ECLI:NL:OGHACMB:2021:136

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
BON2019H00005
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake cliëntenonderzoek en bankrekening blokkade onder de Wwft BES

In deze zaak heeft Maduro & Curiel's Bank (Bonaire) N.V. (hierna: MCB) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin werd geoordeeld dat MCB geen cliëntenonderzoek hoeft te verrichten op Krioyo Paint B.V. (hierna: Krioyo) als bestaande klant. De procedure begon met een verzoek van Krioyo aan MCB om haar bankrekening niet te blokkeren en om geen informatie over haar aandeelhouders te verstrekken. MCB had eerder informatie opgevraagd in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (Wwft BES), wat leidde tot een geschil over de verplichtingen van MCB als dienstverlener.

Het Hof heeft vastgesteld dat MCB tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep is gekomen. De grieven van MCB zijn in de memorie van grieven uiteengezet, maar het Hof heeft geoordeeld dat de feiten die door het Gerecht zijn vastgesteld niet zijn bestreden. Het Hof heeft de uitleg van de Wwft BES door het Gerecht onderschreven en geconcludeerd dat MCB niet verplicht is om een cliëntenonderzoek uit te voeren bij Krioyo, aangezien er al een zakelijke relatie bestond ten tijde van de inwerkingtreding van de wet.

Het Hof heeft de vorderingen van Krioyo gehonoreerd en bevestigd dat MCB de bankrekening van Krioyo niet kan blokkeren en geen informatie hoeft te verstrekken over de aandeelhouders Kranz en Wijzo. MCB is in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 4 mei 2021 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: BON201700219 – BON2019H00005
Uitspraak: 4 mei 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MADURO & CURIEL'S BANK (BONAIRE) N.V.,
gevestigd te Bonaire,
hierna: MCB,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. G.B. Steward,
tegen
de besloten vennootschap
KRIOYO PAINT B.V.,
gevestigd te Bonaire,
hierna: Krioyo,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het tussen partijen op 28 november 2018 uitgesproken vonnis. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2.
MCB is bij akte van appel op 4 januari 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 13 februari 2019 ingekomen memorie van grieven heeft zij vijf grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Krioyo zal afwijzen, met veroordeling van Krioyo in de kosten van beide instanties.
1.3.
Krioyo heeft in een memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, kosten rechtens.
1.4.
Op 30 juni 2020 heeft de gemachtigde van MCB pleitaantekeningen, met producties, ingezonden.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De ontvankelijkheid

