ECLI:NL:OGHACMB:2021:155

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2020H00090
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notaris over nalaten reageren op maatregel en openheid van zaken

In deze zaak gaat het om een klacht van een appellant tegen een kandidaat-notaris te Bonaire. De klacht betreft het nalaten van de kandidaat-notaris om adequaat te reageren op vragen van het Hof en het niet geven van openheid van zaken in een tuchtrechtelijke procedure. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van het Hof op 12 januari 2021, waarin de kandidaat-notaris werd verzocht om meer gedetailleerd in te gaan op de gestelde vragen over de vaststelling van de agenda van de Algemene Ledenvergadering (ALV) en de stemming voor het nieuwe bestuur. De kandidaat-notaris heeft echter op de datum van de uitspraak, 9 februari 2021, geen akte genomen, ondanks dat hij op de hoogte was van de vereiste actie. Het Hof heeft vastgesteld dat de kandidaat-notaris niet alleen niet heeft gereageerd op de vragen, maar ook niet de nodige informatie heeft verstrekt die van belang was voor de tuchtrechtelijke procedure. Het Hof concludeert dat de kandidaat-notaris in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met de Wet op het Notarisambt BES. De klacht is gegrond verklaard en het Hof overweegt om de stageverklaring van de kandidaat-notaris voor de duur van een jaar in te trekken, tenzij de kandidaat-notaris alsnog openheid van zaken geeft. De zaak is verwezen naar de rol van 4 mei 2021 voor verdere behandeling.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR201902826 - CUR2020H00090
Uitspraak: 6 april 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beslissing in hoger beroep op de klacht van:
[Appellant],
wonende in Nederland,
oorspronkelijk klager, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
[Geïntimeerde],
kandidaat-notaris te Bonaire,
oorspronkelijk beklaagde, thans geïntimeerde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als appellant en de kandidaat-notaris.
Het verdere verloop van de procedure
1.1. Voor het verloop van de procedure tot 12 januari 2021 verwijst het Hof naar de beschikking van die datum waarin, onder meer, is overwogen als volgt:
“3.12 (..) Het door appellant gestelde en onder rov. 3.5. tot en met rov. 3.7. vermelde, is, mede nu het gestelde niet of onvoldoende is betwist door de kandidaat-notaris, van dien aard dat van de kandidaat-notaris had mogen worden verwacht dat hij daarop aanzienlijk meer gedetailleerd zou ingaan dan hij tot nu toe heeft gedaan. Door dat niet te doen is de kandidaat-notaris er debet aan dat niet duidelijk geworden hoe de agenda van de ALV is vastgesteld, hoe de stemming voor het nieuwe bestuur is verlopen en de notulen van 2017 zijn goedgekeurd. Met name komt het daarbij aan op de steminstructies van de eigenaren. De vragen die daarbij opkomen zijn onder meer: Waarop is de wijziging en de goedkeuring van de agenda gegrond? Hadden de eigenaren voor een wijziging van de agenda steminstructies gegeven? Was er op de agenda/het stemformulier sprake van een keuzemogelijkheid om te stemmen op individuele kandidaten en is dat door de eigenaren ook als zodanig ingevuld of was daar, zoals appellant stelt, geen sprake van? Hoe is het mogelijk dat er wel is gestemd op de eerst ter vergadering toegevoegde kandidaten [Naam 1] en [Naam 2]? Waren hun namen vermeld op de agenda/stemformulieren die door de eigenaren zijn teruggestuurd? En hoe is de stemming op punt 5 van de agenda verlopen? Het Hof heeft slechts een agenda/stemformulier aangetroffen in het dossier waarop dit punt niet was gemarkeerd met “stemming”. Heeft de kandidaat-notaris dat ook geconstateerd? Was er wellicht nog een andere versie in omloop van de agenda/het stemformulier? Waarom zijn de notulen in stemming gebracht? Hoe en in welke bewoordingen hebben de eigenaren hun steminstructies op punt 5 gegeven? En wat was de formulering van de “ruime volmacht waarbij aan de gevolmachtigde een redelijk zelfstandige bevoegdheid is gegeven”? Hoeveel van dit soort volmachten zijn er gegeven? Hoe is de stemuitslag tot stand gekomen? Welke bemoeienis heeft het bestuur bij de vaststelling van de stemmen gehad?
