ECLI:NL:OGHACMB:2021:140

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
SXM2021H00074
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing tenuitvoerlegging van een vonnis in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. De vennootschap FIRENZE Ltd., gevestigd in Anguilla, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin zij was veroordeeld tot betaling van een commissie aan de besloten vennootschap MELROSE REALTY B.V. LIGHTHOUSE REALTY. Het verzoek tot schorsing werd ingediend op 1 juni 2021, met de stelling dat er een reëel restitutierisico bestond, omdat Lighthouse Realty geen traceerbare en verhaalbare activa zou hebben.

Het Hof overwoog dat de Hoge Raad in eerdere uitspraken heeft vastgesteld dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar dient te zijn, ook tijdens een hoger beroep, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van deze regel wordt afgeweken. Het Hof concludeerde dat Firenze niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een reëel restitutierisico en dat de stellingen van Firenze niet konden leiden tot toewijzing van het verzoek. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen.

Daarnaast werd Firenze veroordeeld in de kosten van het schorsingsincident, die aan de zijde van Lighthouse Realty waren begroot op NAf 2.000,-. Het Hof verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kon worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing ex artikel 272 Rv van:
de vennootschap naar vreemd recht
FIRENZE Ltd.,
gevestigd in Anguilla, B.W.I.,
hierna te noemen: “Firenze”,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante,
verzoekster tot schorsing,
gemachtigden: mrs. M.R.B. Gorsira en S. Osepa,
tegen
De besloten vennootschap
MELROSE REALTY B.V.h.o.d.n.
LIGHTHOUSE REALTY,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: “Lighthouse Realty”,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie, thans geïntimeerde,
verweerster tot schorsing,
gemachtigden: mrs. C.R. Rutte en M.H.M. Janssen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij akte van hoger beroep, op 27 mei 2021 ter griffie ingediend, is Firenze in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 18 mei 2021 uitgesproken vonnis (hierna: het vonnis) van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht).
1.2.
Bij op 1 juni 2021 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift met producties, heeft Firenze het Hof verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 mei 2021 voor de duur van de appelprocedure te schorsen , kosten rechtens.
1.3.
Bij per e-mail (door het Hof toegestaan) ingediend verweerschrift met een productie d.d. 14 juni 2021 heeft Lighthouse Realty geconcludeerd dat het Hof het verzoek van Firenze zal afwijzen, met veroordeling van Firenze in de kosten van deze procedure, het nasalaris daarbij inbegrepen, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande twee dagen na betekening van de uitspraak, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling.
1.4.
Op 23 juni 2021 hebben beide partijen per e-mail pleitnotities ingediend.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de beoordeling van onder meer een vordering op de voet van artikel 272 Rv geldt hetgeen de Hoge Raad op 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) heeft overwogen:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
i. in een incident tot zekerheidstelling;
ii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iii. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
e. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
2.2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2.1.
Firenze en Lighthouse Realty hebben op 23 februari 2016 een overeenkomst gesloten, waarbij Firenze onder de daarin opgenomen voorwaarden aan Lighthouse Realty ‘the exclusieve and irrevocable right to market and sell the Properties’ heeft verleend. Met ‘the properties’ zijn bedoeld twee percelen in Upper Prince’s Quarter in Sint Maarten, door partijen aangeduid als ‘Villa Deseos’ en het ‘Tweede Perceel’. In artikel 4 van de overeenkomst is -kort gezegd- bepaald dat Firenze bij verkoop een commissie van 8% van de verkoopprijs van de aandelen c.q. percelen aan Lighthouse Realty zal voldoen.
2.2.3.
Bij overeenkomst van 31 oktober 2016 is Villa Deseos middels een overdracht van de aandelen in Firenze voor een som van US$ 1.505.000,- verkocht aan een derde.
2.2.4.
Firenze is in verband met het vorenstaande door Lighthouse Realty gesommeerd om US$ 166.000,- aan commissie te betalen.
2.3.
Bij het vonnis heeft het Gerecht – zakelijk weergegeven – Firenze veroordeeld om binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan Lighthouse Realty te betalen een bedrag van US$ 120.400,- aan commissie, zijnde 8% over de koopprijs van Villa Deseos, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede Firenze veroordeeld in de proceskosten en de beslagkosten, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.
2.4.
Dat dit vonnis kennelijke misslagen bevat is niet gebleken. Beoordeling van de inhoudelijke bezwaren van Firenze tegen het vonnis zou neerkomen op een verkapt appel waarin een schorsingsincident uitdrukkelijk niet mag ontaarden.
2.5.
Firenze voert als grondslag voor haar verzoek nog aan dat een reëel restitutierisico bestaat nu Lighthouse Realty geen voor Firenze traceerbare en voor verhaal vatbare assets binnen of buiten Sint Maarten heeft. Lighthouse Realty betwist dat enig (reëel) restitutierisico bestaat, waartoe zij aanvoert dat zij een gerenommeerd bedrijf is dat al meer dan twintig jaar zaken doet op Sint Maarten en dat nog lang wil blijven doen, dat zij – naar Firenze erkent – niet in een financieel nijpende positie verkeert en dat zij zich realiseert dat zij, zolang het vonnis niet in kracht van gewijsde is gegaan, zorgvuldig met geïnde bedragen moet omgaan. In het licht van dit verweer, dat Firenze niet heeft weersproken, heeft Firenze het door haar gestelde restitutierisico onvoldoende onderbouwd.
2.6.
De slotsom is dat de stellingen van Firenze niet kunnen leiden tot een toewijzing van het verzoek. Het verzoek tot schorsing van Firenze dient daarom te worden afgewezen.
2.7.
Firenze zal worden verwezen in de kosten van dit schorsingsincident, gevallen aan de zijde van Lighthouse Realty en tot aan dit vonnis begroot op NAf 2.000,-.
2.8.
Nasalaris zal worden toegewezen als hierna omschreven.

3.De beslissing

Het Hof:
- wijst het verzoek tot schorsing af;
- veroordeelt Firenze in de kosten van dit schorsingsincident aan de zijde van Lighthouse Realty gevallen, tot op heden begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na de betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
- veroordeelt Firenze in het nasalaris ten bedrage van NAf 250,-, te vermeerderen met NAf 150,- ingeval van betekening van dit vonnis, het bedrag van dit nasalaris te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na de betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening;
- verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling tot betaling van de proceskosten en de veroordeling tot betaling van het nasalaris, vermeerderd met de wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. O. Nijhuis, M.W. Scholte en A.S. Arnold, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en uitgesproken op 1 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.