In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2012, in het kader van een hoger beroep. De moeder, wonend in Nederland, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het verzoek van de vader om alleen met het ouderlijk gezag te worden belast, werd afgewezen. De vader, wonend in Curaçao, heeft incidenteel appel ingesteld. De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De moeder verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten, terwijl de vader verzocht om de afwijzing van zijn verzoek om eenhoofdig gezag te vernietigen en de zorgregeling aan te passen.
Het Hof heeft geoordeeld dat er geen feiten zijn die een afwijking van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag rechtvaardigen. De communicatie tussen de ouders is niet optimaal, maar dit is onvoldoende reden om gezamenlijk gezag niet te handhaven. Het Hof heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader bepaald, omdat de minderjarige al haar leven in Curaçao woont en daar geworteld is. De zorgregeling is aangepast, waarbij video-omgang op vaste uren is afgesproken en fysieke omgang tijdens vakanties, afhankelijk van de aanwezigheid van de vader. De vader is verplicht om de moeder regelmatig te informeren over de minderjarige. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.