ECLI:NL:OGHACMB:2021:287

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2021H0022
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking in een arbeidsovereenkomst geschil tussen Sale e Pepe N.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking. De appellant, Sale e Pepe N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de arbeidsovereenkomst tussen de appellant en de geïntimeerde werd erkend. De appellant verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van deze beschikking totdat het Hof een einduitspraak zou doen in het hoger beroep. De geïntimeerde, die als werknemer van Sale e Pepe wordt beschouwd, had eerder verzocht om betaling van salaris en andere vergoedingen op basis van de arbeidsovereenkomst.

De procedure begon met een beroepschrift van Sale e Pepe op 12 februari 2021, waarin zij de beschikking van 13 januari 2021 aanvochten. De appellant stelde dat er geen arbeidsovereenkomst was, maar een samenwerkingsovereenkomst, en dat de veroordeling tot doorbetaling van loon onterecht was. De geïntimeerde betwistte dit en voerde aan dat hij door de beëindiging van de huurovereenkomst en de daaropvolgende acties van Sale e Pepe in financiële problemen was gekomen.

Het Hof overwoog dat het belang van de geïntimeerde bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder woog dan het belang van Sale e Pepe bij schorsing. Het Hof wees het verzoek tot schorsing af en veroordeelde Sale e Pepe in de proceskosten van de geïntimeerde. De beslissing benadrukt de noodzaak om de rechten van werknemers te beschermen, vooral in situaties waarin zij financieel in de problemen komen door de acties van hun werkgever.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op het verzoek tot schorsing ex artikel 429p lid 2 Rv van:
de naamloze vennootschap
SALE E PEPE N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: Sale e Pepe,
oorspronkelijk (mede)verweerder, thans appellant,
verzoekster tot schorsing,
gemachtigden: mrs. N.R. Joubert en J.J. Rogers,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde,
verweerder tot schorsing,
gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beroepschrift van 11 februari 2021, ingediend ter griffie op 12 februari 2021, is Sale e Pepe in hoger beroep gekomen van de tussen partijen op 13 januari 2021 gewezen en uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht).
1.2.
Bij afzonderlijk verzoekschrift met producties van 11 februari 2021, eveneens ingekomen op 12 februari 2021, heeft Sale e Pepe verzocht de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking te schorsen totdat het Hof een einduitspraak zal hebben gedaan in het tegen de beschikking aanhangige hoger beroep en [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten met bepaling dat hierover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf drie dagen na de uitspraak.
1.3. [
[geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4.
Op 4 maart 2021 hebben beide partijen een pleitnota overgelegd.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van onder meer een verzoek op de voet van artikel 429p lid 2 Rv geldt hetgeen de Hoge Raad op 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft overwogen:
“a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
ii. in een incident tot zekerheidstelling;
iii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iv. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
e. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren”.
2.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Door Sale e Pepe wordt vanaf 1 oktober 2019 een bedrijfsruimte gehuurd van Corplease Limited aan de [adres] om daarin een restaurant de exploiteren. De huur van de bedrijfsruimte is bij overeenkomst van 24 september 2018 verlengd tot 30 september 2023.
2.3.
Partijen hebben op 20 augustus 2019 een Partnership Association Agreement (hierna: de Overeenkomst) getekend ten aanzien van een op te richten restaurant Aglio Olio e Criole aan de [adres] voor de duur van twee jaar ingaande 1 oktober 2019.
2.4.
Op 25 oktober 2019 is Sale e Pepe met Corplease Limited overeengekomen dat de huur van de bedrijfsruimte aan de [adres] voortijdig, per 25 oktober 2019, zou worden beëindigd onder, onder meer, achterlating van de eigendommen van huurder in de bedrijfsruimte.
2.5. [
[geïntimeerde] heeft eind oktober 2019 te horen gekregen van de directeur van Sale e Pepe dat hij geen (verdere) uitvoering moest geven aan de Overeenkomst.
2.6.
In de procedure die heeft geleid tot de bestreden beschikking heeft [geïntimeerde] het Gerecht – samengevat weergegeven - primair verzocht om a) voor recht te verklaren dat tussen hem als werknemer en Sale e Pepe en/of [directeur] (Hof: de directeur van Sale e Pepe) een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen die doorloopt tot 1 oktober 2021 en op grond waarvan Sale e Pepe moet worden veroordeeld aan [geïntimeerde] salaris te betalen en de overeengekomen maandelijkse provisie, b) Sale e Pepe en/of [directeur] te veroordelen om bewijzen van de gemaakte winst over de jaren 2017-2019 over te leggen onder verbeurte van een dwangsom, en c) Sale e Pepe en/of [directeur] te veroordelen om aan [geïntimeerde] een vergoeding te betalen voor gemaakte kosten en extra werkzaamheden over de maanden augustus en september 2019. [geïntimeerde] heeft subsidiair verzocht om te verklaren voor recht dat het niet nakomen van de Overeenkomst neerkomt op wanprestatie