ECLI:NL:OGHACMB:2021:194

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2020H00124
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in kort geding over vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen naar Nederland

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de moeder, appellante, verzoekt om vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen naar Nederland te verhuizen. De moeder is in hoger beroep gekomen van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin haar verzoek om toestemming voor de verhuizing werd afgewezen. De moeder heeft grieven ingediend en verzoekt het Hof om het eerdere vonnis te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. De vader, geïntimeerde, heeft in zijn pleitnota geconcludeerd dat het Hof het hoger beroep van de moeder moet verwerpen.

De procedure begon met een akte van appel die op 26 augustus 2020 werd ingediend. De moeder heeft haar grieven toegelicht in een memorie van grieven, ingediend op 10 september 2020. De ouders zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben samen twee minderjarigen. Het huwelijk is ontbonden en er zijn afspraken gemaakt over de zorg en het levensonderhoud van de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij per augustus 2020 met de kinderen naar Nederland wil verhuizen, waar zij familie heeft.

Het Hof heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om de actuele situatie te bespreken, met bijzondere aandacht voor de woonsituatie van de partijen. Het Hof heeft partijen de mogelijkheid gegeven om te reageren op de voorgestelde comparitie en heeft verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2021 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201701695 – AUA2020H00124
Uitspraak: 6 juli 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S I N K O R T G E D I N G
in de zaak van
[Appellante],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
hierna: de vader,
gemachtigde: mr S.A. Kock.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen
[Naam 1], geboren in Aruba op [Geboortedatum 1] 2015, en
[Naam 2], geboren in Aruba op [Geboortedatum 2] 2017 (hierna: de minderjarigen).

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel, ter griffie ingediend op 26 augustus 2020 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding gewezen en op 7 augustus 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij memorie van grieven, ingekomen op 10 september 2020, heeft de moeder grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof dat vonnis zal vernietigen en de vordering van de moeder alsnog zal toewijzen door haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen of een beslissing te nemen die het Hof vermeent te behoren.
1.3
Er is geen memorie van antwoord ingediend.
1.4
Op de rol van 11 mei 2021 hebben partijen schriftelijke pleitnotities ingediend.
De man heeft in zijn pleitnota geconcludeerd dat het Hof het hoger beroep van de vrouw zal verwerpen.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Partijen zijn op [Datum 1] 2015 in Aruba in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ontbonden bij een op [Datum 2] 2020 ingeschreven beschikking van het Gerecht van 11 november 2019.
2.2
Bij die (deel)beschikking is tevens de verdeling van de huwelijks-goederengemeenschap gelast en is, na het ter zitting horen van de Voogdijraad, bepaald dat partijen gezamenlijk belast blijven met het gezag over de beide minderjarigen.
2.3
Bij eindbeschikking van 4 mei 2020 heeft het Gerecht de door de vader aan de moeder te betalen bijdragen in het levensonderhoud van de minderjarigen bepaald op maandelijks Afl. 457,70 voor het jongste en Afl. 366,- voor het oudste kind, ingaande op de dag dat de minderjarigen niet meer bij de vader in huis wonen. Die ingangsdatum hield verband met de omstandigheid dat de vader en de moeder na de scheiding met hun kinderen in hetzelfde, van een van de ouders van de vader gehuurde, huis waren blijven wonen. Het verzoek om partneralimentatie werd afgewezen omdat de moeder zelf voldoende inkomen had en op het verzoek om bepaling van de hoofdverblijfplaats is niet kenbaar beslist.
2.4
Partijen wonen ook nu (althans ten tijde van de pleidooien in appel) nog samen in hetzelfde huis.
2.5
De moeder heeft vanwege haar wens om per augustus 2020 met de beide minderjarigen te verhuizen naar Nederland, waar zij geboren is en familie heeft wonen, bij inleidend verzoekschrift van 17 juli 2020 het Gerecht in kort geding gevraagd om haar vervangende toestemming voor deze verhuizing te geven of om enige andere voorziening te treffen die het Gerecht geraden acht.
2.6
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering afgewezen, met compensatie van de proceskosten.
2.7
Het Hof zit aanleiding een comparitie van partijen te gelasten om de zaak naar de actuele stand van zaken met partijen te bespreken. Daarbij zal - voor zover dan nog actueel - in het bijzonder ook aandacht worden besteed aan de woonsituatie, die door beide partijen als onwenselijk wordt ervaren.
2.8
Omdat het Hof pas op 27 en 28 september 2021 weer in Aruba zal zijn, kunnen partijen binnen twee weken na vandaag per e-mail laten weten of zij daarop willen wachten of dat het wenselijk is dat de comparitie eerder plaatsvindt via een videoverbinding tussen de Gerechtsgebouwen van Aruba en Curaçao. In dat laatste geval dienen partijen hun verhindergaden voor de maanden juli en augustus 2021 op te geven. De vervolgens vast te stellen datum voor de comparitie zal partijen per e-mail worden medegedeeld.
2.9
Verder zal iedere beslissing eerst worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
recht doende in kort geding:
gelast een comparitie van partijen op een nader te bepalen plaats en tijdstip en verzoekt partijen hun reactie, zoals bedoeld onder 2.8, uiterlijk 20 juli 2021 aan het Hof kenbaar te maken op [e-mailadres];
bepaalt dat indien een partij ten behoeve van die comparitie nog stukken wil indienen, zij ervoor dient te zorgen dat deze uiterlijk een week voor aanvang van de comparitie door het Hof [e-mailadres] en de wederpartij zijn ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 6 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.