Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Voor de toepassing van deze bepaling hanteert de minister het beleid zoals opgenomen in de Herziene instructie aan de Gezaghebbers inzake de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van juni 2006. Blijkens paragraaf 3.7 van deze instructie geldt bij aanvragen van een echtgeno(o)t(e) dat de vreemdeling die voor zijn/haar echtgeno(o)t(e) van vreemde nationaliteit toelating aanvraagt, NA
f3.000,- bruto per maand aan inkomsten dient aan te tonen.
f1.500,- blijkt. In de fase van bezwaar is een werkgeversverklaring en salarisstrook overgelegd waaruit een bruto maandinkomen van NA
f4.000,- blijkt. Anders dan [appellant] ter zitting heeft gesteld, blijkt uit het dossier niet dat in de fase van bezwaar ook bankafschriften zijn overgelegd waarop te zien zou zijn dat het bedrag van NA
f4.000,- daadwerkelijk maandelijks is gestort. Deze bankafschriften zijn ook niet in beroep of hoger beroep overgelegd. Gelet op de aard van de door de echtgenote verrichte werkzaamheden en het aanzienlijke verschil tussen de maandinkomens op de salarisstroken heeft de minister naar het oordeel van het Hof in redelijkheid nader onderzoek kunnen verrichten naar het inkomen dat bij de Sociale Verzekeringsbank is geregistreerd. Omdat de minister is gebleken dat daar een maandinkomen van NA
f1.366,44 is geregistreerd en [appellant] niet met gegevens heeft onderbouwd dat die registratie onjuist is, is het Hof met het Gerecht van oordeel dat geen doorslaggevende betekenis toekomt aan de werkgeversverklaring en salarisstrook van NA
f4.000,-. De minister heeft zich in de bestreden beschikking dan ook terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Het betoog slaagt niet.
In de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht terecht gewezen op de vaste rechtspraak van het Hof onder verwijzing naar de relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Uit die rechtspraak volgt, hier sterk verkort weergegeven, dat er een 'fair balance' moet worden gevonden tussen het belang van [appellant] en zijn gezin enerzijds en het algemeen belang van Curaçao dat is gediend met het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden moeten door de minister kenbaar worden betrokken.
Verder volgt uit die rechtspraak dat in alle beslissingen over kinderen hun belangen een eerste overweging vormen en dat aan die belangen, hoewel die op zichzelf niet doorslaggevend kunnen zijn, een aanzienlijk gewicht moet toekomen. De nationale beslisautoriteiten moeten beoordelen of vestiging in, in dit geval, Colombia een 'certain degree of hardship' met zich brengt.
f1.400,- (NA
f700,- voor het indienen van het beroepschrift en NA
f700,- voor het verschijnen ter zitting) en voor het hoger beroep op een bedrag van NA
f1.400,- (NAf 700,- voor het indienen van het hogerberoepschrift en NAf 700,- voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 21 september 2020 in zaak nr. CUR201900559;
vernietigtde beschikking van de minister van Justitie van 19 december 2018;
draagtde minister van Justitie
opom met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
veroordeeltde minister van Justitie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f2.800,-, geheel toe te kennen voor door een derde verleende rechtsbijstand;
gelastdat de minister van Justitie aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f450,00 vergoedt.