Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Het hoger beroep
Daarnaast betogen zij dat wel met een objectief verifieerbare bron is aangetoond dat [appellant sub 2] aan het middelenvereiste voldoet. [appellant sub 2] heeft immers op basis van diezelfde documenten een vergunning voor onbepaalde tijd verkregen van de minister. Dat die vergunning volgens de minister een duplicaat zou zijn van een eerder afgegeven vergunning, betwisten zij omdat op die vergunning niet staat dat het om een duplicaat gaat.
Wettelijk kader
In paragraaf 4.1 staat onder het kopje "Beleid gezinsvorming" dat toelating alleen mogelijk is indien maximaal 1 jaar na het sluiten van het huwelijk een aanvraag tot toelating is ingediend.
In paragraaf 4.2 staan de voorwaarden beschreven die bij gezinsvorming gelden. Daar is onder meer als voorwaarde genoemd dat de persoon bij wij toelating aangevraagd wordt, duurzaam en zelfstandig dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. De ratio van dit vereiste is dat daardoor de overheid de zekerheid heeft dat betrokkene niet ten laste zal komen van de openbare kas. Blijkens paragraaf 3.7.1 van de richtlijnen geldt bij aanvragen van een echtgeno(o)t(e) dat de vreemdeling die voor zijn/haar echtgeno(o)t(e) van vreemde nationaliteit toelating aanvraagt, NA
f2.000,- bruto per maand aan inkomsten dient aan te tonen.
f2.000,- per maand aan inkomsten beschikt. [appellant sub 2] beschikt niet over een eigen inkomen omdat hij sinds 2016 arbeidsongeschikt is. Hij is aan het revalideren en verwacht na een operatie in Colombia weer aan het werk te kunnen. Hij ontvangt van de overheid maandelijks een bedrag van USD 400,-. Daarnaast ontvangt hij van zijn zussen financiële hulp zodat hij in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Als bewijs voor die financiële hulp heeft [appellant sub 2] een schriftelijke verklaring van 25 maart 2019 overgelegd waarin zijn twee zussen verklaren gezamenlijk in staat en bereid te zijn aan [appellant sub 2] een bedrag van NA
f 2.300,- te verstrekken om zo zijn persoonlijke onkosten te dekken zolang hij bij hen in huis woont. Bij die verklaring zijn ook twee werkgeversverklaringen gevoegd waaruit het maandelijkse inkomen van de zussen is op te maken.
f2.300,- daadwerkelijk maandelijks ontvangt. Het betoog van [appellant sub 2] dat aan hem op basis van dezelfde documenten op 11 januari 2019 een vergunning tot verblijf is verleend, leidt niet tot een ander oordeel nu het op die datum uitgereikte document volgens de toelichting van de minister een duplicaat van een eerder verleende vergunning betreft. De minister heeft daarbij erkend dat dat niet uit de beschikking van 11 januari 2019 blijkt, maar heeft zijn betoog onderbouwd met een afschrift van het schrijven van het hoofd van politie waaruit blijkt dat [appellant sub 2] eerder melding had gemaakt van het verlies van zijn verblijfsdocument. De betogen slagen niet.