In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn verzoeken tot vernietiging van het ontslag op staande voet door A.I.S. Aruba Industrial Services N.V. werden afgewezen. [Appellant] was sinds 15 december 2009 in dienst als Sales Manager bij A.I.S. en werd op 13 september 2018 ontslagen op staande voet wegens het zonder toestemming verrichten van nevenwerkzaamheden en het schenden van zijn geheimhoudingsplicht. Het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [Appellant] nevenwerkzaamheden had verricht, wat een dringende reden voor ontslag opleverde. In hoger beroep betwistte [Appellant] de overtreding van de arbeidsovereenkomst en voerde aan dat hij geen nevenwerkzaamheden had verricht. Het Hof oordeelde dat het verbod op nevenwerkzaamheden redelijk was en dat [Appellant] niet had aangetoond dat hij toestemming had gekregen voor deze werkzaamheden. Het Hof bevestigde de beschikking van het Gerecht en oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven. Tevens werd [Appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure.