Uitspraak
29 juli 2019 in zaak nr. SXM201900223, in het geding tussen:
Procesverloop
20 augustus 2020. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C.M. Marica, advocaat, en de minister door mr. A.O. Muller, advocaat. Zij hebben aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding met
Sint Maarten.
Overwegingen
Ingevolge paragraaf 3.7.1 van de Richtlijnen van de minister van Justitie met betrekking tot de toepassing van de Ltu (hierna: de Richtlijnen) dienen vreemdelingen zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan en dient de vreemdeling, die voor zijn/haar echtgeno(o)t(e) van vreemde nationaliteit toelating aanvraagt, NAf. 2.000,- bruto per maand aan inkomsten aan te tonen.
f36.263,00 onderscheidenlijk NA
f28.410,00 bedroeg. Daarmee heeft appellant aangetoond dat hij over die jaren voldoet aan het inkomensvereiste. Omdat de minister ter zitting van het Hof desgevraagd heeft verklaard het belastbaar (bruto) inkomen van appellant over 2018 tot uitgangspunt te willen nemen voor de beantwoording van de vraag of aan het inkomensvereiste wordt voldaan, is het Hof van oordeel dat de minister de aanvraag van appellant van
16 augustus 2017 niet kan afwijzen wegens het niet voldoen aan het inkomensvereiste.
Beslissing
gegrond;
f2.800,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
f450,00 vergoedt;