ECLI:NL:OGHACMB:2021:333

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
CUR2019H00300
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van contractsoverneming en rechtshandeling namens een op te richten rechtspersoon

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake contractsoverneming. De zaak betreft de appellanten DÉJÀ VU, DÉJÀ VU N.V. en de geïntimeerde PSB BANK N.V. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 4 mei 2021, gevolgd door getuigenverhoren op 3 juni 2021 en een conclusie na enquête op 29 juni 2021. De kern van het geschil draait om de vraag of een contract is gesloten namens een op te richten rechtspersoon, zoals bedoeld in artikel 2:6 BW. Het Hof oordeelt dat het beroep op contractsoverneming faalt, omdat niet bewezen is dat het contract daadwerkelijk is gesloten namens een op te richten rechtspersoon. De overeenkomst staat op naam van de eenmanszaak van de appellant, en er is onvoldoende bewijs dat de wederpartij akkoord ging met de overeenkomst namens een op te richten rechtspersoon. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt de appellanten in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAf 36.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 381,23 aan verschotten. De uitspraak is gedaan op 27 juli 2021.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201601370 – CUR2019H00300
Uitspraak: 27 juli 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:

1.Appellant] h.o.d.n. DÉJÀ VU,

2. de naamloze vennootschap
DÉJÀ VU N.V.,
wonende respectievelijk gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagden, thans appellanten,
gemachtigde: mr. E.B. Wilsoe,
tegen
de naamloze vennootschap
PSB BANK N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.A. van den Berg.
Partijen worden ook aangeduid als PSB, [Appellant] en DV en appellanten gezamenlijk als [Appellant c.s.].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop tot dan toe verwijst het Hof naar zijn tussenvonnis van 4 mei 2021.
1.2.
Op 3 juni 2021 hebben getuigenverhoren plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Op 29 juni 2021 hebben partijen een conclusie na enquête genomen.
1.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Contractsoverneming, bedoeld in artikel 6:159 BW, is niet meer ter sprake gekomen. Het beroep daarop faalt op de gronden aangeduid in het tussenvonnis (rov. 3.5-3.6).
2.2.
Het Hof acht niet bewezen dat het contract is gesloten ‘namens een op te richten rechtspersoon’, bedoeld in artikel 2:6 BW. De overeenkomst staat op naam van de eenmanszaak van [Appellant]. Ook de wederpartij moet ermee akkoord gaan dat een overeenkomst ‘namens een op te richten rechtspersoon’ wordt aangegaan, met in beginsel, een jaar na de bekrachtiging, het wegvallen ingevolge artikel 2:6 lid 2, tweede zin, BW van de hoofdelijke aansprakelijkheid van degene die de rechtshandeling verrichtte. Van het bestaan van een dergelijk akkoord bij PNV blijkt onvoldoende.
2.3.
Dat getuige [Naam 1] wist dat de eenmanszaak zou opgaan in een NV en dat [Naam 1] dit mondeling heeft medegedeeld aan de directie van PNV, is onvoldoende voor het bewijs.
2.4.
Getuige [Naam 2] was de technische man van PNV. Hij was niet betrokken bij het contracteren. Zijn enkele stelling dat hij binnen het bedrijf gehoord heeft dat door Freitas overgestapt zou worden naar een NV en dat de eenmanszaak zou wegvallen, is onvoldoende bewijs tegenover de betwisting door PSB.
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis moet worden bevestigd. Freitas c.s. dienen de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [Appellant c.s.] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van PSB gevallen en tot op heden begroot op NAf 36.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 381,23 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, O. Nijhuis en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.