ECLI:NL:OGHACMB:2021:253

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van ontbonden gemeenschap, schadevergoeding en gebruiksvergoeding in geregistreerd partnerschap

In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden gemeenschap tussen een man en een vrouw die een geregistreerd partnerschap hebben gehad. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De man, die in hoger beroep is gekomen van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft grieven aangevoerd tegen de boedelverdeling die door het Gerecht was vastgesteld. De vrouw heeft in incidenteel appel ook grieven ingediend en vorderingen gedaan die betrekking hebben op de uitvoering van het vonnis en schadevergoeding.

De procedure begon met een akte van appel van de man op 24 januari 2020, waarin hij het Gerecht verzocht het eerdere vonnis deels te vernietigen en deels te bekrachtigen. De vrouw heeft hierop gereageerd met een memorie van antwoord en incidenteel appel, waarin zij onder andere verzocht om schadevergoeding en een gebruiksvergoeding van NAf 1.250 per maand. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verdeling van onroerend goed, voertuigen, bankrekeningen en andere activa.

Het Hof heeft uiteindelijk de hypothecaire lening van Spaarne Vastgoed B.V. aan de man toegedeeld, met de verplichting om de vrouw te vrijwaren voor aanspraken van derden. De vrouw is veroordeeld om een bedrag van NAf 158.196,08 aan de man te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis bevestigt de eerdere beslissingen van het Gerecht, met uitzondering van de toedeling van de hypothecaire lening, die is aangepast.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: CUR201804148 en CUR2020H00020
Uitspraak: 29 juni 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
procederend in persoon,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonende in Nederland,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. L.F. Herben.
De partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel (met productie), ingekomen ter griffie op 24 januari 2020, is de man in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 16 december 2019 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht).
1.2
Bij een stuk getiteld beroepschrift, heeft de man grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis deels zal vernietigen en deels zal bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
1.3
De vrouw heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en incidenteel appel ingesteld. Haar conclusie in het principaal appel luidt dat het Hof het vonnis voor zover dat door de man met zijn grieven is bestreden dient te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van het hoger beroep. In incidenteel appel heeft de vrouw geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en gevorderd dat het Hof, opnieuw rechtdoende, zeven vorderingen (alsnog) toewijst.
1.4
Vervolgens heeft de man schriftelijke pleitnotities (met producties) ingediend. De vrouw heeft daarna een akte genomen, waarna de man een antwoordakte heeft genomen.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
De man en de vrouw zijn op 13 december 2006 een geregistreerd partnerschap aangegaan te [plaats], Nederland. Op 7 februari 2018 is dit partnerschap door overeenkomst of ontbinding beëindigd. Het gaat in deze zaak om de verdeling van de ontbonden gemeenschap van de man en de vrouw.
2.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de boedelverdeling vastgesteld en bepaald dat:
- de onroerende zaak te [woonplaats] [adres] zal worden verkocht en dat de netto-opbrengst bij helfte wordt verdeeld, waarbij op het aandeel van de man een gebruiksvergoeding van NAf 1.250 per maand wordt ingehouden vanaf de datum van levering totdat de man de woning heeft verlaten en ontruimd;
- de onroerende zaak te [plaats] aan de vrouw wordt toebedeeld;
- de twee auto’s aan de man worden toebedeeld;
- de inboedel van beide huizen ([woonplaats en [plaats]) in onderling overleg worden verdeeld, zonder verrekening;
- het saldo van de MCB rekening aan de vrouw wordt toebedeeld;
- het saldo van de gezamenlijke Orco Bank rekening aan de vrouw wordt toebedeeld en het saldo van de Orco Bank rekening op naam van de man aan de man;
- het saldo van de Rabobank rekening aan de vrouw wordt toebedeeld;
- het saldo van ING bankrekening en spaarrekening worden toebedeeld aan de vrouw;
- de aandelen in Online Auctions International N.V. en de aandelen in Oozer International N.V. aan de vrouw worden toebedeeld, zonder verrekening van de waarde;
- de nog verschuldigde OZB belasting over 2016 en 2017 wordt toebedeeld aan de man;
- de hypothecaire lening ter zake van de woning in [plaats] aan de vrouw wordt toebedeeld;
- de vorderingen van Spaarne Vastgoed B.V. aan de vrouw worden toebedeeld, met verrekening van de helft van NAf 316.392,16;
- de vorderingen van de kinderen aan de vrouw worden toebedeeld;
- de premies brandverzekering aan de vrouw worden toebedeeld;
- het aan de Landsontvanger betaalde bedrag van NAf 3.000 en de OZB 2018 aan de man worden toebedeeld;
- partijen uiterlijk 1 april 2020 een akte van verdeling en levering dienen te passeren, zoals hiervoor weergegeven, waarbij de vrouw aan de man wegens overbedeling een bedrag van NAf 197.027,41 moet betalen en de man aan de vrouw wegens overbedeling een bedrag van NAf 147.423,70, te vermeerderen met de helft van het saldo van de Orco Bank rekening van de man op 7 februari 2018, waarbij partijen de helft van de kosten van de notariële akte dienen te dragen;
- voor het geval een van partijen zijn medewerking niet verleent, het vonnis in de plaats treedt van diens noodzakelijke rechtshandeling ex artikel 3:300 lid 1 BW;
- de proceskosten worden gecompenseerd.
Het meer of anders gevorderde heeft het Gerecht afgewezen.
In het incidenteel appel
2.4
In incidenteel appel vordert de vrouw:
a. de man te gelasten op 1 april 2020 dan wel een andere in goede justitie te bepalen datum ten overstaan van notaris Fung A Loi een akte van verdeling en levering te laten passeren overeenkomstig het bestreden vonnis, op straffe van een dwangsom van NAf 1.000 per dag;
b. voor recht te verklaren dat de man aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het moedwillig traineren en geen uitvoering geven aan het bestreden vonnis, nader op te maken bij staat;
c. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van NAf 1.250 per maand met ingang van 1 april 2020;
d. de man te veroordelen aan de vrouw te betalen een bedrag van 1.201,16 euro althans het equivalent daarvan in NAf, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1april 2020;
e. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van de wettelijke rente over het schadebedrag dat uit de schadestaatprocedure zal komen vanaf 1 april 2020;
f. de man te veroordelen tot betaling van de incassokosten;
g. de man te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van zijn 3/7e aandeel in de woning te [woonplaats], waarbij de opbrengst van de verkoop dient te worden gestort bij de notaris;
h. de man te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
In het principaal en het incidenteel appel
2.5
Niet in geschil is dat de peildatum voor zowel de verdeling als de waardering van de tot de ontbonden gemeenschap behorende vermogensbestanddelen 7 februari 2018 is.
2.6
De discussie tussen partijen met betrekking tot de vraag of de man de stukken alleen per e-mail en niet een hardcopy heeft ontvangen kan buiten beschouwing blijven. Ook indien juist is dat de man de stukken uitsluitend per e-mail heeft ontvangen, is dit irrelevant; de man heeft de stukken immers ontvangen. Verder valt niet in te zien dat enkel door toezending van de stukken digitaal per e-mail en niet een hard copy per post het beginsel van hoor en wederhoor zou zijn geschonden, nu de man beschikt over een e-mailadres en niet betwist is dat hij op zijn e-mailadres de stukken heeft ontvangen. Als feitelijk juist is wat de man aanvoert, zou dat dus niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
De woning te [woonplaats]
2.7
