ECLI:NL:OGHACMB:2021:196

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2020H00153
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep betreffende alimentatie en verzorging van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, een vrouw, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 7 september 2020 was gegeven. De beschikking betrof een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen en een uitkering tot levensonderhoud. De vrouw had verzocht om de beschikking te vernietigen en om een hogere alimentatie te bepalen voor de kinderen en voor haarzelf.

De procedure begon met een beroepschrift dat op 22 oktober 2020 was ingediend, maar het Hof oordeelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep. Dit was gebaseerd op het feit dat de appeltermijn van zes weken was verstreken, aangezien de bestreden beschikking op 7 september 2020 was gefaxt naar de gemachtigden van beide partijen. De termijn eindigde op 19 oktober 2020, terwijl het hoger beroep pas op 22 oktober 2020 was ingesteld.

Het Hof heeft ook overwogen dat, gezien de aard van de procedure en het feit dat partijen voormalige echtelieden zijn, de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt. De beslissing van het Hof was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep en dat de kosten van het geding werden gecompenseerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: AUA202000854-AUA2020H00153
Uitspraak: 6 juli 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Appellante],
wonende te Aruba,
in eerste aanleg verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.M.J. Cafarzuza.
De partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de beschikkingen van 8 juni 2020 en 7 september 2020 in de zaak met nummer AUA202000854.
1.2
Bij beroepschrift, ingediend op 22 oktober 2020, is de vrouw in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 september 2020 (hierna: de bestreden beschikking). Zij concludeert tot vernietiging van deze beschikking en, opnieuw rechtdoende, het bedrag dat de man aan partneralimentatie dient te voldoen te bepalen op Afl. 450,- per maand en het bedrag dat de man aan kinderalimentatie dient te voldoen te bepalen op Afl. 750,- per maand voor [Naam 1] en op Afl. 650,- per maand voor [Naam 2].
1.3
De man heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot afwijzing van het verzoek van de vrouw tot vernietiging van de bestreden beschikking en deze aldus in stand te laten.
1.4
Op 11 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen vergezeld van hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad als derde-belanghebbende is mevrouw Petrochi verschenen. Partijen en hun gemachtigden hebben het woord gevoerd en vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Beschikking is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
2.2
Partijen zijn op [Datum 1] 1993 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Uit dit huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige:
  • [Naam 1] geboren op [Geboortedatum 1] 2004 in Aruba en
  • [Naam 2] geboren op [Geboortedatum 2] 2005 in Aruba.

3.De beoordeling

de ontvankelijkheid
3.1
In de bestreden beschikking heeft het Gerecht het volgende dictum gegeven:
“bepaalt de door de man,
[Geïntimeerde], maandelijks vanaf 1 september 2020 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [Naam 1], geboren op [Geboortedatum 1] 2004 in Aruba, en
- [Naam 2], geboren op [Geboortedatum 2] 2005 in Aruba,
op een bedrag van Afl. 500,- per kind, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
kent aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toe ten laste van de man van Afl. 66,- per maand, vanaf de dag dat de echtscheiding tot stand is gekomen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad indien en voor zover de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven.”
3.2
Het Hof dient eerst – ambtshalve – de ontvankelijkheid van de vrouw in haar tegen de bestreden beschikking ingestelde beroep te beoordelen. De bestreden beschikking is een eindbeschikking. Volgens het griffiedossier is de bestreden beschikking op de dag van de uitspraak, 7 september 2020, aan de gemachtigden van beide partijen gefaxt. De appeltermijn is dan ook aangevangen op 7 september 2020 en gelet op de beroepstermijn van zes weken geëindigd op 19 oktober 2020. De vrouw heeft op 22 oktober 2020 hoger beroep ingesteld en daarom is zij niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
3.3
Nu partijen voormalige echtelieden zijn, zullen, mede gezien de aard van deze procedure, de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het Hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de bestreden beschikking van 7 september 2020;
compenseert de kosten van dit geding in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O. Nijhuis, Th.G. Lautenbach en A.S. Arnold, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.