3.13 Gelet op het belang dat ook appellant hecht aan de waarheidsvinding en het, zij het voorwaardelijke, aanbod van de kandidaat-notaris om de vragen van appellant te beantwoorden, ziet het Hof in het vorenstaande aanleiding om de kandidaat-notaris in de gelegenheid te stellen om (alsnog en meer in detail) te reageren op hetgeen onder rov. 3.5 tot en met 3.7 is weergegeven en op de hiervoor onder 3.12. vermelde vragen en voorts naar voren te brengen wat hij in deze nog relevant acht. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de digitale rol van 9 februari a.s. voor het nemen van een akte P1. De akte kan worden gezonden aan rolhandelingen.hof@caribjustitia.org. De kwalificatie P1 betekent dat zonder instemming van de wederpartij geen uitstel zal worden verleend voor het nemen van de akte. Na het nemen van de akte door de kandidaat-notaris zal appellant in de gelegenheid worden gesteld om daarop bij antwoordakte P1 te reageren op een nader te bepalen datum. (..)”
1.2. De kandidaat-notaris heeft op 9 februari 2021 geen akte genomen. De zaak is daarop verwezen naar de rol van 6 april 2021 voor uitspraak. Hiervan hebben partijen bij e-mail van 11 februari 2021 bericht gekregen.
1.3. Bij e-mail van 1 maart 2021 heeft appellant “aanvullende informatie ter voorbereiding op de rolzitting van 6 april 2021” (waaronder een “antwoordakte P1 als door het Hof verzocht in haar brief CUR2020H00090 dd 12 januari 2021”) per e-mail toegestuurd aan het Hof met een cc. aan de kandidaat-notaris.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De beslissing van 12 januari 2021 is op de dag van de uitspraak per e-mail toegestuurd aan het (werk e-mailadres van de) kandidaat-notaris en appellant.
2.2.
Bij e-mail van 28 januari 2021 heeft de kandidaat-notaris, naar het lijkt vanuit zijn werk e-mailadres, geschreven aan het Hof en appellant: “(..) Ik ben tot en met 19 februari uitlandig en kan derhalve niet tijdig op uw verzoek reageren. Ik wil u verzoeken de zitting te verplaatsen naar maart 2021 opdat ik tijdig kan reageren (..)”.
2.3.
Bij e-mail van 29 januari 2021 heeft appellant bericht niet in te stemmen met het verzoek, onder meer omdat nut en noodzaak van het “uitlandig” zijn niet zijn vermeld, wat een afweging lastiger maakt.
2.4.
Bij e-mail van 2 februari 2021 heeft de Hofgriffie de kandidaat-notaris op zijn werk e-mailadres bericht dat het verzoek om uitstel niet wordt gehonoreerd.
2.5.
Bij e-mail van 4 februari 2021 heeft de kandidaat-notaris vanuit zijn gmail account de Hofgriffie geschreven: “Daar ik uitlandig ben en geen toegang heb tot mijn werlemail wil ik u verzoeken om mij het vonnis toe te mailen op dit emailadres. Tevens wil ik u verzoeken dit email adres niet te openbaren aan de heer [Appellant]”.
2.6.
Bij e-mail van 9 februari 2021 om 04:38 uur heeft de kandidaat-notaris wederom vanuit zijn gmail account de Hofgriffie geschreven: “Zoals u eerder aangegeven ben ik niet op Bonaire. Ik heb hier geen toegang tot mijn werkmail noch tot het onderhavige dossier. Ik heb u gevraagd om het vonnis naar dit e/mail adres toe te zenden maar tot op heden heb ik niks mogen ontvangen. Het is voor mij helaas wegens bovengenoemde redenen onmogelijk om vragen te beantwoorden of stukken aan te leveren conform het tussenvonnis. Ik zou dit graag doen wanneer ik na 19 februari weer op kantoor ben. Indien dit niet mogelijk is zal ik mij moeten neerleggen bij uw oordeel.”
2.7.
Bij e-mail van 9 februari 2021 om 07:54 uur heeft de Hofgriffie de tussenbeslissing opnieuw toegestuurd aan de kandidaat-notaris.
2.8.
Vast staat dat de kandidaat-notaris geen akte heeft genomen. Gelet daarop bestaat geen aanleiding appellant toe te laten tot het nemen van een antwoordakte. De door appellant bij e-mail van 1 maart 2021 toegestuurde informatie zal derhalve buiten beschouwing worden gelaten.
2.9.
Vastgesteld moet worden dat de kandidaat-notaris niet alleen heeft nagelaten om appellant voorafgaand aan deze tuchtrechtelijke procedure naar behoren te antwoorden maar ook in deze tuchtrechtelijke procedure heeft nagelaten om de voor de hand liggende vragen van het Hof te beantwoorden. Naar de reden(en) waarom kan slechts worden gegist. Uit de berichten van de kandidaat-notaris kan niet meer worden afgeleid dan dat hij, kennelijk vanaf 28 januari tot en met 19 februari 2021, uitlandig was en, zo hij later heeft aangevoerd, geen toegang tot zijn werk e-mail en het onderhavige dossier had.