De suggestie van de man dat de rechter in eerste aanleg voorkennis heeft gehad wordt niet gestaafd door enige feiten. De man heeft gesteld dat de vrouw de woning alsnog wenst toebedeeld te krijgen. De vrouw heeft dit betwist en aangevoerd dat zij in eerste instantie de woning te [woonplaats] toebedeeld wilde krijgen, maar toen bleek dat dit financieel niet mogelijk was, heeft zij ter zitting aangegeven dat zij afzag van haar wens de woning te [woonplaats] toebedeeld te krijgen. In hoger beroep heeft de vrouw ook niet toedeling van de woning gevorderd. Deze wijziging van standpunt is niet onbegrijpelijk en toegestaan. De beslissing van het Gerecht blijft derhalve in stand, de woning te [woonplaats] dient te worden verkocht. In het incidentele appel heeft de vrouw gevorderd dat de man zal worden veroordeeld tot medewerking aan de verkoop van zijn 3/7e deel. Daarna, zo stelt de vrouw, kan (eindelijk) de verdeling plaatsvinden, met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de kosten en de schade die de vrouw heeft geleden, onder andere door de waardevermindering van boedelbestanddelen die door de man zijn veroorzaakt na de peildatum van 7 februari 2018. De man heeft als verweer aangevoerd dat hij meerdere pogingen heeft gedaan om de woning te verkopen, maar dat het tot op heden niet is gelukt. De man heeft de woning voor 80% ontruimd en de woning inmiddels verlaten. Doordat de vrouw de woning ook nadat de man de woning heeft verlaten heeft verhuurd konden er geen bezichtigingen plaatsvinden. Het is de vrouw die hiermee de verkoop tegenhoudt, aldus de man. De vrouw heeft dit niet althans onvoldoende betwist. Daarmee is niet vast komen te staan noch aannemelijk gemaakt dat de man niet mee wil werken aan de verkoop van de woning, zodat geen ruimte is voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht.
De aandelen in Online Auctions en Oozer International
2.8
Met betrekking tot de toedeling van de aandelen in Online Auctions International N.V aan de vrouw stelt de man dat dit nimmer besproken is op de zitting en dat de rechter het ook niet ter sprake heeft gebracht. Hieruit blijkt volgens hem dat de rechter en mr. Herben overleg met elkaar hebben gehad zonder dat de man dit wist. De man heeft daarna gesteld dat hij de aandelen in Online Auctions International en Oozer International niet toebedeeld wil krijgen. Hij wil enkel aantonen dat dit niet ter zitting is besproken. Het Hof begrijpt dat de man niet heeft willen grieven tegen de toedeling van de aandelen aan de vrouw, zodat de verdeling van de aandelen verder onbesproken kan blijven.
Voorts in het principaal appel
De woning te [plaats]
2.9
De man stelt dat de woning te Haarlem niet met goedkeuring van beide partijen is getaxeerd. De makelaar die de woning heeft getaxeerd had in onderling overleg uitgekozen moeten worden. De man werd gedwongen de taxatie door Brouwer te laten uitvoeren en heeft uiteindelijk daarmee ingestemd, maar de woning is op een veel lager bedrag getaxeerd dan de werkelijke waarde. De OZB-waarde is bij deze taxatie aangehouden, maar de OZB-waarde is niet een juiste indicatie van de waarde van de woning. De waarde in Nederland ligt gemiddeld € 50.000 à € 60.000 hoger. De vrouw heeft betwist dat de man niet betrokken is geweest bij de keuze van de makelaar. De vrouw verwijst naar de e-mailwisseling tussen de gemachtigde van de vrouw mr. Herben en de man over de keuze van een makelaar van 23, 28 en 31 mei 2019, meer in het bijzonder de e-mail van de man van 31 mei 2019, waarin hij aan mr. Herben schrijft dat hij akkoord is met de waardebepaling door de onafhankelijke makelaar Fitrex. Het is juist dat uit deze e-mailwisseling blijkt dat er contact is geweest tussen mr. Herben en de man over de keuze van de makelaar en dat de man akkoord is gegaan met een taxatie door Fitrex. De man heeft ook erkend dat hij heeft ingestemd. Dat de man daartoe gedwongen is, is niet gebleken noch aannemelijk gemaakt.
De Orco bankrekening op naam van de man
2.1
De man heeft gesteld dat de man de Orco Bank rekening met nummer [rekeningnummer] eerst na 7 februari 2018 heeft geopend. Het Hof constateert dat deze rekening door het Gerecht aan de man is toebedeeld, zonder verrekening van het saldo. Dat betekent dat het Gerecht een niet voor de man nadelige beslissing heeft genomen. De man geeft ook niet aan wat voor bezwaar hij heeft willen opwerpen.
