ECLI:NL:OGHACMB:2021:232

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
CUR201904131
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie werd afgewezen. De vader, die in Nederland woont, had op 12 augustus 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beschikking van 1 juli 2020. De moeder, die in Curaçao woont, heeft geen verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De ouders hebben samen drie minderjarige kinderen, en de vader was eerder verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te betalen, vastgesteld op NAf 250,- per kind per maand. De vader verzocht om wijziging van deze alimentatie, maar het Gerecht had dit verzoek afgewezen.

Tijdens de zitting in hoger beroep hebben partijen een overeenkomst bereikt. De moeder erkende dat de kinderalimentatie tot en met december 2014 was voldaan, en voor die periode werden de achterstallige betalingen op nihil gesteld. Voor de periode van januari 2015 tot en met januari 2021 werd de kinderalimentatie vastgesteld op NAf 500,- per maand voor de drie kinderen samen. Vanaf februari 2021 zou de vader weer de oorspronkelijke alimentatie van NAf 250,- per kind per maand betalen. Het Hof heeft deze afspraken bevestigd en de kosten van het hoger beroep gecompenseerd.

Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie voor de periode tot en met januari 2021 gewijzigd. De vader heeft zijn verplichtingen tot en met december 2014 volledig nagekomen, en de eerdere beschikking van het Gerecht blijft vanaf februari 2021 onverkort van kracht. De beslissing van het Hof is op 9 maart 2021 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2021 BESCHIKKING NO.
UITSPRAAK: 9 maart 2021
ZAAKNRS: CUR201904131 – CUR2020H00258
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend in Nederland,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
-tegen-
[
GEȈNTIMEERDE],
wonend in Curaçao,
in eerste aanleg verweerster, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Verwezen wordt naar de op 1 juli 2020 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht). De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
De vader is in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking door indiening op 12 augustus 2020 van een beroepschrift.
1.3
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4
Op 19 januari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, de vader bijgestaan door zijn gemachtigde. Bij die gelegenheid hebben zij hun standpunten nader toegelicht en vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.De beoordeling

3.1
Partijen zijn de ouders van de thans minderjarige kinderen [kind 1] (geboren op [geboortedatum] 2003 te Curaçao), [kind 2] (geboren [geboortedatum] 2006 te Curaçao) en [kind 3] (geboren op [geboortedatum] 2006 te Curaçao) (hierna: de minderjarigen).
3.2
Bij beschikking van het Gerecht van 14 februari 2012 (E 52650/2011) is – voor zover voor deze zaak van belang – de door de vader verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna: kinderalimentatie) bepaald op NAf 250,- per kind per maand.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht het verzoek van de vader tot wijziging van de kinderalimentatie afgewezen.
3.4
In hoger beroep zijn partijen ter terechtzitting het volgende overeengekomen.
- de moeder erkent dat de kinderalimentatie tot en met december 2014 is voldaan en voor die periode worden de achterstallige betalingen op nihil gesteld;
- de kinderalimentatie vanaf januari 2015 tot en met januari 2021 wordt vastgesteld op NAf 500,- per maand voor de drie minderjarigen tezamen en de achterstallige betalingen worden dienovereenkomstig herberekend;
- vanaf 1 februari 2021 zal de vader de kinderalimentatiebeschikking (14 februari 2012 (E 52650/2011)) onverkort nakomen en dus (weer) NAf 250,- per kind per maand gaan betalen.
3.5
Zoals door partijen ter zitting verzocht, zal het Hof een met deze afspraken overeenkomstige beslissing nemen. Het Hof merkt daarbij op dat het een alimentatieverplichting van in totaal NAf 500,- per maand in de periode tot en met januari 2021 in overeenstemming acht met de wettelijke maatstaven. De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd.
3.6
Het Hof wijst ten slotte nog op artikel 1:395a lid 1 en lid 3 BW, die luiden als volgt:
“1. Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren niet hebben bereikt.
2. (…)
3. Indien aannemelijk is dat een studie die het kind volgt niet voor het bereiken van de leeftijd van eenentwintig jaren kan zijn voltooid, zijn de ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie totdat de studie redelijkerwijs kan zijn voltooid, maar uiterlijk totdat het kind de leeftijd van vijfentwintig jaren heeft bereikt. Hetzelfde geldt voor de stiefouder in het geval, bedoeld in het tweede lid.”
3.7
Artikel 1:395b lid 1 BW bepaalt voorts dat als de rechter een bedrag heeft bepaald dat een ouder dient te betalen als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van een minderjarig kind en deze verplichting van kracht is geweest tot aan het meerderjarig worden van het kind, deze rechterlijke beslissing met ingang van het meerderjarig worden geldt als een beschikking tot bepaling van een bedrag ter zake van levensonderhoud en studie voor het jongmeerderjarige kind als bedoeld in artikel 1:395a BW.
3.8
De betalingsverplichting van de vader loopt derhalve door tot de 21-jarige leeftijd van het (desbetreffende) kind, en indien dat kind dan nog een opleiding of studie volgt tot de 25-jarige leeftijd van het kind.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijzigt uitsluitend voor de periode tot en met januari 2021 de beschikking van het Gerecht van 14 februari 2012 (E 53650/2011), aldus dat de kinderalimentatie tot en met januari 2021 wordt bepaald op NAf 500,- per maand voor de drie minderjarigen tezamen;
verstaat dat de man zijn verplichting tot bijdragen in het levensonderhoud van de drie minderjarigen tot en met december 2014 volledig is nagekomen en dat over die periode dus geen achterstand bestaat;
verstaat dat de beschikking van het Gerecht van 14 februari 2012 (E 53650/2011) vanaf februari 2021 weer onverkort van kracht is;
wijst het meer of anders verzochte af;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mrs. E.M. van der Bunt, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 9 maart 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.