ECLI:NL:OGHACMB:2021:160
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis in civiele procedure
In deze zaak heeft [Verzoeker] op 27 november 2019 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij het Hof verzocht om vergunning te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis dat op 16 november 2020 was gewezen. Dit tussenvonnis betrof een civiele procedure waarin [Verweerster] als eiseres optrad tegen [Verzoeker] en andere gedaagden, waaronder de stichting Sint Elisabeth Hospitaal. Het verzoekschrift werd tijdig ingediend, binnen de gestelde termijn van twee weken na de uitspraak van het tussenvonnis.
Tijdens de procedure heeft [Verweerster] geen verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben wel pleitnotities overgelegd. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat [Verzoeker] in zijn verzoek kan worden ontvangen. Vervolgens heeft het Hof de argumenten van [Verzoeker] en [Verweerster] tegen elkaar afgewogen. [Verzoeker] stelde dat er ernstige bezwaren waren tegen de vraagstelling van het Gerecht, terwijl [Verweerster] meende dat de vraagstelling juist ruim geformuleerd was.
Het Hof oordeelde dat de beslissing van de rechter om beroep tegen een tussenuitspraak open te stellen aan zijn procesbeleid is overgelaten. Het Hof concludeerde dat een snelle en doelmatige procesgang niet vereist dat er afzonderlijk hoger beroep tegen het tussenvonnis wordt ingesteld. Daarom werd de verzochte vergunning geweigerd. Tevens werd [Verzoeker] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [Verweerster]. De beschikking werd uitgesproken op 9 februari 2021 door de rechters M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis.