Uitspraak
1.[Geïntimeerde 1],
[Geïntimeerde 2],
Geïntimeerde 3],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van een erflater die in 2016 in Curaçao is overleden. De betrokken partijen zijn de erfgenamen, waaronder de appellant en de geïntimeerden, die ieder een deel van de nalatenschap claimen. De appellant, die de helft van de nalatenschap toebedeeld krijgt, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. In dat vonnis was de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij onder andere een onroerende zaak en bankrekeningen betrokken zijn. De appellant heeft grieven ingediend tegen de beslissing van het Gerecht, terwijl de geïntimeerden ook incidenteel appel hebben ingesteld.
De procedure heeft een aantal stappen doorlopen, waaronder het indienen van grieven en antwoorden daarop. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verdeling van de nalatenschap op een billijke manier is uitgevoerd, ondanks de verstoorde verhoudingen tussen de partijen. Het Hof heeft zich verenigd met de beslissing van het Gerecht en bevestigd dat de appellant niet heeft aangetoond financieel in staat te zijn om de onroerende zaak te verkrijgen. De waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op NAf 375.000,-, en het Hof heeft de berekeningen van de gebruiksvergoeding en de gevolgen daarvan onderschreven.
Uiteindelijk heeft het Hof het bestreden vonnis bevestigd en de kosten van het hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en is op 12 januari 2021 openbaar uitgesproken.