In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerdere beschikking. De verzoekster, een eigenaresse van een hotel, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van loon aan de verweerster, die als kok en huishoudster werkzaam was. De verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van een feitelijke en juridische misslag in de eerdere beschikking en dat de executie vergaande gevolgen voor haar heeft. De verweerster heeft echter betwist dat er sprake is van een misslag en heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de verzoekster in haar vordering.
Het Hof heeft de argumenten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende onderbouwd zijn. Het Hof heeft benadrukt dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar dient te zijn, tenzij het belang van de verzoekster bij schorsing zwaarder weegt dan dat van de verweerster bij tenuitvoerlegging. Het Hof heeft vastgesteld dat de verzoekster niet voldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. De verzoekster is in haar verzoek tot schorsing afgewezen en is veroordeeld in de proceskosten van de verweerster.