ECLI:NL:OGHACMB:2021:304

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
CUR2018H00009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verandering van eis in civiele procedure met betrekking tot pensioenrechten

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vrouw tegen een man, waarbij de vrouw haar eis heeft veranderd. De vrouw, oorspronkelijk eiseres en thans appellante, heeft haar eis gewijzigd naar aanleiding van nieuwe informatie die zij ontving van APC. De man, oorspronkelijk gedaagde en thans geïntimeerde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze verandering van eis, stellende dat dit in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de verandering van eis niet in strijd is met de procesregels, aangezien de vrouw haar eis heeft aangepast op basis van informatie die zij eerder niet had.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR201701066 (voorheen AR 83154/2017) –
CUR 2018H00009
Uitspraak: 24 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Nederland,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde.
gemachtigde: mr. E. Kleist.
De partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure tot 9 februari 2021 blijkt uit het tussenvonnis van het Hof van die datum.
1.2
Daarna zijn achtereenvolgens de volgende processtukken genomen:
- op 4 mei 2021 een akte uitlating door de gemachtigde van de man;
- op 1 juni 2021 een antwoordakte uitlating op akte pensioenfonds d.d. 4 mei 2021 van [geïntimeerde] door de gemachtigde van de vrouw;
- op 29 juni 2021 een akte uitlating producties door de gemachtigde van de man.
1.3
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof volhardt bij het tussenvonnis van 9 februari 2021 (hierna: het tussenvonnis).
2.2
Bij het tussenvonnis heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door de man als bedoeld in r.ov. 2.19 en 2.20 van het tussenvonnis, bepaald dat de zaak na ontvangst van de akte van de man zal worden verwezen naar de daaropvolgende rol voor antwoordakte zijdens de vrouw en iedere verdere beslissing aangehouden.
2.3
In die r.ov. 2.19 en 2.20 van het tussenvonnis heeft het Hof met het oog op de beoordeling van het geschil een aantal vragen aan APC geformuleerd en de man verzocht deze schriftelijk voor te leggen aan APC en de reactie van APC bij zijn te nemen akte in het geding te brengen. Ten slotte heeft het Hof overwogen dat de man bij die akte tevens in de gelegenheid zal worden gesteld te reageren op hetgeen in r.ov. 2.16 en 2.17 van het tussenvonnis is overwogen.
2.4
Dienovereenkomstig is zijdens de man op 4 mei 2021 zijn genoemde akte uitlating genomen. Bij deze akte is een brief van 30 april 2021 van APC gevoegd. In deze brief is antwoord gegeven op de door het Hof bij eerder genoemd tussenvonnis geformuleerde vragen.
2.5
Vervolgens heeft de vrouw in haar genoemde antwoordakte van 1 juni 2021 haar eis veranderd/vermeerderd (hierna: de verandering van eis). Na de verandering van eis vordert de vrouw het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
voor recht te verklaren dat de vrouw inclusief duurtetoeslagen levenslang recht heeft op een maandelijks pensioenbedrag van NAf 365,38 ingaande 1 januari 2014 tot haar overlijden;
de man te veroordelen aan de vrouw een bedrag van NAf 17.538,24 wegens achterstallige maandelijkse pensioenbedragen te voldoen vanaf juni 2017 tot en met mei 2021, alsmede de wettelijke rente vanaf mei 2017 tot de dag der algehele voldoening;
de man te veroordelen de restantschuld zijnde NAf 3.377,08 op 30 november 2019 te voldoen, alsmede de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
de man te veroordelen over een bedrag van NAf. 14.980,58 de wettelijke rente te voldoen vanaf 1 januari 2014 tot en met november 2019;
de man op te dragen om APC de opdracht te geven genoemd achterstallig bedrag inclusief de rente te betalen en ingaande juni 2021 levenslang een bedrag van NAf 365,38 per maand pensioen aan de vrouw uit te keren;
de man te veroordelen in de proceskosten en het gemachtigdensalaris.
2.6
De man maakt bezwaar tegen deze verandering van eis wegens strijd met de eisen van een goede procesorde.
2.7
Het Hof zal aan dat bezwaar voorbijgaan, waartoe het volgende wordt overwogen. Volgens artikel 109 lid 1 in verbinding met artikel 278 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de eisende partij, zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen, bevoegd zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. Aan die (formele) vereisten is voldaan.
De vrouw heeft haar eis kennelijk veranderd naar aanleiding van de brief van 30 april 2021 die zijdens de man als productie 11 bij zijn akte van 4 mei 2021 in het geding is gebracht.
De aanleiding voor de verandering van eis zijn de gegevens in de brief van APC die de vrouw niet althans ten dele niet eerder bekend waren. Daarom acht het Hof die verandering van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het Hof zal recht doen op de veranderde, hiervoor in r.ov. 2.5 omschreven, eis.
2.8
In zijn genoemde akte van 29 juni 2021 stelt de man dat hij ingevolge het tussenvonnis uitsluitend mag reageren op de producties die de vrouw bij haar antwoordakte van 1 juni 2021 heeft gevoegd. Daargelaten of dit juist is, zou de man voor deze mening een bevestiging kunnen vinden in de e-mail van 3 juni 2021 van de griffie van het Hof, die luidt als volgt:
“(…) Nu de antwoordakte producties bevat en het Hof niet kan constateren dat deze tijdig zijn toegestuurd aan de wederpartij zal de zaak worden verwezen naar de rol van
29 juni 2021 voor akte uitlating producties P1 zijdens [geïntimeerde]
.(…)”
2.9
In die akte van 29 juni 2021 heeft de man zich ook daadwerkelijk (vrijwel) uitsluitend uitgelaten over die producties en niet over de verandering van eis.
2.1
De beginselen van hoor en wederhoor eisen dat de man alsnog de gelegenheid dient te krijgen op de verandering van eis te reageren. Daartoe zal de zaak worden verwezen naar de rol van 21 september 2021.
2.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 21 september 2021 voor akte uitlating verandering van eis aan de zijde van de man P1;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 24 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.