ECLI:NL:OGHACMB:2021:228

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2019H00110
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake griffierecht nabetaling in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, zijn [Appellanten c.s.] in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gedateerd 1 oktober 2019. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.J. Fox, hebben vier grieven ingediend tegen het bestreden vonnis en verzoeken het Hof om het vonnis te vernietigen en hun vorderingen in reconventie toe te wijzen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.A. Seferina, heeft de grieven bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de appellanten of bevestiging van het bestreden vonnis.

De procedure omvatte een pleitnota van de gemachtigde van [Appellant 1] op 9 oktober 2020, waarbij de gemachtigde van [Geïntimeerde] afzag van pleidooi. De zaak betreft onder andere een vordering tot betaling van griffierecht, waarbij [Appellanten c.s.] bij indiening van de memorie van grieven NAf 900,- hebben voldaan. De vorderingen van [Geïntimeerde] in conventie omvatten onder andere een hoofdelijke veroordeling van [Appellanten c.s.] tot betaling van NAf 1.029.468,- en schadevergoeding van US$ 103.200,00.

Het Hof heeft in zijn uitspraak op 11 juni 2021 de appellanten de gelegenheid gegeven om een akte nabetaling griffierecht te nemen, waarbij het totaal der vorderingen meer dan NAf 750.000,- bedraagt, wat leidt tot een maximum aan griffierecht van NAf 15.000,-. De appellanten dienen NAf 14.100,- na te betalen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM201800881 - SXM2019H00110
Uitspraak: 11 juni 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:

1.[APPELLANT 1],

2.
[APPELANTE 2],
beide te dezen woonplaats gekozen hebbende ten kantore van hun gemachtigde,
hierna te noemen: [Appellanten c.s.]
oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie, thans Appellanten,
gemachtigde: mr. S.J. Fox,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: [Geïntimeerde],
oorspronkelijk eiseres in conventie en verweerster in reconventie, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.A. Seferina.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het vonnis van 1 oktober 2019 (hierna: het bestreden vonnis).
1.2.
Bij akte van appel van 8 november 2019 zijn [Appellanten c.s.] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij op 19 december 2019 ingekomen memorie van grieven hebben [Appellanten c.s.] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen in conventie van [Geïntimeerde] zal afwijzen en hun vorderingen in reconventie zal toewijzen, met veroordeling van [Geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.3.
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft [Geïntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof [Appellanten c.s.] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun beroep, dan wel het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [Appellanten c.s.], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na de betekening van dit vonnis.
1.4.
Op 9 oktober 2020 heeft de gemachtigde van [Appellant 1] schriftelijk gepleit, de gemachtigde van [Geïntimeerde] heeft daarvan afgezien. De producties bij de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [Appellant 1] blijven als tardief gediend buiten beschouwing.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Griffierecht

2.1.
Bij de indiening van de memorie van grieven hebben [Appellanten c.s.] NAf 900,- aan griffierecht voldaan.
2.2.
De vordering van [Geïntimeerde] c.s. in conventie hield onder meer in: (ii) [Appellanten c.s.] hoofdelijk te veroordelen om NAf 1.029.468,- te betalen, althans een door de rechter te begroten bedrag en (iii) [Appellant 1] te veroordelen om schadevergoeding van US$ 103.200,00 uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking te betalen, althans het perceel nr. 15 SXM CB 046/2015 aan [Geïntimeerde] terug te leveren.
2.3.
In reconventie vorderen [Appellanten c.s.] – zakelijk weergegeven – dat de rechter primair [Geïntimeerde] zal veroordelen om de 'aannemingsovereenkomst' na te komen en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de volmacht van [Geïntimeerde] zodat [Appellante 2] aan haar verplichtingen onder deze overeenkomst kan voldoen en voorts in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening van [Geïntimeerde] nodig voor de verkoop van percelen 3, 5, 6, 9, 12, 13 en de levering van percelen 14A, 14B en 16 en subsidiair: zal verklaren dat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst als opzegging heeft te gelden en [Geïntimeerde] zal veroordelen om op grond van artikel 612 Rv het gehele werk te betalen.
2.4.
Het dictum van het bestreden vonnis houdt in:
Het Gerecht:
in conventie:
5.1.
verklaart voor recht dat [Geïntimeerde] de overeenkomst van 14 maart 2014 tussen partijen rechtsgeldig heeft ontbonden;
5.2.
veroordeelt [Appellant 1] om uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking het bedrag van US $ 103.200,00 ten titel van schadevergoeding aan [Geïntimeerde] te betalen;
5.3.
veroordeelt [Appellanten c.s.] hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen in
zoverre zullen zijn bevrijd, om het bedrag van NAfl. 229.468,00 aan [Geïntimeerde] te betalen;
5.4.
veroordeelt [Appellanten c.s.] hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen in
zoverre zullen zijn bevrijd, om een voorschot van NAfl. 300.000,00 ten titel van schadevergoeding aan [Geïntimeerde] te betalen;
5.5.
veroordeelt [Appellanten c.s.] hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen in
zoverre zullen zijn bevrijd, om schadevergoeding aan [Geïntimeerde] te betalen op te maken bij staat;
5.6.
veroordeelt [Appellanten c.s.], hoofdelijk, om binnen 8 (zegge: acht) dagen na
betekening van dit vonnis notaris Mingo te instrueren om de gelden die in verband met het Mona-project op de/haar derdengeldrekening staan aan [Geïntimeerde] over te boeken en daarbij al hetgeen te doen dat nodig is of nuttig is om er voor te zorgen dat [Geïntimeerde] de beschikking krijgt over deze gelden, en wel op straffe van te verbeuren dwangsommen van US $ 1.000,00 voor elke dag, of dagdeel, dat [Appellanten c.s.] nalaat aan deze veroordeling te voldoen tot een maximum van US $ 200.000,00;
(…)
in reconventie:
5.10.
wijst af de vordering;
(…).
2.5.
In hoger beroep concluderen [Appellanten c.s.] tot afwijzing van de conventionele en toewijzing van de reconventionele vorderingen.
2.6.
Gelet op het voorgaande stelt de griffier zich op het standpunt dat het totaal der vorderingen onderscheidenlijk het direct geldelijke belang in hoger beroep meer is dan NAf 750.000,- zodat in hoger beroep [Appellanten c.s.] het maximum aan griffierecht, te weten NAf 15.000,- schuldig zijn.
2.7. [
[Appellanten c.s.] dienen NAf (15.000 – 900 =) NAf 14.100,- na te betalen. Zij krijgen de gelegenheid een akte nabetaling griffierecht (P3) met bewijs van betaling te nemen.
2.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- geeft [Appellanten c.s.] de gelegenheid een akte nabetaling griffierecht te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 27 augustus 2021 (P3);
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 11 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.