Uitspraak
13 januari 2020 in zaak nr. AUA201902152, in het geding tussen:
Procesverloop
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die door een op een bezwaarschrift genomen beslissing rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
“Aangifte bij het Korps Politie Aruba en bij de Centrale Bank van Aruba van het mogelijke plegen van valsheid in geschrifte in combinatie van schending van de ‘Policy Papers’ van de Centrale Bank van Aruba door de naamloze vennootschap RBC ROYAL BANK (ARUBA) N.V. in voornoemde zaak”, aan CBA bericht aangifte te willen doen tegen RBC wegens het plegen van valsheid in geschrifte in de zin van titel XI van het Wetboek van Strafrecht in combinatie met schending van de richtlijnen in de ‘Policy Papers’ van CBA. Het slot van die brief luidt:
“In het licht van het vorenstaande wordt én aan het Openbaar Ministerie én aan de Centrale Bank van Aruba verzocht om strafrechtelijke onderzoeken terzake te doen (…)”.Bij brief van 19 juni 2018, met als onderwerp
“Aanvullende document en informatieop de aangifte bij de Centrale Bank van Aruba (en bij het Korps Politie Aruba) bij brief van16 april 2018 (…)”heeft appellant een nadere toelichting en nadere stukken aan CBA gezonden. De brief eindigt met:
“De ondergetekende doet een eerbiedig verzoek om ook dit schrijven (…) in behandeling te nemen en naar aanleiding hiervan een onderzoek te laten verrichten naar de handelingen van de RBC Bank over de periode van oktober 2009 tot de executie van het bedrijf in juni 2010 en van de verdere handelingen van de RBC Bank vanaf juli 2010 tot op heden ten aanzien van de leningsovereenkomst van16 oktober 2009 van het bedrijf van de ondergetekende. En indien nodig om passende maatregelen te treffen tegen de RBC Bank”.
4 juni 2008 (ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG3657) waarin is neergelegd dat een verzoek om handhaving (voor het betrokken bestuursorgaan) voldoende concreet moet zijn zowel wat betreft de beweerde overtreding als de aard van de verzochte sanctie. Dat appellant ter zitting van het Hof heeft verklaard dat het zijn bedoeling is dat CBA aan RBC een bestuurlijke boete oplegt waarmee appellant “genoegdoening” zou krijgen, maakt dit evenmin anders. De brief van CBA van 17 december 2018 houdt dan ook niet meer in dan de afwijzing van het verzoek om (strafrechtelijke) aangifte te doen. Dat is geen beschikking.
Beslissing
bevestigt de aangevallen uitspraak.
mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier.