ECLI:NL:OGHACMB:2021:325

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
AUA2019H00236
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoerrechten voor energiezuinige airco's en de toepassing van het begunstigend beleid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen in Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De belanghebbende heeft aangifte ten invoer gedaan voor een partij airco's en heeft daarbij een beroep gedaan op het begunstigend beleid dat een verlaagd tarief van 2% invoerrechten toestaat voor energiezuinige producten, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De Inspecteur betwist dat de ingevoerde airco's voldoen aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief en stelt dat het overgelegde FIDE-certificaat niet als bewijs kan dienen. Het Hof oordeelt dat het FIDE-certificaat, afgegeven door een onafhankelijke organisatie, wel degelijk als bewijs kan dienen voor de toepassing van het verlaagde tarief. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht dat de belanghebbende recht heeft op teruggave van de betaalde invoerrechten en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2021.

Uitspraak

Uitspraak
AUA2019H00236
Datum uitspraak: 6 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen in Aruba, zetelend te Aruba,
appellant in hoger beroep (hierna: de Inspecteur),
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (het Gerecht) van 18 oktober 2019 in de zaak BBZ nr. AUA201803443, in het geding tussen de Inspecteur
en
[Belanghebbende],gevestigd in Aruba
verweerder in hoger beroep (hierna: belanghebbende),

1.Procesverloop

1.1.
Belanghebbende heeft op 25 september 2015 aangifte ten invoer gedaan voor een partij “inverter split system” airco’s. Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van Afl 3.029 voldaan. Op 8 oktober 2015 heeft belanghebbende op uitnodiging van de Inspecteur op de aangifte een bedrag van Afl 9.937,25 bijbetaald.
1.2.
Op 13 april 2016 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht om teruggave van het bedrag van Afl 9.937,25. De Inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende bij brief van 3 mei 2017 afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft op 31 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek.
1.4.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2018 de bezwaren van belanghebbende afgewezen. Belanghebbende heeft op 29 oktober 2018 bij het Gerecht beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5.
Bij uitspraak van 18 oktober 2019 heeft het Gerecht het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat aan belanghebbende een teruggave van betaalde invoerrechten dient te worden verleend van Afl 9.937,25, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
1.6.
De Inspecteur heeft bij brief van 15 november 2019, door het Hof ontvangen op 18 november 2019, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht. Belanghebbende heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.7.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van het Gerecht ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.8.
Het Hof heeft de zaak ter zitting te Willemstad/Oranjestad met behulp van een beeldverbinding behandeld op 23 februari 2021. De rechters en de griffier waren aanwezig op het Hof in Curaçao. Bij het Gerecht in Aruba zijn verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door [B], alsmede [C] als gemachtigde van belanghebbende bijgestaan door [D].
1.9.
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 25 september 2015, voor [Q] N.V., met documentnummer C# [00000], aangifte ten invoer gedaan voor een partij airco’s van het merk York. Daarbij is een beroep gedaan op de toepassing van onderdeel 8 van het ‘Begunstigend beleid van de Minister van financiën, Communicatie Utiliteiten en Energie’ van 28 juni 2013 (hierna: het begunstigende beleid). Op grond van het begunstigend beleid wordt onder bepaalde voorwaarden met betrekking tot de Energie Efficiency Ratio (EER) van de airco’s, het tarief van 2% (in plaats van 22%) toegepast voor de invoer van energiezuinige producten.
2.2.
Bij de aangifte is door belanghebbende een ‘High Efficiency Certification’ (hierna: HEC-certificaat) van INTERTEK van 6 maart 2014 overgelegd. Op dit HEC certificaat staat bij de in geschil zijnde airco’s onder meer vermeld:
“Result Marking Data Test Data
(…)
EER 11.707Btu/W.h 11.323Btu/W.h
EER 3.431W/W.h 3.319W/W.h”
Op de aangifte is door belanghebbende op 28 september 2015 een bedrag van Afl 3.029 voldaan.
2.3.
Bij controle van de aangifte en de daarbij behorende bescheiden heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat volgens het INTERTEK HEC-certificaat een aantal airco’s niet aan de voorwaarden voldoet om met het tarief van 2% invoerrechten te kunnen worden ingevoerd. Het gaat om de airco’s van het soort YJHJXC024BAR-FX en YJHJYC024BAR-AX. Volgens de Inspecteur was het betreffende HEC certificaat verouderd en is de Energy Efficiency Ratio (hierna: EER) van deze airco’s vermeld op het certificaat, niet – zoals voor toepassing van het begunstigend beleid vereist – 12.0 of hoger, maar 11.323 EER. Als gevolg hiervan is op 28 september 2015 voor de airco’s geen wegvoeringsdocument afgegeven.
2.4.
De Inspecteur heeft op 1 oktober 2015 een nieuw document C# [00000] opgemaakt, met ‘oude’ dagtekening 25 september 2015, waarbij de aangegeven goederen zijn gesplitst in airco’s waarop het verlaagde tarief van 2% is toegepast en de hier in geschil zijnde airco’s waarop door de Inspecteur het normale tarief van 22% is toegepast. Het bedrag van de totaal verschuldigde invoerrechten is daarbij berekend op Afl 12.966,25.
2.5.
Als bijlage bij een e-mail van 1 oktober 2015 van een medewerker van belanghebbende ([medewerker]) aan de Inspecteur heeft deze aan de Inspecteur een nieuwe verklaring van het energieverbruik van de in geschil zijnde airco’s doen toekomen. Dit HEC-certificaat is gedateerd op 4 september 2015 en is afgegeven door [Johnson] (hierna: Johnson), de uiteindelijke leverancier van de airco’s. Tevens heeft belanghebbende bij de email een door FIDE aan Johnson verstrekte licentieverklaring overgelegd (“Licencia para el uso del Sello Fide”) waaruit blijkt dat Johnson door FIDE is gecertificeerd om namens FIDE verklaringen omtrent het energieverbruik van – onder meer – airco’s te verstrekken. FIDE (Fideicomiso para el Ahorro de Energía Eléctrica) is een organisatie die energie-efficiënte producten op de Mexicaanse markt certificeert. Het FIDE HEC-certificaat van 4 september 2015 afgegeven door Johnson (hierna: het FIDE-certificaat) vermeldt met betrekking tot het energiegebruik van de in geschil zijnde airco’s, voor zover hier van belang:
“Caracteristicas Energéticas
Relación de Eficiencia Energética (REE)
Wt/We (BTU/hW)
Valor de prueba
5.17 (17.64)”
2.6.
Omdat de wijzigingen door de Inspecteur van het document C# [00000] reeds in het systeem van de Douane waren doorgevoerd, heeft een medewerker van de Douane aan belanghebbende medegedeeld dat de bijbetaling niet meer kon worden voorkomen en dat belanghebbende een verzoek om teruggave kon indienen. Belanghebbende heeft daarop op 8 oktober 2015 een bijbetaling op de aangifte voldaan van Afl 9.937,25.
2.7.
Bij beschikking van 3 mei 2017 heeft de Inspecteur het verzoek van belanghebbende om toepassing van het verlaagde tarief op de in geschil zijnde airco’ en teruggave van een bedrag van Afl 9.937,25 afgewezen. Daarbij heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat nu het door belanghebbende eerst gebruikte – verouderde – HEC-certificaat door INTERTEK was afgegeven, het nieuwe certificaat dat ook dient te zijn en dat het door belanghebbende aangeleverde FIDE-certificaat niet als bewijs voor het verlaagde tarief kan dienen. Het daartegen door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 1 oktober 2018 afgewezen omdat de airco’s op grond van het door belanghebbende bij de aangifte ingeleverde HEC-certificaat van INTERTEK niet voor het verlaagde tarief in aanmerking kwamen.
2.8.
Bij de behandeling van de zaak bij het Gerecht, heeft het Gerecht de zitting geschorst om belanghebbende de gelegenheid te geven nader bewijs te overleggen over het energieverbruik van de airco’s. Belanghebbende heeft op 3 april 2019 en 12 september 2019 stukken overgelegd waaronder een (nieuw) HEC-certificaat van INTERTEK gedateerd op 1 september 2015. Op dit HEC certificaat staat bij de in geschil zijnde airco’s onder meer vermeld:
“Result Marking Data Test Data
(…)
EER 11.702Btu/W.h 12.202Btu/W.h
EER 3.430W/W.h 3.576W/W.h”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende ter zake van de aangifte ten invoer van airco’s van het merk York, type YJHJXC024BAR-FX (Indoor unit) en van het type YJHJYC024BAR-AX (Outdoor unit), hierna tezamen aangeduid als “de airco’s”, recht heeft op teruggave van invoerrechten ten bedrage van Afl 9.937,25. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende het vereiste certificaat heeft overgelegd waaruit duidelijk blijkt dat de energie efficiency ratio (EER) van de ingevoerde airco’s voldoet aan de in het begunstigend beleid gestelde voorwaarden voor toepassing van het verlaagde tarief voor energiezuinige producten van 2%. Verder is in geschil het antwoord op de vraag of het Gerecht de Inspecteur terecht heeft veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
3.2.
De Inspecteur beantwoordt die vragen ontkennend, belanghebbende daarentegen beantwoordt de vragen bevestigend.
3.3.
De Inspecteur stelt dat het door belanghebbende overgelegde FIDE-certificaat niet kan worden beschouwd als een door een onafhankelijke instantie afgegeven certificaat omdat Johnson de uiteindelijke leverancier van de airco’s is en bovendien blijkt daaruit niet dat de airco’s aan de daaraan, voor de toepassing van het verlaagde tarief, te stellen voorwaarden voldoen. Het door belanghebbende bij het Gerecht overgelegde INTERTEK-certificaat van 1 september 2015 voldoet evenmin, aangezien daarbij niet kan worden vastgesteld dat het om dezelfde airco’s gaat. Verder bestrijdt de Inspecteur het oordeel van het Gerecht waarbij hij in de proceskosten van belanghebbende is veroordeeld aangezien belanghebbende daarom volgens de Inspecteur niet heeft verzocht.
3.4.
Belanghebbende stelt dat uit het overgelegde FIDE-certificaat blijkt dat de airco’s voldoen aan de eisen gesteld in onderdeel 8 van het begunstigend beleid. Sello Fide is een onafhankelijke buitenlandse organisatie, waarbij onder licentie het HEC-certificaat voor de onderhavige airco’s is afgegeven, aldus belanghebbende. Verder stelt belanghebbende dat het Gerecht de Inspecteur terecht heeft veroordeeld in de proceskosten van de Inspecteur.
3.5.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van het Gerecht en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van het Gerecht.

4.Uitspraak van het Gerecht

Het Gerecht heeft – kort gezegd – als volgt overwogen. De bewijslast dat het verlaagde invoertarief van toepassing is rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft als bewijs dat de airco’s voldoen aan het vereiste energieverbruik bij invoer een certificaat van INTERTEK overgelegd en een certificaat van FIDE. Het Gerecht is het met de Inspecteur eens dat met het eerste certificaat, het bewijs dat het energieverbruik voor de airco’s voldoet aan de vereiste EER niet is geleverd. Omdat de Inspecteur erkent dat volgens het certificaat van FIDE de airco’s voldoen aan het vereiste energieverbruik zoals is bepaald in het begunstigend beleid, is belanghebbende op die grond geslaagd in het van hem verlangde bewijs. Niet gezegd kan worden – aldus het Gerecht – dat het feitelijk door Johnson afgegeven certificaat niet afkomstig is van een onafhankelijke organisatie. Het certificaat is immers onder de licentie, derhalve met toestemming van de onafhankelijke organisatie FIDE, afgegeven. Het Gerecht heeft het beroep van belanghebbende daarop gegrond verklaard.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Het begunstigend beleid luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“AANKONDIGING BEGUNSTIGEND BELEID
(…)
Vooruitlopend op de behandeling van de wetsvoorstellen die zijn opgesteld naar aanleiding van het getekende protocol inzake belastingen d.d. 9 november 2012 is het wenselijk dat de voorzieningen reeds beschikbaar zullen zijn voor de lokale bevolking evenals voor mogelijke in Aruba geïnteresseerde investeerders.
(…)
Op grond van het voorgaande keur ik goed, dat vooruitlopend op de invoering van de voorgestelde wijzigingen in de (…) Landsverordening tarief van invoerrechten, de hieronder genoemde onderdelen reeds van kracht zullen zijn met ingang van de datum van ondertekening en publicatie van deze aankondiging, tenzij anders bepaald in dit begunstigend beleid.
(…)
Invoerrechten verlaging voor energiezuinige producten naar 2%
Naar aanleiding van de presentatie van de door mij ingestelde werkgroep aan de aircohandelaren d.d. 1 maart 2013, de vergadering van 13 maart 2013 tussen vertegenwoordigers van de Sociale Dialoog, de werkgroep en mij, en de vergadering van 21 maart 2013 tussen de vertegenwoordigers van de Sociale Dialoog en de werkgroep, heb ik besloten om voor de toepassing van het lagere tarief van 2% de volgende voorwaarden te stellen. Het onderstaande geldt in principe vanaf 1 januari 2013.
I. Inverter Airco’s
- Energy efficiency ratio
M.i.v. 1 januari 2013:
≥SEER 14,5 of EER (Btu/Whr) 12 of ΩΩR (Watt/Watt)3,5
M.i.v. 1 januari 2014:
≥EER (Btu/Whr)12 of ΩΩR (Watt/Watt)3,5
- Kwalificerende certificaten
Een certificaat waaruit de energy efficiency ratio duidelijk blijkt.”
5.2.
Zoals het Gerecht terecht tot uitgangspunt heeft genomen heeft belanghebbende de bewijslast voor de toepassing van het verlaagde tarief van invoerrechten. Belanghebbende stelt in hoger beroep dat zij met de overlegging van het FIDE-certificaat aan haar bewijslast heeft voldaan.
5.3.
Naar het oordeel van het Hof blijkt uit hetgeen daarover in het FIDE-certificaat wordt vermeld (2.5), dat in dat certificaat tot uitdrukking wordt gebracht dat de airco’s over een EER van meer dan 12.0 (namelijk 17.64) beschikken. De aldaar vermelde ‘Relación de Eficiencia Energética (REE)’ is niets anders dan de Spaanse vertaling van de EER, zoals ook uit de definitie daarvan (BTU/hW) blijkt.
5.4.
De Inspecteur bestrijdt dat het FIDE-certificaat aan het van belanghebbende verlangde bewijs kan bijdragen. Hij stelt daartoe dat dit certificaat geen kwalificerend certificaat is. Daarvan is, aldus de Inspecteur, enkel sprake als het certificaat afkomstig is van een onafhankelijke internationale instantie die de efficiëntie van de airco’s meet. Nu het certificaat afkomstig is van de vertegenwoordiger van het airco-merk ‘York’, is aldus de Inspecteur geen sprake van een onafhankelijke instantie.
5.5.
Het Hof volgt de Inspecteur niet in zijn stelling dat het FIDE-certificaat niet tot bewijs voor toepassing van het verlaagde tarief van invoerrechten kan dienen. In het begunstigend beleid wordt slechts de eis gesteld dat een certificaat wordt overgelegd waaruit de Energie Efficiency Ratio duidelijk blijkt. Dat het certificaat afkomstig moet zijn van een onafhankelijke internationale instantie die de efficiëntie van de airco’s meet, zoals de Inspecteur stelt, blijkt nergens uit. Naar echter redelijkerwijs niet valt te betwijfelen dient – met de Inspecteur – te worden aangenomen dat een dergelijk certificaat moet zijn verstrekt door een organisatie of instantie die de energie-eigenschappen van – in dit geval – airco’s wel onafhankelijk heeft vastgesteld. FIDE is organisatie die energie-efficiënte producten op de Mexicaanse markt certificeert en die als zodanige onafhankelijke organisatie kan worden aangemerkt. De Inspecteur heeft dat op zich ook niet bestreden. Johnson verstrekt dergelijke certificaten onder licentie van FIDE. Daarmee staat in beginsel vast dat het door Johnson onder licentie verstrekte certificaat aan de eisen van onafhankelijkheid voldoet. Het enkele feit dat Johnson ook de uiteindelijke leverancier is van de airco’s acht het Hof onvoldoende om anders te oordelen. Evenmin zijn feiten of omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden die tot het oordeel zouden moeten voeren dat het door Johnson verstrekte certificaat niet aan de eis van onafhankelijkheid zou voldoen.
5.6.
Daarmee is op de in geschil zijnde airco’s een invoertarief van 2% van toepassing.
5.7.
Het Gerecht heeft de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. Het Hof acht dat oordeel juist. Anders dan de Inspecteur stelt, is artikel 22a van de Algemene landsverordening belastingen niet van overeenkomstige toepassing op de fase van beroep en hoger beroep. De regeling met betrekking tot de vergoeding van proceskosten in beroep en hoger beroep is neergelegd in de artikelen 15 en 17g Landsverordening in belastingzaken (LBB). Ten overvloede merkt het Hof nog op dat belanghebbende in zijn beroepschrift bij het Gerecht en in het verweerschrift in hoger beroep heeft verzocht de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.
Slotsom
Op grond van al het voorgaande is het hoger beroep ongegrond.

6.Proceskosten hoger beroep

6.1.
Ingevolge artikel 15, lid 1 in samenhang met artikel 17g van de LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
6.2.
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen voor het hoger beroep worden berekend op Afl 1.400 (1 punt voor het indienen van het verweerschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl 700, wegingsfactor 1).
6.3.
Voor de fase van het beroep bij het Gerecht is door het Gerecht reeds een proceskostenvergoeding van Afl 1.750 aan belanghebbende toegekend.

7.Beslissing

Het Hof:
-
bevestigtde uitspraak van het Gerecht, en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep ten bedrage van Afl 1.400.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. J. Snitker en mr. drs. P.J.J. Vonk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C.M.J. Bucx, als griffier. De beslissing is op 6 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken. Wegens ontstentenis van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer.
Afschriften zijn per post/per e-mail op (
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
Toelichting op de rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld en in veel gevallen verplicht (zie daarover
www.hogeraad.nl). Daarvoor is echter een geschikt inlogmiddel nodig. Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het betreffende webportaal. Zij kunnen, zolang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken per post procederen, zoals hiervoor vermeld.