De hypothecaire lening bij Spaarne Vastgoed
2.11
De man verzet zich tegen de verdeling van de lening van Spaarne Vastgoed B.V. Het hoger beroep daarover loopt nog, zodat de man de woning niet te koop kan aanbieden om de eventuele verplichtingen aan de vrouw te voldoen. De man stelt dat hij in een hoger beroepsprocedure van hem tegen Spaarne Vastgoed B.V. heeft kunnen aantonen dat de zogenaamde lening nooit is gestort op de rekening van de vrouw, terwijl in het vonnis van 16 december 2019 onder “passiva” staat dat de man aansprakelijk is voor de helft. Het is het Hof ambtshalve bekend dat in de procedure tussen enerzijds de vrouw, haar moeder (hierna: [moeder geïntimeerde]) en Spaarne Vastgoed B.V. (gevestigd in Nederland en vertegenwoordigd door de vader van de vrouw) en de man anderzijds bij verstekvonnis van 10 december 2018 de vorderingen van de vrouw, [moeder geïntimeerde] en Spaarne Vastgoed B.V. zijn toegewezen. De man is bij dit verstekvonnis veroordeeld tot (terug)betaling van de op naam van de vrouw en man staande hypothecaire lening bij Spaarne Vastgoed B.V. In het hoger beroep dat de man van dit verstekvonnis heeft ingesteld is hij niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft tot gevolg dat – alhoewel partijen, zoals door de vrouw ook is erkend in de bovengenoemde (verstek)procedure, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze lening – alleen de man veroordeeld is voor terugbetaling van de hoofdsom, rente en kosten van de lening. Dit verstekvonnis is in kracht van gewijsde gegaan. Een toedeling van de lening aan de vrouw zou erg onredelijk en onbillijk uitpakken want dat betekent dat de vrouw in feite niets hoeft te betalen aan een gezamenlijke lening die in de ontbonden huwelijksgemeenschap is gevallen. Het Hof zal dan ook de hypothecaire lening bij Spaarne Vastgoed B.V. toedelen aan de man en de vrouw veroordelen de helft van de hypothecaire lening ad NAf 316.392,16 aan de man te betalen.
Voorts in het incidentele appel
Schadevergoeding
2.12
De vrouw heeft gesteld dat partijen muurvast zitten in een onverdeelde boedel en dat zij daardoor veel kosten heeft moeten maken. De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op schadevergoeding (nader op te maken bij staat) omdat de man alle rekeningen met betrekking tot de gemeenschappelijke woning onbetaald laat, hij geen gebruiksvergoeding betaalt, de woning niet of slecht wordt onderhouden (door achterstallig onderhoud is de waarde van de woning sterk verminderd van NAf. 850.000 naar NAf 700.000) en hij de opbrengst uit de verhuur Airbnb niet deelt met de vrouw. Het is volgens de vrouw volledig aan de man te wijten dat de akte niet op 1 april 2020 is gepasseerd. De gemeenschappelijke lasten met betrekking tot de woning laat de man onbetaald. Hij betaalt ook geen gebruiksvergoeding en de man heeft in weerwil van het bestreden vonnis de woning niet ontruimd.