2.10.
Feit is dat de kandidaat-notaris reeds vanaf 12 januari 2021 ervan op de hoogte was dat hij op 9 februari 2021 een akte diende te nemen en dat uitstel daarvoor in beginsel niet mogelijk was. In elk geval tot 28 januari 2021 is niet van enige verhindering gebleken en voor de periode daarna heeft te gelden dat van een goed handelend kandidaat-notaris, ook in geval van uitlandigheid, mag worden verwacht dat zaken van importantie zoals een tuchtrechtelijke procedure, adequaat en voortvarend worden afgehandeld en in elk geval op de daarvoor gestelde datum. Weliswaar heeft de kandidaat-notaris, overigens eerst op 28 januari 2021, een uitstelverzoek gedaan maar dat verzoek is reeds op 2 februari 2021 afgewezen. Vanaf toen wist de kandidaat-notaris dus in elk geval dat de datum van 9 februari 2021 keihard was. Dat de kandidaat-notaris, zoals hij per e-mail van 4 februari 2021 meldt, problemen ondervond met de toegang tot zijn werk e-mail is een omstandigheid die een goed handelend kandidaat-notaris zelf in de eigen organisatie dient op te lossen. Niet valt in te zien waarom dat in dit geval niet kon. Dat het Hof niet direct heeft gereageerd op het verzoek van 4 februari 2021 om de uitspraak opnieuw toe te sturen, disculpeert de kandidaat-notaris dan ook niet.
2.11.
Het geheel wekt de indruk dat de kandidaat-notaris niet doordrongen is van het kwalijke van zijn handelen en ook de tuchtrechtelijke procedure niet serieus neemt, zeker nu de kandidaat-notaris zich in allerlei bochten lijkt te wringen, door argumenten aan te voeren als “uitlandigheid” en “het geen toegang hebben tot de werk e-mail”, ook nog zonder die argumenten behoorlijk feitelijk te onderbouwen, om maar niet de gevraagde informatie en verheldering te hoeven geven. Dat laatste bevreemdt zeer nu het toch in het belang van de kandidaat-notaris lijkt om zijn blazoen te zuiveren. Het had op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om de vragen van het Hof te beantwoorden om de verwijten van appellant te ontkrachten. Nu hij dat heeft nagelaten moet de conclusie zijn dat de kandidaat-notaris onder het mom van onpartijdigheid, bij zijn werkzaamheden in het kader van de ALV van 26 mei 2018, meer in het bijzonder bij het opstellen van de notulen en het beoordelen van de volmachten en de steminstructies, zijn oren heeft laten hangen naar (de wensen van) zijn opdrachtgever.
2.12.
De klacht is gegrond en de kandidaat-notaris heeft op deze manier in ernstige mate in strijd met artikel 57, tweede lid, van de Wet op het Notarisambt BES (WNA) gehandeld. Het Hof is er ambtshalve bekend mee dat de kandidaat-notaris vanaf 1 juni 2011 onafgebroken werkzaam is geweest als kandidaat-notaris op het notariskantoor Schouten te Bonaire. Van een beginnend kandidaat-notaris is dan ook geen sprake. Het Hof rekent de kandidaat-notaris het vorenstaande handelen en nalaten zwaar aan en acht, voorlopig oordelend, slechts de oplegging van de maatregel van intrekking van de stageverklaring voor de duur van een jaar passend in dit geval. Dit kan slechts anders komen te liggen indien de kandidaat-notaris alsnog openheid van zaken geeft in de door het Hof bij de beslissing van 12 januari 2021 gevraagde zin. De zaak zal daartoe zal naar de rol van 4 mei 2021 worden verwezen voor akte uitlating P3 zijdens de kandidaat-notaris. Uitstel voor het nemen van deze akte zal niet worden verleend. Wordt de akte genomen, dan zal de appellant een antwoordakte mogen nemen waarna uitspraak volgt met in achtneming van de aktes. De vraag of, en zo ja: welke maatregel dient te worden opgelegd ligt dan weer open. Blijft de akte van de kandidaat-notaris uit, dan zal de hiervoor genoemde maatregel definitief worden opgelegd.
2.13.
Houdt iedere verdere beslissing aan.

3.Beslissing

Het Hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 4 mei 2021 voor de in rov. 2.12. bedoelde akte uitlating P3;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.