Uitspraak
1.[APPELLANT 1],
[APPELANTE 2],
oorspronkelijk eiseres in conventie en verweerster in reconventie, thans geïntimeerde,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, zijn [Appellanten c.s.] in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gedateerd 1 oktober 2019. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.J. Fox, hebben vier grieven ingediend tegen het bestreden vonnis en verzoeken het Hof om het vonnis te vernietigen en hun vorderingen in reconventie toe te wijzen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.A. Seferina, heeft de grieven bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de appellanten of bevestiging van het bestreden vonnis.
De procedure omvatte een pleitnota van de gemachtigde van [Appellant 1] op 9 oktober 2020, waarbij de gemachtigde van [Geïntimeerde] afzag van pleidooi. De zaak betreft onder andere een vordering tot betaling van griffierecht, waarbij [Appellanten c.s.] bij indiening van de memorie van grieven NAf 900,- hebben voldaan. De vorderingen van [Geïntimeerde] in conventie omvatten onder andere een hoofdelijke veroordeling van [Appellanten c.s.] tot betaling van NAf 1.029.468,- en schadevergoeding van US$ 103.200,00.
Het Hof heeft in zijn uitspraak op 11 juni 2021 de appellanten de gelegenheid gegeven om een akte nabetaling griffierecht te nemen, waarbij het totaal der vorderingen meer dan NAf 750.000,- bedraagt, wat leidt tot een maximum aan griffierecht van NAf 15.000,-. De appellanten dienen NAf 14.100,- na te betalen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.