Uitspraak
[Naam 1], geboren in Aruba op [Geboortedatum 1] 2015, en
[Naam 2], geboren in Aruba op [Geboortedatum 2] 2017 (hierna: de minderjarigen).
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de moeder, appellante, verzoekt om vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen naar Nederland te verhuizen. De moeder is in hoger beroep gekomen van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin haar verzoek om toestemming voor de verhuizing werd afgewezen. De moeder heeft grieven ingediend en verzoekt het Hof om het eerdere vonnis te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. De vader, geïntimeerde, heeft in zijn pleitnota geconcludeerd dat het Hof het hoger beroep van de moeder moet verwerpen.
De procedure begon met een akte van appel die op 26 augustus 2020 werd ingediend. De moeder heeft haar grieven toegelicht in een memorie van grieven, ingediend op 10 september 2020. De ouders zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben samen twee minderjarigen. Het huwelijk is ontbonden en er zijn afspraken gemaakt over de zorg en het levensonderhoud van de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij per augustus 2020 met de kinderen naar Nederland wil verhuizen, waar zij familie heeft.
Het Hof heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om de actuele situatie te bespreken, met bijzondere aandacht voor de woonsituatie van de partijen. Het Hof heeft partijen de mogelijkheid gegeven om te reageren op de voorgestelde comparitie en heeft verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2021 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.