van Sale e Pepe en/of [directeur], waardoor [geïntimeerde] schade ondervindt en nog zal ondervinden die moet worden vergoed door hen en door de rechter moet worden vastgesteld en voorts te verklaren voor recht dat op grond van de Overeenkomst door Sale e Pepe en/of [directeur] bij [geïntimeerde] het vertrouwen is gewekt dat hij tot 1 oktober 2026 c.q. 1 oktober 2021 verzekerd was van een baan en maandelijks inkomen maar dat door de handelingen van Sale e Pepe en/of [directeur] dat niet is doorgegaan waardoor er schade is ontstaan die moet worden vergoed door hen en door de rechter moet worden vastgesteld. Meer subsidiair heeft [geïntimeerde] verzocht Sale en Pepe en/of [directeur] te gebieden aan [geïntimeerde] een redelijke vergoeding te betalen voor het niet nakomen van de arbeidsovereenkomst, waaronder begrepen de door [geïntimeerde] gemaakte kosten, alles vermeerderd met de wettelijke rente en verhogingen alsmede met veroordeling van Sale e Pepe in de proceskosten.
2.7.
Het Gerecht heeft in de bestreden beschikking [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken jegens [directeur], voor recht verklaard dat de Overeenkomst een arbeidsovereenkomst is en Sale e Pepe veroordeeld om aan [geïntimeerde] een bedrag van USD 2,500 per maand te betalen ingaande 1 oktober 2019 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de tot 10% gemaximeerde wettelijke verhogingen per vervaldatum van de opvolgende loontermijnen tot aan de dag van algehele voldoening. Voorts is Sale e Pepe veroordeeld tot betaling van de schade wegens gemiste inkomsten door [geïntimeerde] over de periode 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2021, nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf elke opvolgende maandtermijn tot aan de dag van algehele voldoening. Ook is Sale e Pepe veroordeeld om de jaarrekeningen, aangiftes en aanslagen winst- en omzetbelasting van Sale e Pepe over de jaren 2017 tot en met 2019 in kopie aan [geïntimeerde] te geven binnen dertig dagen na de uitspraak onder verbeurte van een dwangsom van NAf 100,= per dag, met een maximum van NAf 20.000,= als zij hiermee in gebreke blijven. Sale e Pepe is veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde]. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.8.
Volgens Sale e Pepe was geen sprake van een arbeidsovereenkomst maar van een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen gericht op het gezamenlijk beheer en exploitatie van het nog op te richten restaurant Aglio Olio e Criole. [geïntimeerde] was de zakenpartner van Sale e Pepe. Van de oprichting van het restaurant en tot een samenwerking in de zin van de Overeenkomst is het niet gekomen. Aan [geïntimeerde] is geen loon of commissie verschuldigd. Sprake is van een juridische c.q. feitelijke misslag. De EJ-rechter had zich onbevoegd moeten verklaren in deze AR-kwestie. Sprake is van een groot restitutierisico nu [geïntimeerde] in Italië woont en ter zitting in eerste aanleg is verklaard dat hij het geld hard nodig heeft. De belangen van Sale e Pepe op behoud van de bestaande toestand wegen zwaarder dat de belangen van [geïntimeerde] bij executie.
2.9. [
[geïntimeerde] betwist het vorenstaande en verzet zich tegen schorsing van de beschikking. Volgens [geïntimeerde] verdraait Sale e Pepe de feiten. [geïntimeerde] zit door toedoen van Sale e Pepe al negentien maanden zonder salaris en heeft hij ook geen spaargeld meer terwijl Sale e Pepe op een andere locatie iets verderop te Simpson Bay gewoon haar restaurant exploiteert. Het zou disproportioneel en onrechtvaardig zijn om de betaling van het salaris nog langer te traineren aldus [geïntimeerde].
2.10.
Het Hof overweegt als volgt. In de kern handelde het in deze zaak om een verzoek van [geïntimeerde] om Sale e Pepe bij beschikking te veroordelen tot (door)betaling van loon op grond van een (gestelde) arbeidsovereenkomst. Dat is een EJ-zaak en als zodanig is de zaak ook afgedaan. Een kennelijke misslag levert dat niet op. Dat de beschikking verder kennelijke misslagen bevat is niet gebleken.
2.11.
Ten aanzien van de veroordelingen opgenomen in de bestreden beschikking, waarbij het Sale e Pepe met name lijkt te gaan om de veroordeling tot doorbetaling loon, weegt het belang van Sale e Pepe bij behoud van de bestaande toestand totdat in hoger beroep is beslist niet zwaarder dan het belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging van de beschikking. Niet betwist is dat het Sale e Pepe is geweest die de huurovereenkomst met Corplease Limited heeft beëindigd van de bedrijfsruimte waarin het (samen) op te richten en te exploiteren restaurant zou worden gevestigd. Evenmin is betwist dat [geïntimeerde] daardoor met lege handen is komen te staan en financieel in zwaar weer is komen te verkeren. Sale e Pepe heeft geen inzicht gegeven waarom executie van de beschikking tot onaanvaardbare gevolgen voor haar zou leiden. Het gestelde restitutierisico is onvoldoende om de executie te schorsen.
2.12.
Het verzoek wordt daarom afgewezen met verwijzing van Sale e Pepe in de kosten van het incident.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- wijst het schorsingsverzoek af;
- veroordeelt Sale e Pepe in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 1.000,=.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, M.W. Scholte, F.J.M Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 18 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.