ECLI:NL:OGHACMB:2021:248

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 juli 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00083
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding onrechtmatige daad bij mishandeling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een appellant, vertegenwoordigd door mr. S.C. Larmonie, en een geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. E. Bokkes. De appellant, wonende in Curaçao, was oorspronkelijk gedaagde en heeft in hoger beroep een bewijs van onvermogen overgelegd, waardoor hij kosteloos kon procederen. De geïntimeerde, wonende in Nederland, was oorspronkelijk eiser en heeft schade geleden door een mishandeling die plaatsvond op 15 september 2018.

Het Hof heeft vastgesteld dat de appellant opzettelijk de geïntimeerde heeft mishandeld, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel en pijn voor de geïntimeerde. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellant een onrechtmatige daad heeft gepleegd, die aan hem kan worden toegerekend. Aangezien de appellant heeft afgezien van het leveren van tegenbewijs, is het strafvonnis dat de mishandeling bevestigt, leidend.

De beslissing van het Hof was om het bestreden vonnis te bevestigen en de appellant te veroordelen in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 302,50 aan verschotten. Het Hof heeft de appellant ook toegestaan om kosteloos in hoger beroep te procederen, maar heeft de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de geïntimeerde toegewezen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201902450 – CUR2020H00083
Uitspraak: 27 juli 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: appellant,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonende in Nederland,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Bokkes.

1.Het verder verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnissen van 9 februari 2021 en 4 mei 2021. In het laatste tussenvonnis is [appellant] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen hetgeen in het strafvonnis van 8 juli 2020, parketnummer 510.00045/18, bewezen is verklaard.
1.2.
Bij e-mail van 13 juli 2021 heeft de gemachtigde van [appellant] het volgende gesteld:
‘Het is [appellant] echter niet gelukt om nadere relevante stukken te vergaren om alsnog in te dienen en ook niet om personen zover te krijgen om een mogelijk getuigenverhoor te ondergaan, reden waarom [appellant] ongewild aan uw Hof hierbij te kennen moet geven geen gehoor aan het bewijsopdracht zoals bij Hofvonnis van 4 mei 2021 te kunnen geven.’
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1. [
[appellant] heeft in hoger beroep een bewijs van onvermogen overgelegd (productie 8 bij akte uitlating van 9 maart 2021) en kan worden toegelaten in hoger beroep kosteloos te procederen.
2.2.
Doordat is afgezien van tegenbewijslevering, is thans op basis van het strafvonnis bewezen dat [appellant] omstreeks 15 september 2018, opzettelijk mishandelend, [geïntimeerde] opzettelijk éénmaal met kracht tegen het oog heeft geslagen, ten gevolge waarvan [geïntimeerde] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, zonder dat aannemelijk is dat [geïntimeerde] [appellant] aanviel. Voorts is het bestaan van schade van [geïntimeerde] bewezen.
2.3.
Vast staat daarom dat [appellant] jegens [geïntimeerde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd die [appellant] kan worden toegerekend, met de schade aan het oog van [geïntimeerde] tot gevolg.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. [appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.
Beslissing
Het Hof:
- laat [appellant] toe in hoger beroep kosteloos te procederen;
- bevestigt het bestreden vonnis, en
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 302,50 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, O. Nijhuis en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.