ECLI:NL:OGHACMB:2021:249

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00273
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. De man, vertegenwoordigd door mr. N.B. Louisa, heeft grieven ingediend tegen het vonnis, waarin hij verzoekt om de verdeling van de gemeenschap opnieuw te bepalen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. B.L. Lie Atjam, heeft het appel bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis.

De procedure begon met de indiening van de akte van appel op 26 augustus 2020, gevolgd door een memorie van grieven op 5 oktober 2020. De vrouw diende op 20 november 2020 een memorie van antwoord in. Tijdens de zitting op 9 maart 2021 hebben beide partijen schriftelijke pleitnotities ingediend. Het Hof heeft op 1 juni 2021 uitspraak gedaan.

Het Hof oordeelt dat het hoger beroep niet vervallen is en dat de door de man ingediende producties worden toegelaten. Het Hof heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld, waarbij het ging om een bankrekening en een huis. Het Hof heeft vastgesteld dat de bankrekening een saldo had van NAf 10.111,01 en dat de man een bedrag van NAf 45.000,- aan zijn kinderen had geschonken, wat als verspilling van gemeenschapsgeld wordt aangemerkt. De waarde van het huis, dat op huurgrond staat, is niet aan de man toe te delen, omdat het niet op zijn naam staat en de vrouw ook profijt heeft gehad van de gezamenlijke middelen.

Het Hof heeft het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en de vordering wegens overbedeling verlaagd. De man is veroordeeld tot betaling van NAf 39.752,19 aan de vrouw. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201902245 – CUR2020H00273
Uitspraak: 1 juni 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van

[Appellant],

wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagde, thans appellant,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen

[Geïntimeerde],

wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eiseres, thans geïntimeerde,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Bij akte van appel, ter griffie ingediend op 26 augustus 2020 (en eerder per e-mail op 24 augustus 2020), is de man in hoger beroep gekomen van het tussen partijen en gewezen en op 13 juli 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij memorie van grieven, ingekomen op 5 oktober 2020, heeft de man grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zal bepalen met inachtneming van de door de man aangevoerde grieven.
1.3
Bij een op 20 november 2020 ingediende memorie van antwoord heeft de vrouw het appel bestreden, met als conclusie dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen en daarbij zal veroordelen in de kosten van [het Hof leest] de procedure in hoger beroep.
1.4
Op de digitale rol van 9 maart 2021 hebben partijen schriftelijke pleitnoties ingediend, waarbij de man producties in het geding heeft gebracht.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.
2. De beoordeling
2.1
Het hoger beroep is, anders dan de vrouw meent, niet vervallen. De bij het pleidooi van de man gevoegde producties, waarvan niet duidelijk is gemaakt wanneer de vrouw ze heeft ontvangen, zullen - gelet op de beperkte omvang en de reactie die de vrouw op de producties heeft gegeven - worden toegelaten.
2.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de verdeling van de per 14 augustus 2018 ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen vastgesteld. In appel gaat het nog om twee aan de man toegedeelde vermogensbestanddelen: een bankrekening (grief 1) en het door de echtelieden bewoonde huis te [adres] (grief 2), en in het verlengde daarvan: de hoogte van de door het Gerecht vastgestelde door de man aan de vrouw te vergoeden overbedeling (grief 3).
2.3
De bankrekening op naam van de man bij Banco di Caribe vertoonde ten tijde van de ontbinding van de gemeenschap op 14 augustus 2018 een saldo van NAf 10.111,01. Het is dat saldo dat in de verdeling dient te worden betrokken. De redelijkheid als zodanig is geen grondslag om, zoals het Gerecht deed, door de man bevoegdelijk verrichte betalingen na 31 juli 2018 buiten beschouwing te laten, maar artikel 1:164 lid 1 BW is dat wel. De betalingen zijn gedaan binnen de in het artikel gestelde termijn van zes maanden voor de aanvang van het geding (dat wil hier zeggen: het indienen van het echtscheidingsverzoek). De door de man gestelde schenkingen aan zijn drie kinderen – die geen van allen de vrouw als moeder hebben – waren, zo al reëel, geheel onverplicht en kunnen daarom als verspilling van gemeenschapsgeld worden aangemerkt. Het met die giften gemoeide bedrag van in totaal NAf 45.000,- dient de man aan de gemeenschap te vergoeden. Waar het gaat om het restant van het bedrag van NAf 50.000,- dat de man op 3 augustus 2018 aan een van zijn dochters heeft overgemaakt (een somma van NAf 5.000,- die hij aan reparatie van zijn auto zegt te hebben besteed) geldt hetzelfde. Noch van de reparatie noch van de betaling is enig bewijs overgelegd en het ligt ook niet meteen voor de hand dat de man geld aan zijn dochter overmaakt om het vervolgens terug te krijgen om het aan zijn auto te besteden. Ook hier kan verspilling worden aangenomen. Waar het gaat om de twee geldopnames van zijn eigen rekening van NAf 350,- en NAf 500,- krijgt de man het voordeel van de twijfel. Grief 1 leidt dan tot een kleine correctie, aldus dat het aan de man toe te delen banksaldo NAf 60.111,01 bedraagt in plaats van NAf 60.963,13 en dat de overbedeling bij dit vermogensbestanddeel afneemt van NAf 30.481,57 tot NAf 30.055,51.
2.4
Het huis te [adres] is gebouwd op huurgrond van het Land. De huurovereenkomst (“huurrechten”) staat niet op naam van de man, maar vermoedelijk op die van [naam] of haar enige erfgenaam, de moeder van de man, die het perceel met het daarop gebouwde huis aan de man in gebruik heeft gegeven. Voldoende aannemelijk is (mede gelet op de door de vrouw overgelegde foto’s) dat de man het huis tijdens het huwelijk (in 2012) in sterk vervallen staat heeft opgeknapt tot een opstal met een getaxeerde waarde van NAf 45.000,-. Na het opknappen hebben partijen vanaf enig moment tot hun feitelijk uiteengaan samen in het huis gewoond. Denkbaar is dat de familie van de man hem, mede vanwege zijn investeringen, zal toestaan het perceel op zijn naam in erfpacht te verkrijgen (in welk geval de waarde aanzienlijk zal toenemen) of dat zij hem bij verkoop aan een derde de hele of een groot deel van een eventuele opbrengst zullen gunnen. Zeker is dat echter niet. Wel staat vast dat het – naar kan worden aangenomen: met gemeenschappelijk middelen – opgeknapte huis de beide echtelieden tijdens hun huwelijk woongenot heeft geboden en dat het dat thans biedt aan de man. Mede gezien het profijt dat de vrouw tijdens het huwelijk van deze besteding van de gezamenlijke middelen heeft gehad, is er geen reden om aan de (gebruiks)rechten op het huis een te verdelen waarde toe te kennen en om de man te veroordelen tot enige vergoeding. Grief 2 is daarom gegrond.
2.5
De vordering wegens overbedeling moet in verband met dit alles worden verlaagd van NAf 56.939,75 naar NAf 39.513,69 en het door de man aan de vrouw te betalen bedrag wordt daarmee NAf. 39.752,19. In zoverre slaagt ook grief 3.
2.6
Het bestreden vonnis zal gedeeltelijk worden vernietigd om bovenstaande veranderingen door te voeren.
2.7
Gelet op de voormalige huwelijksband zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Zij hebben beiden een bewijs van onvermogen overgelegd op grond waarvan het Hof hen zal toelaten om in hoger beroep kosteloos te procederen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent beide partijen toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de economische waarde van het huis te Stenen Koraal C-17 aan de man is toebedeeld, bij de toedeling van de bankrekening bij Banco di Caribe [rekeningnummer] is uitgegaan van een saldo van NAf 60.963,13, de overbedeling van de man in verband daarmee op NAf 30.481,57 en NAf 22.500,- is bepaald en de man is veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van NAf 57.139,73 en doet dat vonnis voor het overige bevestigend opnieuw recht:
veroordeelt de man om binnen vier maanden na betekening van dit vonnis aan de vrouw te betalen een bedrag van NAf 39.752,19;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 1 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.