In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om verzoeken tot vaststelling van het Nederlanderschap door meerdere verzoekers. De zaak is op 12 januari 2021 behandeld, waarbij het Hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 7 april 2020. De verzoekers, waaronder vijf appellanten, hebben hun woonplaats gekozen ten kantore van hun gemachtigde, met uitzondering van verzoekster onder 5, wiens woonplaats onbekend is. Het Openbaar Ministerie van Curaçao en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn als belanghebbenden betrokken in deze procedure.
Tijdens de procedure hebben de verzoekers op 17 augustus 2020 een akte met stukken ingediend, en er zijn reacties van de IND en het Openbaar Ministerie ontvangen. Het Hof heeft vastgesteld dat appellant 3 niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij momenteel in de Dominicaanse Republiek woont. De verzoekers hebben nagelaten bewijsstukken over te leggen met betrekking tot de woonplaats van appellant 5 in Sint Maarten, maar krijgen de gelegenheid om dit alsnog te doen.
De IND heeft de ingediende digitale documenten als ongenoegzaam beoordeeld en verzoekt om originele documenten, waaronder een huwelijksakte met apostille. Het Hof heeft besloten dat alle door de IND verlangde originele documenten moeten worden overgelegd en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak is verwezen naar de rolzitting van het Hof in Curaçao op 6 april 2021, waarbij het Hof de griffier opdraagt de originele documenten aan het Openbaar Ministerie te overhandigen voor onderzoek door de IND. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 januari 2021.