12 maart 2021 door de deurwaarder te worden toegezonden aan het e-mailadres: hogerberoepciviel@caribjustitia.org.
2.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- gelast partijen om, desgewenst vergezeld van een gemachtigde, op 11 juni 2021 om 9.30 uur te verschijnen voor het Hof in het Court House te Philipsburg, Sint Maarten, voor een comparitie van partijen tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling zoals bepaald in het tussenvonnis van 22 februari 2019;
- draagt de griffier op om heden een afschrift van dit vonnis alsmede het tussenvonnis van 22 februari 2019 te doen toekomen aan de deurwaarder (de heer M. J. Rabess);
- draagt de deurwaarder op de tekst zoals vermeld in rov. 2.7
uiterlijk 10 maart 2021te publiceren in de Daily Herald en de National Gazette;
- draagt de deurwaarder op een afschrift van deze oproeping en het vonnis van 22 februari 2019 af te geven aan de ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Sint Maarten die de oproep en het vonnis voor “gezien” dient te tekenen;
- draagt de deurwaarder op om bij het vorenstaande te handelen conform rov. 2.4;
- draagt de deurwaarder op om uiterlijk 12 maart 2021 een bewijs van de publicatie in de genoemde nieuwsbladen en de afgifte en ondertekening door het Openbaar Ministerie te zenden aan het e-mailadres: hogerberoepciviel@caribjustitia.org;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 26 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.