ECLI:NL:OGHACMB:2021:247

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00371
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot partneralimentatie en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een eindbeschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 16 oktober 2020. De man, vertegenwoordigd door mr. E.A. Knoppel, verzet zich tegen de toewijzing van een onderhoudsbijdrage aan de vrouw, die in eerste aanleg was vastgesteld op NAf 1.000,- per maand. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S.C. Larmonie, had in eerste aanleg verzocht om partneralimentatie na de echtscheiding, die op 7 juli 2020 was uitgesproken. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de vrouw in staat is om zelf in haar levensonderhoud te voorzien, gezien haar arbeidsverleden en de inkomsten die zij kan genereren. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat de vrouw, ondanks haar verzoek om alimentatie, voldoende inkomsten kan genereren en dat de man onvoldoende draagkracht heeft om aan de alimentatieverplichting te voldoen. Het Hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen. Tevens is er een oproep gedaan aan beide partijen om zo snel mogelijk over te gaan tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, zodat eventuele schulden en vermogen eerlijk kunnen worden verdeeld. De beslissing is op 29 juni 2021 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR202000131 - CUR2020H00371
Uitspraak: 29 juni 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:

[APPELLANT],

wonende in Curaçao,
in eerste aanleg verzoeker tevens verweerder tegen het zelfstandig tegenverzoek, thans appellant,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel,
tegen

[GEINTIMEERDE],

wonende in Curaçao,
in eerste aanleg verweerster tevens verzoekster in een zelfstandig tegenverzoek, thans geïntimeerde,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Voor het procesverloop in eerste aanleg wordt verwezen naar de tussen partijen gegeven, en op 16 oktober 2020 uitgesproken eindbeschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Van die beschikking is de man in hoger beroep gekomen met een op
26 november 2020 ingekomen beroepschrift met producties, waarin hij beroepsgronden tegen de beschikking heeft aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het alimentatieverzoek van de vrouw zal afwijzen, kosten rechtens.
1.3
Van de vrouw is geen verweerschrift ontvangen.
1.4
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van het Hof te Curaçao van
1 juni 2021, waarbij partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. Zij allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van overgelegde pleitnoties, en vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Vervolgens is beschikking aangezegd voor vandaag.
2. De beoordeling
2.1
Partijen zijn op [datum] 1986 in algemene gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit dat huwelijk zijn drie kinderen geboren, die inmiddels allen meerderjarig zijn. De jongste (zoon) van 21 jaar studeert met een beurs in de Verenigde Staten. De twee dochters van 31 en 32 jaar zijn uitwonend.
2.2
Bij beschikking van het Gerecht van 7 juli 2020 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, is bepaald dat de vrouw gedurende negen maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking het voortgezette gebruik van het echtelijk huis heeft en is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen, met benoeming van een boedelnotaris en een onzijdig persoon. Voor de verdere beoordeling van het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is de zaak verwezen naar de rol voor uitlating zijdens partijen.
2.3
Bij de thans bestreden eindbeschikking van 16 oktober 2020 heeft het Gerecht, uitgaande van een behoefte van de vrouw van NAf 1.000,- en voldoende draagkracht van de man, een door de man aan de vrouw met ingang van 16 oktober 2020 te betalen onderhoudsbijdrage bepaald van NAf 1.000,- per maand.
2.4
Die beslissing wordt in appel met succes bestreden. Enerzijds moet de vrouw, gelet op haar arbeidsverleden zowel in Nederland als in Curaçao bij Brasami (2006-2014), haar werkzaamheden als manicure en pedicure en de computercertificaten die zij heeft gehaald, worden geacht voldoende inkomsten te kunnen generen om in haar behoefte van circa NAf 1.000,- te voorzien. Anderzijds ontbreekt het de man aan draagkracht. Hoewel rond de onderneming van de man en de daaruit gegenereerde inkomsten enige onduidelijkheid is blijven bestaan, kan er gelet op de overgelegde stukken en de door de man gegeven toelichting niet van worden uitgegaan dat zijn bedrijf hem naast zijn inkomen uit loondienst van NAf 3.294,81 netto en zijn bijverdiensten als honkbalcoach (NAf 250,- tot NAf 400,- per maand) voorziet van een stabiele inkomensstroom van een zodanige omvang dat hij boven zijn maandlasten die naast de huur tevens bestaat uit de lasten van enkele gezamenlijke leningen (waaronder het bedrag van NAf 1.118,- dat ACU op zijn salaris laat inhouden) en belastingschulden, voldoende draagkracht heeft om enig bedrag aan de vrouw te betalen. Dat de werkzaamheden bij Hilton/Dreams Hotel (grotendeels) zijn opgedroogd, zoals de man stelt, is wel weersproken maar niet weerlegd, en afgaande op de door de man overgelegde kwitanties moet worden aangenomen dat de in het verleden ontvangen bedragen voor een groot deel zijn opgegaan aan loonkosten van de door de man ingehuurde werkkrachten.
2.5
Partijen dienen, zoals ter zitting is besproken, zo snel mogelijk over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, opdat de schulden en het eventueel aanwezig vermogen eerlijk worden verdeeld. Of er na die verdeling wel reden is voor een onderhoudsbijdrage is nu niet aan de orde. De partiële verdeling met betrekking tot de auto’s zouden partijen alvast met hun gemachtigden afwikkelen.
2.6
De bestreden eindbeschikking zal worden vernietigd om het verzoek van de vrouw om partneralimentatie alsnog af te wijzen.
2.7
Voor een kostenveroordeling is in deze zaak tussen ex-echtelieden geen reden.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
vernietigt de bestreden beschikking van 16 oktober 2020 en wijst het verzoek van de vrouw om een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.W.J. Meijer, Th.G. Lautenbach en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 29 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.