ECLI:NL:OGHACMB:2021:180

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2020H00083
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige. De vader, die in eerste aanleg als verweerder optrad, is in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De moeder, die in eerste aanleg als verzoekster optrad, heeft verzocht om de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind vast te stellen op Afl. 800,- per maand. De vader heeft echter aangevoerd dat de bijdrage lager zou moeten zijn, en heeft in zijn beroepschrift verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2003, door de vader is erkend en dat hij sinds de geboorte maandelijks Afl. 350,- bijdraagt aan de kosten van verzorging en opvoeding. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de financiële situatie van beide ouders en de behoeften van de minderjarige. De moeder heeft geen betaald werk en ontvangt een bijstandsuitkering, terwijl de vader een netto inkomen heeft van Afl. 5.732,51 per maand.

Het Hof heeft geoordeeld dat de behoefte van de minderjarige op Afl. 700,- per maand kan worden vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de kosten van verzorging, opvoeding en bijlessen. De vader is in staat om bij te dragen aan deze kosten, terwijl de moeder geen draagkracht heeft. Het Hof heeft de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige vastgesteld op Afl. 385,- per maand, met ingang van 15 juli 2021, en heeft bepaald dat de vader ook de kosten van een telefoonabonnement voor de minderjarige moet blijven betalen. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: AUA201903927-AUA2020H00083
Uitspraak: 6 juli 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Appellant],
wonende te Aruba,
in eerste aanleg verweerder, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te Aruba,
in eerste aanleg verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.L. Griffith.
De partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de beschikking van 21 april 2020 in de zaak met nummer AUA201903927 (hierna: de bestreden beschikking).
1.2
Bij een op 8 juni 2020 ingekomen beroepschrift is de vader in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij concludeert in zijn beroepschrift dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van Kock alsnog zal afwijzen althans op een zodanig lager bedrag zal bepalen als het Hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
1.3
Op 23 februari 2021 heeft per videoverbinding de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij bevonden de leden van het Hof zich in het gerechtsgebouw te Curaçao en bevonden partijen en de gemachtigde van de moeder zich in het gerechtsgebouw te Aruba. De vader en de gemachtigde van de moeder hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van een pleitnota die zij na de mondelinge behandeling per e-mail aan het Hof hebben toegestuurd, en, evenals de moeder, vragen van het Hof beantwoord.
1.4
Beschikking is gevraagd en bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door het Gerecht onder 2.1 en 2.2 van de bestreden beschikking vastgestelde, feiten, waartegen niet is gegriefd.
2.2
De thans nog minderjarige [Naam 1] (hierna: de minderjarige) is op [Geboortedatum 1] 2003 in Aruba geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De minderjarige is erkend door de vader.
2.3
De vader betaalt vanaf de geboorte van de minderjarige maandelijks een bedrag van Afl. 350,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.De beoordeling

3.1
Gezien het door de moeder overgelegde bewijs van onvermogen zal het Hof haar toestaan kosteloos te procederen.
3.2
De vader heeft onbestreden gesteld dat hij op 28 april 2020 kennis heeft gekregen van de bestreden beschikking. Gelet op de in die tijd geldende maatregelen in verband met de coronapandemie en het feit dat de gestelde ontvangstdatum niet is betwist, ziet het Hof geen grond daaraan te twijfelen. Daarvan uitgaande heeft hij tijdig hoger beroep ingesteld, zodat hij in zijn beroep kan worden ontvangen.
3.3
In haar inleidend verzoekschrift heeft de moeder het Gerecht onder meer verzocht de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige vast te stellen op Afl. 800,- per maand. Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht dienovereenkomstig beslist met dien verstande dat de gewijzigde bijdrage ingaat vanaf 1 maart 2020 en bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad is te voldoen.
3.4
Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat voor de hoogte van de bijdrage de kosten van verzorging en opvoeding (de behoefte) van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader bepalend zijn.
de kosten van verzorging en opvoeding
3.5
De minderjarige is 17 jaar oud en gaat naar de MAVO. Het Gerecht op Aruba hanteert het uitgangspunt dat in een dergelijk geval sprake is van een behoefte van Afl. 650,= per maand. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten (schoolboeken en -uniformen en aircobijdrage), de kosten van vrijetijdskleding en die van recreatie. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,- per maand.
