Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
in de zaak van:
[APPELLANT],
[GEINTIMEERDE],
De verdere beoordeling
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, wonende in Sint Maarten, tegen de geïntimeerde, die oorspronkelijk eiser in conventie was. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding na een natuurramp, waarbij de appellant schade heeft geclaimd die hij heeft geleden door de orkaan Gonzalo en andere regenval. De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij eerder tussenvonnissen zijn gewezen. De comparitie van partijen vond plaats op 11 juni 2021 via videoconference, waarbij de appellant zijn standpunt heeft toegelicht, terwijl de geïntimeerde niet is verschenen.
Het Hof heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de geïntimeerde een bedrag van US$ 2.258,78 bij zijn verzekeraar ICWI had geclaimd, wat lager is dan het bedrag dat de appellant heeft geclaimd. Het Hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde moet worden veroordeeld om het verschil aan de appellant te betalen, rekening houdend met eerdere betalingen. De appellant heeft echter geen bewijs geleverd voor de schade die hij heeft geclaimd, en het Hof heeft geoordeeld dat de kosten voor de werkzaamheden die hij heeft verricht voor zijn rekening blijven.
De beslissing van het Hof houdt in dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, en de geïntimeerde wordt veroordeeld om US$ 436,08 aan de appellant te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De appellant, die in het ongelijk is gesteld, wordt veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerde. Deze uitspraak is gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 augustus 2021.