ECLI:NL:OGHACMB:2021:135
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake mishandeling en dwingende bewijskracht van strafvonnis
In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om een tussenuitspraak in een civiele procedure die voortvloeit uit een strafvonnis. De appellant, wonende in Curaçao, is oorspronkelijk gedaagde en heeft de zaak aangespannen tegen de geïntimeerde, die in Nederland woont. De appellant wordt vertegenwoordigd door mr. S.C. Larmonie, terwijl de geïntimeerde wordt bijgestaan door mr. E. Bokkes. De procedure is gestart naar aanleiding van een strafvonnis van 8 juli 2020, waarin de appellant is veroordeeld voor opzettelijke mishandeling van de geïntimeerde, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 9 februari 2021 en beschrijft het verloop van de procedure, inclusief de akten die door beide partijen zijn ingediend. De appellant heeft een algemeen bewijsaanbod gedaan, gericht op het leveren van tegenbewijs tegen het strafvonnis. Het Hof overweegt dat het strafvonnis dwingend bewijs oplevert van een onrechtmatige daad van de appellant en dat er schade is geleden door de geïntimeerde.
Het Hof stelt vast dat het bewijsaanbod van de appellant niet gespecificeerd hoeft te worden, aangezien hij in eerste aanleg geen getuigen heeft gehoord. De appellant wordt toegelaten om tegenbewijs te leveren en het Hof bepaalt dat getuigen zullen worden gehoord op 16 juli 2021. De verdere beslissing wordt aangehouden, waarbij het Hof de partijen de gelegenheid biedt om stukken in het geding te brengen voor de enquête.