3.6
Naar het Hof begrijpt stelt de vader dat de maandelijkse kosten van de minderjarige op voormeld bedrag dienen te worden gesteld. De moeder meent dat van een bedrag van Afl. 800,= dient te worden uitgegaan. Het Hof overweegt in dit kader dat het een bedrag van Afl. 650,= als richtbedrag in deze niet onredelijk acht, evenwel kunnen de kosten voor de bijlessen, anders dan die voor het voetbal en de schoolmaterialen, niet in dat maandbedrag begrepen worden geacht. De moeder heeft aangevoerd dat de minderjarige bijlessen volgt als dat noodzakelijk is en dat in 2020 ongeveer dertien bijlessen á Afl. 50,- per keer zijn gevolgd. Dit acht het Hof voldoende aannemelijk omdat de vader zijnerzijds heeft aangevoerd dat hij deze kosten vele malen heeft betaald en hij deze stelling van de moeder overigens niet gemotiveerd heeft weersproken. Het Hof zal daarom rekening houden met de post bijlessen tot een bedrag van (gemiddeld) Afl. 50,- per maand.
3.7
Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 700,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid moeten bijdragen.
de draagkracht van de moeder
3.8
De moeder heeft geen betaald werk en ontvangt een bijstandsuitkering van gemiddeld Afl. 1.030,- per maand.
3.9
Het Hof gaat voorbij aan de stelling van de vader dat de moeder wel werk zou kunnen vinden en eigen inkomsten zou kunnen verwerven, omdat deze stelling onvoldoende concreet is onderbouwd en de moeder dit heeft weersproken.
3.1
Na betwisting door de moeder heeft de vader zijn stelling dat de moeder separaat een bijstandsuitkering van Afl. 300,- per maand ontvangt voor de minderjarige niet onderbouwd en is hij daarop ook niet anderszins ingegaan. Deze uitkering blijkt ook niet uit de door de moeder overgelegde jaaropgaven van de Directie Sociale Zaken. Het Hof passeert daarom deze stelling van de vader.
3.11
De moeder woont met de minderjarige bij haar ouders en betaalt hen naar eigen zeggen Afl. 300,- per maand voor water en elektra. Zij betaalt geen huur.
3.12
De vader heeft aangevoerd dat de ouders van de moeder diverse inkomstenbronnen hebben en vermogend zijn waardoor de vrouw niet hoeft te betalen voor water en elektra en geen levensmiddelen hoeft te kopen. Gelet op het hiervoor onder 3.11 overwogene betwist de moeder dit. Dat de moeder gratis met haar kinderen bij haar ouders verblijft, ligt ook niet zonder meer voor de hand. Het had derhalve op de weg van de vader gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. Nu een voldoende onderbouwing van deze stelling van de vader ontbreekt, wordt daaraan voorbijgegaan. Daarbij geldt dat op de grootouders van de minderjarige geen onderhoudsverplichting jegens de minderjarige rust, ook niet indirect via de moeder, en in deze procedure gaat het, na afweging van de draagkracht van de ouders, uitsluitend om de vraag of de vader een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging dient te betalen, en zo ja welke.
3.13
Ten laste van de moeder komt nog een kind uit een andere relatie maar aan de kosten van dat kind wordt bijgedragen door diens vader, zo heeft de vader onbetwist gesteld.
3.14
Uit het bovenstaande volgt dat de draagkracht van de moeder nihil is.
de draagkracht van de vader
3.15
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader onbestreden verklaard dat zijn partner en hij niet langer een gemeenschappelijke huishouding voeren. Daarom zal met de inkomsten en lasten van deze partner geen rekening worden gehouden.
3.16
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vader netto afgerond gemiddeld Afl. 6.114,- netto per maand verdient. Dit bedrag bestaat uit zijn inkomsten uit arbeid en uit de verhuur van een appartement.
3.17
Volgens de vader zijn sedert de bestreden beschikking zijn maandelijkse inkomsten verminderd. Hij heeft aangevoerd dat sedert mei 2020 zijn salaris als ambtenaar met 12,5% is gekort en dat zijn inkomsten uit de verhuur van het appartement zijn verminderd van Afl. 850,- tot Afl. 700,- per maand omdat vanwege een korting op het salaris van de huurder de huursom is verlaagd.
