ECLI:NL:OGHACMB:2021:177

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2019H00252
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep door Ocean Faith N.V. en proceskostenvergoeding aan HET LAND ARUBA

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Ocean Faith N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Het hoger beroep werd ingediend op 23 december 2019, na een kort geding dat op 19 december 2019 was uitgesproken. Ocean Faith diende op 13 januari 2020 een memorie van grieven in, waarop het Land Aruba op 19 februari 2020 een memorie van antwoord indiende. Op 11 juni 2020 trok Ocean Faith haar hoger beroep in, wat leidde tot een verzoek van het Land om Ocean Faith te veroordelen in de proceskosten. Ocean Faith betwistte dit en stelde dat het Land nodeloos kosten had gemaakt.

Het Hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep door Ocean Faith moet worden opgevat als een eisvermindering tot nihil. Het Hof oordeelde dat Ocean Faith in de proceskosten van deze procedure moet worden veroordeeld, omdat de intrekking van het hoger beroep niet voortkwam uit de betaling van een bedrag door het Land, maar eerder door het Hofvonnis van 9 juni 2020. Het Hof concludeerde dat Ocean Faith niet kon volhouden dat het Land nodeloos kosten had gemaakt, aangezien het Land niet op de hoogte was van de intrekking op het moment dat de memorie van antwoord werd ingediend.

Uiteindelijk heeft het Hof Ocean Faith veroordeeld in de kosten van het geding, begroot op Afl. 4.000,- aan gemachtigdensalaris, vermeerderd met eventuele betekeningskosten. De uitspraak werd gedaan op 8 juni 2021 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201904305 – AUA2019H00252
Uitspraak: 8 juni 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S in kort geding
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
OCEAN FAITH N.V.,
gevestigd te Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
gemachtigde: mr. V.C. Perše,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend te Aruba,
oorspronkelijke eiser,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J.A.R. Bryson en C.J. Hart.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 23 december 2019 is Ocean Faith in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 19 december 2019 uitgesproken vonnis in kort geding van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het Gerecht).
1.2
Op 13 januari 2020 heeft Ocean Faith een memorie van grieven ingediend.
1.3
Op 19 februari 2020 heeft het Land een memorie van antwoord ingediend.
1.4
Bij brief van 11 juni 2020 heeft Ocean Faith kenbaar gemaakt het ingestelde hoger beroep in te trekken.
1.5
Bij brief van 6 augustus 2020 heeft het Land daarop, vanwege de ingediende memorie van antwoord, verzocht om Ocean Faith te veroordelen in de – naar het Hof begrijpt – door het Land in het hoger beroep gemaakte kosten.
1.6
Bij e-mail van 28 augustus 2020 heeft Ocean Faith verzocht om het verzoek van het Land af te wijzen en in plaats daarvan het Land in de kosten van het geding te veroordelen.
1.7
Bij e-mail van 31 augustus 2020 heeft het Land gereageerd op de e-mail van 28 augustus 2020.
1.8
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Ocean Faith heeft bericht het hoger beroep in te trekken. Daarop heeft het Land verzocht om Ocean Faith te veroordelen in de door het Land in dit hoger beroep gemaakte proceskosten.
2.2
Het Hof is er ambtshalve mee bekend dat het Gerecht het Land bij vonnis van 5 juni 2019 op straffe van een dwangsom heeft veroordeeld op zijn kosten een (verwijderbaar) bouwwerk op te richten tot 9m2 en het Land veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 15.000,-= als voorschot op de door Ocean Faith geleden en te lijden schade. Het Gerecht heeft hiertoe overwogen – kort weergegeven – dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten op ordelijke wijze de toegepaste bestuursdwang aan te zeggen.
2.3
Bij het executiekortgedingvonnis van 19 december 2019 in de onderhavige procedure heeft het Gerecht – kort weergegeven – de ten laste van het Land gelegde executoriale beslagen (deels) opgeheven en de verdere executie van het vonnis van 5 juni 2019, onder verbeurte van een dwangsom, geschorst totdat er in een bodemprocedure zal zijn beslist over de vraag of het Land te dezen al dan geen dwangsommen heeft verbeurd.
2.4
Bij Hofvonnis van 9 juni 2020 is voormeld vonnis van 5 juni 2019 vernietigd en zijn de vorderingen van Ocean Faith tot, kort gezegd, herbouw van het door het Land gesloopte bouwwerk, teruggave van parasols en vergoeding van schade afgewezen. Met vorenstaande vernietiging is ook de grond voor de door het Gerecht bij vonnis van 5 juni 2019 opgelegde dwangsom(men) komen te ontvallen.
2.5
In de onderhavige zaak is Ocean Faith in hoger beroep gekomen van het hiervoor onder 2.3 vermelde vonnis. Ocean Faith stelt zich op het standpunt zij de zaak heeft ingetrokken op 11 juni 2020 vanwege de betaling door het Land van een bedrag van Afl. 50.000,= op 21 februari 2020. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag waarop Ocean Faith meent recht te hebben vanwege verbeurde dwangsommen. Daarmee is het belang aan deze zaak komen te ontvallen, aldus Ocean Faith. Het Land heeft er zelf voor gekozen om daarna nog een memorie van antwoord in te dienen. De kosten die daarmee gemoeid zijn, zijn volgens Ocean Faith nodeloos gemaakt en komen niet voor vergoeding in aanmerking. Voorts meent Ocean Faith dat zij recht heeft op een proceskostenvergoeding doordat het Land haar nodeloos op kosten heeft gejaagd.
2.6
Het Land stelt zich op het standpunt dat de intrekking is ingegeven door het hiervoor onder 2.4 vermelde Hofvonnis van 9 juni 2020. Het Land betwist niet dat een betaling van Afl. 50.000,= is geschied doch stelt, naar het Hof begrijpt, dat zij dit heeft gedaan om te voorkomen dat het beslag zou herleven, althans dat het wederom zou worden gelegd. Het Land was en is van mening dat zij geen dwangsommen heeft/had verbeurd omdat zij aan het vonnis van 5 juni 2019 heeft voldaan. Naar het Land meent heeft Ocean Faith het Land op kosten gejaagd en het Land in een precaire situatie gebracht door beslag te leggen op de aandelen bij Utilities N.V. en gelden heeft geïnd waarvoor thans geen rechtsgrond bestaat.
2.7
Het bericht van intrekking is gestuurd nadat een memorie van antwoord was ingediend door het Land. Het Hof vat deze intrekking op als een eisvermindering tot nihil. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 60 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zal Ocean Faith in de proceskosten van deze procedure worden veroordeeld. Het in de e-mailcorrespondentie van de gemachtigde van Ocean Faith na de intrekking aangevoerde, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Het Hof plaatst daarbij vraagtekens bij de opgegeven reden van intrekking. Gelet op de datum van de intrekkingsbrief heeft het er eerder de schijn van dat dit eerder is ingegeven door het Hofvonnis van 9 juni 2020 dan door de betaling van het bedrag van Afl. 50.000,= op een aanzienlijke eerder tijdstip, te weten op 21 februari 2020. Ook heeft te gelden dat Ocean Faith eerst ver na de betaling door het Land heeft kenbaar gemaakt de onderhavige zaak te willen intrekken. Niet gebleken is dat het Land daarmee al bekend was, of dit had kunnen voorzien, op het moment van het indienen van de memorie van antwoord. Gelet daarop kan niet worden volgehouden dat sprake is van nodeloos door het Land gemaakte kosten.
2.8
Het Hof zal Ocean Faith veroordelen in de kosten van het geding aan de zijde van het Land gevallen en tot heden begroot op Afl. 4.000,= (2 punten ad tarief 5) aan gemachtigdensalaris vermeerderd met eventuele betekeningskosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- Verstaat dat Ocean Faith haar vordering in hoger beroep niet langer handhaaft;
- Veroordeelt Ocean Faith in de kosten van het geding aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op Afl. 4.000,- aan gemachtigdensalaris vermeerderd met eventuele betekeningskosten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 8 juni 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.