ECLI:NL:OGHACMB:2021:160

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00373
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft [Verzoeker] op 27 november 2019 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij het Hof verzocht om vergunning te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis dat op 16 november 2020 was gewezen. Dit tussenvonnis betrof een civiele procedure waarin [Verweerster] als eiseres optrad tegen [Verzoeker] en andere gedaagden, waaronder de stichting Sint Elisabeth Hospitaal. Het verzoekschrift werd tijdig ingediend, binnen de gestelde termijn van twee weken na de uitspraak van het tussenvonnis.

Tijdens de procedure heeft [Verweerster] geen verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben wel pleitnotities overgelegd. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat [Verzoeker] in zijn verzoek kan worden ontvangen. Vervolgens heeft het Hof de argumenten van [Verzoeker] en [Verweerster] tegen elkaar afgewogen. [Verzoeker] stelde dat er ernstige bezwaren waren tegen de vraagstelling van het Gerecht, terwijl [Verweerster] meende dat de vraagstelling juist ruim geformuleerd was.

Het Hof oordeelde dat de beslissing van de rechter om beroep tegen een tussenuitspraak open te stellen aan zijn procesbeleid is overgelaten. Het Hof concludeerde dat een snelle en doelmatige procesgang niet vereist dat er afzonderlijk hoger beroep tegen het tussenvonnis wordt ingesteld. Daarom werd de verzochte vergunning geweigerd. Tevens werd [Verzoeker] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [Verweerster]. De beschikking werd uitgesproken op 9 februari 2021 door de rechters M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR201804342-CUR2020H00373
Uitspraak: 9 februari 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
als bedoeld in artikel 263a Rv in de zaak van:
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers
tegen
[Verweerster],
wonende te Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa.
De partijen zullen hierna [Verzoeker] en [Verweerster] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1 [
Verzoeker] heeft bij een op 27 november 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) ingekomen verzoekschrift met een productie het Hof verzocht hem vergunning te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een op 16 november 2020 door het Gerecht gewezen tussenvonnis in een zaak met nummer CUR201804342 tussen [Verweerster] als eiseres en de stichting Sint Elisabeth Hospitaal, [Naam 1] en [Verzoeker] als gedaagden.
1.2
Van de zijde van [Verweerster] is geen verweerschrift ontvangen.
1.3
Bij mailberichten van respectievelijk 14 en 15 december 2020 hebben de gemachtigden van [Verzoeker] en [Verweerster] hun pleitnotities overgelegd.
1.4
Beschikking is bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Blijkens hetgeen hiervoor onder 1.1 is overwogen, is het verzoekschrift tijdig, te weten binnen twee weken na de dag van de uitspraak van het tussenvonnis, ter griffie ingediend. [Verzoeker] kan derhalve worden ontvangen in zijn verzoek.

3.De beoordeling

3.1 [
Verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat van zijn kant ernstige en zwaarwegende bezwaren bestaan tegen de door het Gerecht geformuleerde vraagstelling. Hij vreest dat een deskundigenbericht tot stand komt op basis van onjuiste vragen en dat aldus een onjuist vonnis zal worden gewezen. [Verweerster] verzet zich tegen het verlenen van vergunning om tussentijds hoger beroep in te stellen. Zij meent dat de vraagstelling terecht zo ruim mogelijk is geformuleerd.
Voorop gesteld wordt dat de beslissing van de rechter om beroep tegen een tussenuitspraak open te stellen aan zijn procesbeleid is overgelaten (zie Hoge Raad, 9 september 2005, NJ 2005/468). Partijen hebben zich in een akte na tussenvonnis kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige en de aan hem te stellen vragen. Het Gerecht heeft vervolgens overwogen dat met inachtneming van een en ander (naar het Hof begrijpt: de bezwaren over de wijze van formulering van de vragen) de in het vonnis vermelde vragen aan de deskundige zullen worden voorgelegd. Aan het bezwaar met betrekking tot de verslaglegging in het medisch dossier is het Gerecht gemotiveerd voorbij gegaan. Het Hof is van oordeel dat een snelle en doelmatige procesgang niet vereist dat afzonderlijk hoger beroep tegen het tussenvonnis van 16 november 2020 wordt ingesteld. De verzochte vergunning zal daarom worden geweigerd.
3.2 [
Verzoeker] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [Verweerster] gevallen.

4.De beslissing

Het Hof:
weigert de verzochte vergunning;
veroordeelt [Verzoeker] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [Verweerster] en tot aan deze beschikking begroot op NAf 2.000,- wegens gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en
O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 9 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.