2.13
Het Hof stelt voorop dat voor een vordering tot schadevergoeding een rechtsgrond aanwezig dient te zijn. Uit de stellingen van de vrouw begrijpt het Hof dat zij het handelen en tegenwerken van de man als onrechtmatig jegens haar kwalificeert. De man heeft erkend dat sprake is van achterstallig onderhoud. Volgens hem is dat altijd zo geweest. De man stelt dat het niet zo kan zijn dat in 1,5 jaar door het achterstallig onderhoud de waarde van de woning drastisch is verlaagd. De man woont niet meer in de woning sinds 15 november 2019. Doordat de woning verhuurd wordt, kan de man de woning niet meer betreden. Hij vindt het daarom niet raar dat de woning niet wordt onderhouden. De waarde van de woning zit, zo stelt de man, niet in het huis, maar in de grond. De kavel ligt namelijk aan het Spaanse Water. Verder heeft de man aangevoerd dat de vrouw zelf de inkomsten uit Airbnb beheerde. Zij heeft zelf alle ontvangen gelden geïncasseerd via de Airbnb creditcard. De verhuur stopte in februari 2019 omdat de vrouw het niet meer aan klanten aanbood. De man betwist dat hij de verhuur heeft geblokkeerd. Hij had geen toegang tot de verhuursite van de vrouw. De man stelt ten slotte dat hij de woning – zo leest hij het vonnis – pas hoefde te ontruimen bij akte van verdeling en levering, in onderling overleg maar uiterlijk 1 april 2020. De akte is nog niet opgemaakt en gepasseerd, hij hoefde dus ook niet te ontruimen. Deze stellingen heeft de vrouw niet althans onvoldoende betwist. Daarmee heeft de vrouw onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden geconcludeerd dat de man jegens de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld. Het enkele feit dat er nog allerlei kosten worden gemaakt doordat de boedel nog onverdeeld is (hetgeen inherent is aan een nog niet verdeelde boedel), kwalificeert niet als onrechtmatig handelen. Voor wat betreft de verhuurinkomsten merkt het Hof nog op dat het Gerecht onbestreden heeft vastgesteld dat uit de verhuurinkomsten de kosten van de kinderen zouden worden betaald. Dat de vrouw de kosten van de kinderen betaalt ondersteunt de stelling van de man dat de vrouw zelf de verhuur beheerde en de inkomsten hieruit genereerde.
2.14
De vrouw heeft separaat gevorderd de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van de wettelijke rente over het schadebedrag dat uit de schadestaatprocedure zal komen vanaf 1 april 2020. Nog daargelaten dat deze vordering thuishoort in de schadestaatprocedure en niet in deze procedure, is de vordering niet toewijsbaar omdat de gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure zal worden afgewezen omdat het onrechtmatig handelen niet is komen vast te staan maar ook niet aannemelijk is geworden.
Inkomsten uit verhuur van de woning te [woonplaats]
2.15
De vrouw stelt recht te hebben op 50% van de verhuuropbrengsten maar het Hof begrijpt, nu zij ter zake geen vordering heeft ingesteld, dat de vrouw de helft van de verhuuropbrengsten als schade wil claimen in een nog te starten schadestaatprocedure. Deze post – de helft van de verhuuropbrengsten – heeft de vrouw opgebracht in het kader van de verdeling en vormt geen schade, zodat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure geen plaats is.
Gebruiksvergoeding
2.16
De vrouw stelt dat zij recht heeft op een maandelijkse gebruiksvergoeding van € 1.250 omdat de woning te [woonplaats] nog steeds niet is verkocht en de man de woning niet heeft ontruimd. De man heeft onbetwist gesteld dat hij de woning heeft verlaten op 15 november 2019. Dat betekent dat de man in beginsel vanaf de peildatum 7 februari 2018 tot 15 november 2019 een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is. Nu evenwel de vrouw de onverdeelde helft van de woning te [plaats] (alleen) gebruikt zonder daarvoor enige gebruiksvergoeding aan de man te betalen en, zoals het Gerecht onbestreden heeft vastgesteld in het vonnis van 26 augustus 2019, de waardes van de woning te [woonplaats] en die van [plaats] vergelijkbaar zijn, is er geen aanleiding aan de vrouw een gebruiksvergoeding toe te kennen. Daar komt nog bij dat een deel van de woning te [woonplaats] werd verhuurd en de man dus niet de gehele woning tot zijn beschikking had.
Premies brandverzekering Ennia
2.17
Het Gerecht heeft volgens de vrouw onterecht een bedrag van € 2.402,33 aan de vrouw toebedeeld omdat de man hiervan 50% dient mee te betalen. De helft zou dus aan haar moeten worden toebedeeld. De vrouw heeft dit niet in het petitum gevorderd maar voor zover het wel zo dient te worden gelezen, is deze vordering niet toewijsbaar. De man heeft de vordering betwist. Hij stelt dat hij vanaf 2015-2018 deze verzekering (een totaalbedrag van NAf 6.400) heeft betaald en dat de vrouw 50% hiervan had moeten betalen. De vrouw heeft dit niet betwist. Het Hof leidt hieruit af dat bij de verdeling door het Gerecht hiermee rekening is gehouden en uitgaande van een verrekening de betaling van de brandverzekering aan de vrouw heeft toebedeeld.
De incassokosten
2.18
De vrouw vordert ‘betaling van de incassokosten, te weten advocaatkosten tegen liquidatietarief en proceskosten’. Naar het Hof begrijpt, heeft zij daarmee het oog op buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten ontbreekt een wettelijke grondslag voor de toewijzing daarvan. Ten aanzien van de proceskosten, is de beslissing van het Gerecht tot compensatie van de proceskosten, met uitzondering van griffierecht en betekeningskosten, in overeenstemming met artikel 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat immers luidt:
“[…] De kosten mogen echter geheel of ten dele gecompenseerd worden tussen echtgenoten of andere levensgezellen […]”.Waarom die beslissing van het Gerecht onjuist is, heeft de vrouw niet toegelicht. De conclusie luidt dat deze vordering niet toewijsbaar is.
De akte van verdeling en levering
2.19
Het Gerecht heeft in het bestreden vonnis bepaald dat indien een van partijen zijn medewerking niet verleent, het vonnis in de plaats treedt van diens noodzakelijke rechtshandeling, een en ander in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW. Dit betekent dat het vonnis – bij gebreke van medewerking – de wilsverklaring van de veroordeelde partij vervangt. Het vonnis wordt dan tezamen met de wilsverklaring van de andere partij opgenomen in een akte die ten overstaan van de notaris wordt verleden. De vrouw heeft gevorderd de man te gelasten op 1 april 2020 dan wel een andere in goede justitie te bepalen datum ten overstaan van notaris Fung A Loi een akte van verdeling en levering te laten passeren overeenkomstig het bestreden vonnis, op straffe van een dwangsom van NAf 1.000 per dag. De man heeft aangevoerd dat de akte nog niet is opgemaakt en gepasseerd omdat de notaris pas een akte wil opmaken na het hoger beroep van deze procedure en de procedure Spaarne Vastgoed B.V./[appellant]. Zoals hiervoor is overwogen, is de man in de procedure tegen Spaarne Vastgoed B.V. niet-ontvankelijk verklaard, zodat dat in elk geval geen reden kan zijn om het opmaken van de akte nog langer uit te stellen. Dat de notaris nu nog niet in actie wil komen is door de vrouw niet bestreden en wordt impliciet bevestigd door het feit dat de vrouw een voorschot ad NAf 3.500 heeft betaald aan de notaris, waarna niets meer is gebeurd. Derhalve nog daargelaten dat geenszins vast staat dat het de man is die zijn medewerking aan de akte van verdeling en levering onthoudt (het lijkt veeleer aan de notaris te liggen die nog steeds geen (concept) akte heeft opgemaakt), heeft de vrouw geen belang bij haar vordering nu de rechter in het vonnis heeft bepaald dat voor het geval een van partijen zijn medewerking niet verleent, het vonnis in de plaats treedt van diens noodzakelijke rechtshandeling. Dat betekent dat het passeren van de akte gewoon doorgang kan hebben, ook als de man zijn medewerking niet verleent. Noch voor een veroordeling de man te gelasten mee te werken aan het passeren van de akte van verdeling en levering, noch voor het opleggen van een dwangsom is gelet hierop plaats.
2.2
Gezien het vorenoverwogene, faalt zowel het principaal hoger beroep als het incidenteel hoger beroep. De proceskosten zullen worden gecompenseerd nu partijen gewezen (geregistreerd) partner zijn.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover de hypothecaire lening van Spaarne Vastgoed B.V. is toegedeeld aan de vrouw, met verrekening van de helft van NAf 316.392,16;
en opnieuw rechtdoende:
deelt de hypothecaire lening van Spaarne Vastgoed ad NAf 316.392,16 toe aan de man, onder de verplichting de vrouw te vrijwaren voor aanspraken van derden;
veroordeelt de vrouw aan de man te betalen een bedrag van NAf 158.196,08, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van dit vonnis;
bevestigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 29 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.