Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
Hof).
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tussen MITS Curaçao N.V. (hierna: MITS) en Curaçao International Construction Company B.V. (hierna: CICC) betreffende een vordering tot nakoming van een factuur. MITS is oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, terwijl CICC oorspronkelijk eiseres in conventie en verweerster in reconventie is. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 30 juni 2020, waarin het Hof de vordering van CICC met betrekking tot een gefactureerd bedrag van NAf 1.000.796,39 heeft afgewezen. De zaak is vervolgens verder behandeld, waarbij getuigen zijn gehoord en partijen hun conclusies na enquête hebben ingediend. Het Hof heeft vastgesteld dat CICC niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering, met name dat MITS voor de gefactureerde diensten en materialen nog niet had betaald. Het Hof concludeert dat de bewijsopdracht niet is geslaagd en dat CICC niet heeft aangetoond dat er een betalingsverplichting van MITS bestaat. De vordering van CICC in conventie wordt dan ook volledig afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van MITS tot opheffing van de beslagen terecht is ingesteld maar door de escrow-regeling is achterhaald. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis voor zover de vordering tot betaling van NAf 225.325,45 is afgewezen, maar vernietigt de kostenveroordeling en doet in zoverre opnieuw recht. CICC wordt veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.