3.18
Het is een feit van algemene bekendheid dat de coronapandemie negatieve gevolgen heeft gehad voor de inkomens van een groot deel van de bevolking, onder wie ambtenaren. Daarom acht het Hof de door de vader gestelde korting op zijn salaris voldoende aannemelijk.
De verlaging van de huursom is onderbouwd door de verklaring d.d. 22 februari 2021 van de huurder Robertino Joello Petrocchi, die de vader in het geding heeft gebracht. Daarin verklaart die huurder dat hij vanwege de coronapandemie vanaf eind mei 2020 tot heden een bedrag van Afl. 700,- per maand betaalt ter zake van huur van het appartement. Weliswaar betreft dit een door de vader zelf geaccepteerde vermindering van inkomsten, maar nu de moeder daar niet tegen heeft geageerd, zal het Hof wat betreft de huurinkomsten uitgaan van het laatste bedrag.
3.19
Volgens de vader (akte van 23 februari 2021, randnummer 4 onderaan) bedraagt zijn inkomensvermindering minstens Afl. 381,49. Dit acht het Hof, gezien de gegeven toelichting, voldoende aannemelijk en heeft de moeder bovendien niet weersproken. Het netto-inkomen van de vader bedraagt dus (Afl. 6.114,- minus Afl. 381,49 =) Afl. 5.732,51 per maand.
3.2
De vader heeft opgave gedaan van zijn maandelijkse vaste lasten. Het Hof zal ervan uitgaan, nu niet is betwist dat dit bedrag in Aruba redelijk is voor het eigen levensonderhoud van een alleenstaande ouder, dat de vader een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In verband met hetgeen in rov. 3.15 is overwogen, is dit bedrag hoger dan het door het Gerecht in aanmerking genomen bedrag. Van dit bedrag wordt hij geacht in elk geval de redelijke kosten van elektriciteit, water, telefoon, autogebruik en levensmiddelen te voldoen, zodat in zoverre met de door de vader opgevoerde feitelijke kosten daarvoor niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.
3.21
De vader is in verband met de aankoop van zijn huis in 2013 een hypothecaire lening van Afl. 210.000,- en een aanvullende lening van Afl. 100.000,- aangegaan. De maandelijkse lasten in verband met deze leningen bedragen respectievelijk Afl. 1.729,- en Afl. 500,-. De stelling van de man dat hij deze aanvullende lening moest afsluiten om de koopsom van zijn woning te kunnen betalen, heeft de moeder niet betwist en komt het Hof voorts niet onaannemelijk voor. Daarom zullen de maandelijkse lasten uit de aanvullende lening mede in aanmerking worden genomen.
Voorts heeft de vader een betalingsregeling getroffen voor een belastingschuld van Afl. 2.447,- over het jaar 2016. Die betalingsregeling verplicht hem tot en met januari 2022 Afl. 140,- per maand te betalen en in februari 2022 Afl. 97,-.
3.22
Deze in r.ov. 3.21 omschreven maandelijkse lasten behoren niet tot de kosten die de vader geacht wordt te voldoen uit het genoemde normbedrag van Afl. 1.400,-. Daarom zal bij het bepalen van de draagkracht met die lasten voor een totaalbedrag van (Afl. 1.729,- + Afl. 500- + Afl. 140,- =) Afl. 2.369,- afzonderlijk rekening worden gehouden.
3.23
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen, wordt de huidige draagkracht van de vader per maand berekend op 70% van het bedrag dat resteert na aftrek van de lasten op het netto-inkomen, hetgeen uitkomt als volgt:
netto-inkomen Afl. 5.732,-
minimaal benodigd voor levensonderhoud (r.ov. 3.20) Afl. 1.400,-
separaat in aanmerking te nemen lasten (r.ov. 3.22)
Afl. 2369,-
Afl. 3.769,-
Afl. 1.963,-
draagkracht: 70% x Afl. 1963,- Afl. 1.374,10
3.24
Na de betaling van het laatste termijnbedrag van Afl. 97,- aan de belastingdienst in februari 2022 zal de draagkrachtruimte van de vader met Afl. 140,- en zijn draagkracht met 70% daarvan, zijnde Afl. 98,-, per maand toenemen.
conclusie en proceskosten
3.25
Nu de moeder geen draagkracht heeft en de vader wel, dient uitsluitend de vader feitelijk te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Nu niet is betwist dat de vader ook vader is van een tweeling die financieel volledig ten laste van hem komt, welke tweeling thans 12 jaar oud is, acht het Hof het redelijk dat de draagkracht van de vader ten behoeve van alle drie de kinderen van vader gelijkelijk strekt. Dit betekent dat van het bedrag van Afl. 1.374,10 een gedeelte ter grootte van Afl. 458,03 strekt ten behoeve van de minderjarige.
3.26
De vader heeft ten behoeve van de minderjarige een telefoonabonnement afgesloten bij Setar. Dat abonnement loopt tot en met januari 2022 en de kosten daarvan bedragen Afl. 73,- per maand. De vader is aan dat abonnement gebonden en het Hof gaat er vanuit dat hij zijn verplichtingen daaruit zal nakomen door die abonnementskosten te blijven betalen. Nu gebruikelijk is dat een minderjarige van 17 jaar oud een telefoonabonnement heeft en niet is gesteld of gebleken dat deze kosten afwijken van hetgeen voor een telefoonabonnement gebruikelijk is, zal met dat bedrag van Afl. 73,- rekening worden gehouden bij het bepalen van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
3.27
Nu de vader in verband met het telefoonabonnement ten behoeve van de minderjarige Afl. 73,- per maand moet betalen aan Setar, zal de aan de Voogdijraad te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding worden bepaald op (Afl. 458,03,- minus Afl. 73,- =) Afl. 385 per maand met ingang van 15 juli 2021 en zal tevens worden bepaald dat de vader de kosten van het telefoonabonnement dient te blijven voldoen gedurende de looptijd daarvan ervanuit gaande dat de vader – in aanmerking nemende de aanstaande meerderjarigheid van het kind (zie artikel 1:395a BW) – nog bijdrage plichtig is.
3.29
Het Hof zal de bijdrage in de kosten van verzorging en de opvoeding in de periode voor 15 juli 2021 bepalen op hetgeen door de vader is betaald of op hem is verhaald.
3.3
In februari 2022 zal de vader de laatste termijn betalen op grond van de betalingsregeling met de belastingdienst. Ook zal in februari 2022 het telefoonabonnement zijn geëindigd.
In verband met het vorenstaande zal de hoogte van de bijdrage, voor het geval de vader alsdan nog bijdrageplichtig is, met ingang van maart 2022 worden bepaald op Afl. 490,- per maand.
3.31
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader medegedeeld dat hij bepaalde specifieke kosten ten behoeve van de minderjarige voor zijn rekening neemt. Voor zover hij dat zou blijven doen, is dat op zichzelf misschien niet onbegrijpelijk, maar deze staan los van de door hem te betalen bijdrage en blijven dus voor zijn eigen rekening.
3.32
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de kosten van dit geding in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het Hof:
verleent de moeder toestemming kosteloos te procederen;
vernietigt de bestreden beschikking van het Gerecht van 21 april 2020 en opnieuw rechtdoende:
- bepaalt de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [Naam 1], geboren op [Geboortedatum 1] 2003 in Aruba, met ingang van 15 juli 2021 op Afl. 385,- per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen;
- bepaalt de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van voormelde minderjarige in de periode voor 15 juli 2021 op hetgeen door de vader is betaald of op hem is verhaald;
- bepaalt dat de vader de in deze beschikking bedoelde kosten van het telefoonabonnement van Afl. 73,- per maand aan Setar zal blijven betalen, wat betreft de periode vanaf de meerderjarigheid van de minderjarige uitsluitend voor zover de vader ten aanzien van hem nog bijdrage plichtig is;
- bepaalt, voor het geval de vader alsdan bijdrageplichtig zou zijn, de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van [Naam 1], geboren op [Geboortedatum 1] 2003 in Aruba, met ingang van februari 2022 op Afl. 490,- per maand;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de kosten van dit geding in beide instanties in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O. Nijhuis, E.A. Saleh en M.W. Scholte, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.