MCB is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
Het Gerecht heeft de volgende feiten vastgesteld, die in hoger beroep niet zijn bestreden:
3. Jover Handelsonderneming N.V. (hierna: Jover) heeft op 21 september 1999 een rekening bij de MCB geopend. Bestuurders van Jover waren en zijn [Naam 1] en zijn echtgenote [Naam 2].
4. Krioyo is op 29 september 2004 opgericht door Jover, M.T.C. Kranz Beheer B.V. (hierna: Kranz) en Wijzo Invest B.V (hierna: Wijzo), die respectievelijk 60%, 20% en 20% van Krioyo's aandelen houden.
5. Directeur van Krioyo was en is genoemde [Naam 1]. Hij heeft ten behoeve van Krioyo op 17 december 2004 een rekening bij de MCB geopend.
5. De MCB heeft bij mail van 27 mei 2015 in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (hierna: Wwft BES) bij Krioyo ter completering van het cliëntendossier informatie opgevraagd. Dat heeft geleid tot een uitvoerige discussie, waarbij Krioyo uiteindelijk, omdat de MCB haar rekening dreigde te blokkeren, toch de gevraagde stukken heeft overgelegd.
6. Op 22 februari 2017 heeft Krioyo de MCB verzocht om de gegevens van haar aandeelhouders, met name die van Kranz en Wijzo, aan haar te retourneren.
7. De MCB heeft bij brief van 21 april 2017 wederom in het kader van de Wwft BES informatie van Krioyo opgevraagd, onder meer ten aanzien van Kranz en Wijzo, en verzocht om die gegevens uiterlijk op 5 mei 2017 aan te leveren teneinde een blokkade van de rekening te voorkomen.
8. Bij brief van 4 mei 2017 heeft Krioyo de MCB geschreven niet te voldoen aan het verzoek, omdat zij niet verplicht is gegevens over te leggen van aandeelhouders die minder dan 25% kapitaalbelang hebben en omdat een – op FATCA-regelgeving gebaseerde – norm van 10% niet geldt, omdat die regelgeving niet van toepassing is op Krioyo en haar aandeelhouders. Bij brief van 17 mei 2017 heeft de MCB haar verzoek aan Krioyo herhaald en een "final deadline" gesteld op 31 mei 2
4.2.
Krioyo vordert dat voor recht wordt verklaard dat:
a. de MCB geen cliëntenonderzoek hoeft te verrichten op Krioyo als bestaande klant,
b. de MCB de bankrekening van Krioyo niet kan blokkeren,
c. Krioyo de MCB geen informatie hoeft te verstrekken van Kranz en Wijzo.
4.3.
Het Gerecht heeft de vorderingen gehonoreerd. Het dictum luidt onder meer:
a. verklaart voor recht dat de MCB niet het in art. 2.2 lid 1 Wwft BES bedoelde cliëntenonderzoek bij Krioyo hoeft te verrichten,
b. verklaart voor recht dat de MCB de bankrekening van Krioyo niet kan blokkeren op de grond dat zij geen cliëntenonderzoek bij Krioyo heeft verricht,
c. verklaart voor recht dat Krioyo niet op grond van art. 2.2 lid 2 sub b Wwft BES informatie van de aandeelhouders Kranz en Wijzo aan de MCB hoeft te verstrekken,.
4.4.
Hiertegen richt zich het hoger beroep van MCB. Het hoger beroep faalt. Het Hof sluit zich aan bij de overwegingen en beslissingen van het Gerecht, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:OGEABES:2018:36.
4.5.
De door het Gerecht aan de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES(Wwft BES) gegeven uitleg is juist. Centraal staat artikel 2.3 lid 1 Wwft, luidende:
1 Een dienstverlener verricht het cliëntenonderzoek in de volgende gevallen:
a. indien hij in of vanuit een openbaar lichaam een zakelijke relatie aangaat;
b. indien hij in of vanuit een openbaar lichaam een incidentele transactie verricht ten behoeve van de cliënt boven een bij regeling van Onze Minister vast te stellen bedrag dat voor de onderscheiden soorten van diensten verschillend kan zijn;
c. indien er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
d. indien hij twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verkregen gegevens van de cliënt; of
e. indien het risico van betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daartoe aanleiding geeft.
4.6.
Tussen Krioyo en MCB bestond al een zakelijke relatie ten tijde van de inwerkingtreding van de Wwft zodat geval a zich niet voordoet. Het Gerecht (rov. 15) heeft terecht overwogen dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen om dienstverleners niet te verplichten bij alle bestaande relaties een cliëntenonderzoek in te stellen, dit in verband met de nagestreefde meer op risico's georiënteerde benadering bij de toepassing van cliëntenonderzoek.
4.7.
Niet is komen vast te staan dat de gevallen b-e zich voordoen. Ook andere gevallen in de Wwft doen zich in deze zaak niet kenbaar voor, zoals dat MCB niet in staat is tot ‘een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de dienstverlener heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden’ (artikel 2.2 lid 2 onder d Wwft).
4.8.
De Wwft kan zo nodig worden uitgelegd in het licht van wetgeving die aan haar voorafging, maar deze voorafgaande vervallen wetgeving is niet langer geldig. Ook beleid van de MCB kan de inhoud van de Wwft, zoals in redelijkheid uitgelegd, niet wijzigen.
4.9.
De gronden van het hoger beroep berusten voornamelijk op – met de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering verband houdende – algemeenheden die het Hof kan onderschrijven. Bij pleidooi in hoger beroep heeft de MCB een Memo van De Nederlandsche Bank overgelegd (productie 30). Ook de inhoud daarvan kan het Hof onderschrijven.
4.10.
Het gaat er echter om dat de MCB heeft nagelaten concrete gegevens te verschaffen over het bestaan in het onderhavige geval van: een gebrekkig dossier, onmogelijkheid een risicoprofiel op te stellen, gewijzigd risicoprofiel, gewijzigde risico’s, transactiepatroon, ongebruikelijke of belangrijke incidentele transacties, redelijke twijfel over de juistheid of volledigheid van eerder verkregen gegevens, gewijzigd gebruik van de rekening, andere indicaties van betrokkenheid bij witwassen en terrorismefinanciering, enz. Kortom, concrete onderbouwing ten aanzien van ‘materiality and risk’ ontbreekt in dit geval.
4.11.
Concrete onderbouwing van indicaties omtrent uitoefening van feitelijk zeggenschap in de rechtspersoon door anderen dan De [Naam 1], bedoeld in artikel 1.1 lid 1 onder r, ten 1˚, Wwft, ontbreekt evenzeer. MCB kan voorts niet, op basis van door haar gestelde ‘internationale standaarden’, het in deze wettelijke bepaling genoemde percentage van 25% verlagen tot 10%.
4.12.
MCB stelt zich op het standpunt dat het enkele feit dat Krioyo tegenstribbelt een risico oplevert dat cliëntenonderzoek rechtvaardigt (memorie van grieven onder 2.3). Dit standpunt strijdt met algemene in een rechtstaat geldende beginselen. Dat de cliënt niet antwoordt op een vraag die de bank niet mag stellen, maakt niet dat de bank vervolgens die vraag wel mag stellen omdat door de weigering zich in de ogen van de bank een verhoogd risico voordoet.
4.13.
Het bestreden vonnis moet worden bevestigd. MCB draagt de kosten van het hoger beroep.

5.Beslissing

Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt MCB in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Krioyo gevallen en tot op heden begroot op US$ 2.234,- aan gemachtigdensalaris en US$ 136,58 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, E.M. van der Bunt J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.