ECLI:NL:OGHACMB:2021:201

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2021H00021
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op nietigheid overeenkomst tot beëindiging dienstverband wegens misbruik van omstandigheden verworpen – niet voldaan aan stelplicht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, uitgesproken op 18 december 2020. [Appellant] was in loondienst bij Hakmar General Contractor N.V. en heeft op 8 oktober 2019 een beëindigingsovereenkomst ondertekend. Hij verzocht het Hof om deze overeenkomst te vernietigen wegens misbruik van omstandigheden, omdat hij in een noodtoestand verkeerde en onder druk was gezet om te tekenen. Het Hof heeft de zaak behandeld op 11 mei 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Hof oordeelt dat [Appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over misbruik van omstandigheden. De vereisten voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden zijn niet aangetoond, en het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht. [Appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op Afl. 1.500,-.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA202001029 — AUA2021H00021
Uitspraak: 6 juli 2021

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curacao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:

[Appellant],

wonend te Aruba,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
de naamloze vennootschap
HAKMAR GENERAL CONTRACTOR N.V.,
gevestigd te Aruba,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.A. Ruiz.
Partijen worden hierna [Appellant] en Hakmar genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Bij op 2 februari 2021 ingekomen beroepschrift, met producties, is
[Appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 18 december 2020 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het Gerecht).
1.2 [
Appellant] heeft in het beroepschrift gevraagd dat hem gratis admissie
wordt verleend, beroepsgronden aangevoerd en toegelicht, en een conclusie geformuleerd die ertoe strekt dat het Hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen (het Hof begrijpt alleen) voor zover zijn vorderingen zijn afgewezen en opnieuw rechtdoende die vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Hakmar in de kosten van het geding.
1.3
De zaak is behandeld op de zitting van het Hof in Aruba van 11 mei
2021, waarbij zijn verschenen [Appellant] in persoon, bijgestaan door mr.
1
Gravenstijn voornoemd en voor Hakmar mr. Ruiz voornoemd. Ter zitting hebben partijen hun standpunten doen toelichten door hun advocaten, Hakmar onder overlegging van spreekaantekeningen, en zijn vragen van het Hof beantwoord.
1.4
Na afloop van de zitting is uitspraak bepaald op vandaag.
2. De beoordeling
2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
(1) [Appellant] is vanaf 4 november 2010 in loondienst geweest van Hakmar, laatstelijk in de functie van carpenter tegen een brutoloon van Afl. 16,-- per uur.
  • ii) In 2019 is Hakmar in financiële problemen geraakt.
  • iii) Bij brief van 18 april 2019 heeft de pensioenverzekeraar aan [Appellant] bericht dat Hakmar vanaf de maand maart 2019 in verzuim is geraakt met het afdragen van de pensioenpremies.
  • iv) Vanaf 2 september 2019 tot aan de datum van de beëindigingsovereenkomst 8 oktober 2019 heeft [Appellant] feitelijk niet meer voor Hakmar gewerkt.
  • v) Op 25 september 2019 heeft Hakmar aan [Appellant] met terugwerkende kracht verlof verleend voor vakantie van 16 tot en met 20 september 2019 (productie 3 verweerschrift).
  • vi) Op verzoek van [Appellant] heeft de Directie Arbeid, Afdeling Arbeidsgeschillen, een berekening werknemersrechten gemaakt bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De berekening dateert van 25 september 2019 en komt uit op een bedrag van Afl. 10.112,-- (productie 2 beroepschrift).
  • vii) De salarisstrook van [Appellant] over de maand september 2019 vermeldt een betaling van Afl. 1.152,-- bruto (Afl. 1.035,-- netto) aan salaris over de die maand genoten vakantiedagen (productie 2 verweerschrift).
  • viii) Op 8 oktober 2019 zijn partijen een schriftelijke overeenkomst aangegaan (productie 3 verzoekschrift) waarin zij verklaren dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd, dat Hakmar nog Afl. 2.700,-- aan [Appellant] zal betalen en dat dit bedrag is opgebouwd uit:
9 vakantiedagen ad Afl. 1.023,—;
nog te betalen salaris ad All. 1.452,-- netto;
belasting ad Afl. 225,--.
2
(ix) Op 9 oktober 2019 heeft [Appellant] de betaling van Afl. 2.700,- op zijn bankrekening ontvangen (productie 1 verweerschrift).
2.2. [
Appellant] heeft bij verzoekschrift van 7 april 2020 verzocht dat het Gerecht, uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) de overeenkomst van 8 oktober 2019 zal vernietigen wegens misbruik
  • ii) Hakmar zal veroordelen tot betaling van Afl. 14.048,-- aan achterstallig(e) loon en emolumenten, met rente;
  • iii) Hakmar zal veroordelen om de sedert (maart 2019) niet afgedragen pensioenpremies aan de pensioenverzekeraar te betalen.
2.3.
Het Gerecht heeft de vordering onder (iii) toegewezen, de vorderingen onder (i) en (ii) afgewezen en de proceskosten gecompenseerd. [Appellant] komt in hoger beroep op tegen de afwijzingen van zijn vorderingen onder (i) en (ii), met dien verstande dat hij ter zitting in hoger beroep de vordering onder (ii) heeft verminderd tot Afl. 10.112,-.
2.4.
Het gaat in dit hoger beroep dus om de vraag of de overeenkomst van 8 oktober 2019 vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden. De vereisten voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden zijn (i) bijzondere omstandigheden, zoals (niet limitatief) noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, een abnormale geestestoestand of onervarenheid; (ii) kenbaarheid van de bijzondere omstandigheid, in die zin dat de wederpartij wist of moest begrijpen dat de ander door de bijzondere omstandigheid werd bewogen om de overeenkomst te sluiten; (iii) misbruik van de bijzondere omstandigheid, in die zin dat de wederpartij de totstandkoming van de overeenkomst heeft bevorderd, alhoewel hetgeen hij wist of moet begrijpen hem daarvan had behoren te weerhouden; en (iv) causaal verband, in die zin dat zonder het misbruik de overeenkomst niet zou zijn gesloten.
2.5. [
Appellant] heeft in het beroepschrift aangevoerd dat hij in een noodtoestand verkeerde omdat hij al een quincena zonder inkomen zat, dat Hakmar dat wist en dat zij van die omstandigheid misbruik heeft gemaakt door hem onder druk te zetten met de woorden:
" ...of je tekent de overeenkomst en ontvangt Afl. 2.700,- of je ondertekent niet en krijgt dan niets!",althans met woorden van gelijke strekking. Bovendien heeft zij - aldus [Appellant] - desgevraagd geweigerd om hem eerst een kopie van de overeenkomst te verstrekken voor juridisch advies (bij Directie Arbeid of een advocaat).
2.6.
Volgens de hoofdregel van art. 129 Rv draagt [Appellant] de bewijslast van de door hem gestelde feiten, nu hij daaraan het rechtsgevolg verbindt dat
de overeenkomst vernietigbaar is en hij nog rechten aan de arbeidsovereenkomst kan ontlenen.
2.7. [
Appellant] heeft in dat licht onvoldoende gesteld. Dat [Appellant] bij ondertekening de overeenkomst nauwelijks kon lezen omdat hij zijn leesbril niet bij zich had en uit de berekening van de Directie Arbeid wist dat hij recht had op Afl. 10.112,- levert - vanzelfsprekend - geen bewijs op voor het aan Hakmar verweten handelen. Nu Hakmar dat handelen gemotiveerd betwist, het ook overigens aan bewijs daarvoor ontbreekt en geen concreet bewijsaanbod is gedaan, is dat handelen - en daarmee het gestelde misbruik - niet komen vast te staan. Daarbij komt dat het niet ondenkbaar is dat [Appellant] - ondanks dat hij zijn leesbril niet bij zich had en hij wist dat hij recht had op Afl. 10.112,- - de overeenkomst uit vrije wil heeft ondertekend, bijvoorbeeld omdat hij vanwege de financiële positie van Hakmar eieren voor zijn geld koos en/of al (uitzicht op) ander werk had.
2.8.
Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of aan de overige vereisten voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is voldaan, waaronder of [Appellant] - zoals hij stelt en Hakmar betwist - op 8 oktober 2019 al dan niet al ander inkomen had, oftewel in de gestelde noodtoestand verkeerde.
2.9.
De slotsom is dat het hoger beroep tevergeefs is ingesteld. De bestreden beschikking zal warden bevestigd. [Appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij als na te melden veroordeeld in de kosten.
BESLISSING
Het Hof:
verleent [Appellant] verlof om kosteloos te procederen;
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [Appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Hakmar gevallen, tot op heden begroot op Afl. 1.500,-
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.S. Arnold, Th.G. Lautenbach en 0. Nijhuis, heden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 6 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.