ECLI:NL:OGHACMB:2021:119

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
H-156/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake doodslag en bezit kinderporno met betrekking tot [slachtoffer] op Saba

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van doodslag op [slachtoffer] en het bezit van kinderporno. De zaak draait om de dood van [slachtoffer], die op 15 april 2015 werd aangetroffen in haar woning op Saba. Het Hof oordeelde dat de verdachte met opzet [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door haar te verstikken. De verdachte had eerder verklaard dat hij op 14 april 2015 seks met [slachtoffer] had gehad, maar het Hof concludeerde dat het seksueel contact plaatsvond in de nacht van 15 april 2015, vlak voor haar overlijden. Het Hof achtte de verklaringen van de verdachte kennelijk leugenachtig en baseerde zijn oordeel op forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het bezit van 706 afbeeldingen van kinderporno op zijn laptop. Het Hof legde een gevangenisstraf van 11 jaar op, waarbij het de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging nam. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de vrijspraak van andere feiten, en het vonnis van het Gerecht werd vernietigd voor de feiten die aan het oordeel van het Hof waren onderworpen.

Uitspraak

Zaaknummer : H-156/17
Parketnummer : 200.0002/17
Uitspraak : 24 juni 2021 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), van 8 december 2017, in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], voormalig [voormalig naam geboorteland], thans [tegenwoordige naam geboorteland],
wonende te [adres 1], [woonplaats].
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1 Hoger Beroep
1.2 Omvang van het hoger beroep
1.3 Onderzoek van de zaak
2 De ontvankelijkheid van de procureur-generaal in de vervolging
2.1 Het verweer
2.2 Beoordeling door het Hof
3 Vonnis waarvan beroep
4 Tenlastelegging
5 Het bewijs ten aanzien van feit 1
5.1 Bewezenverklaring
5.2 Bewijsmiddelen
5.3 Bewijsoverweging
5.3.1 Inleidend
5.3.2 De oorzaak van het overlijden van [slachtoffer]
5.3.3 Alcoholgebruik door [slachtoffer]
5.3.4 De bepaling van het tijdstip waarop [slachtoffer] is overleden
5.3.5 Wat sporen uitwijzen
5.3.6 Het samenvallen van het seksueel contact met en het overlijden van [slachtoffer]
5.3.7 Bewijsmiddelen 15 en 21: kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte
5.3.8 Eindconclusie
6 Het bewijs ten aanzien van feit 4
6.1 Bewezenverklaring
6.2 Bewijsmiddelen
6.3 Bewijsoverweging
7 Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
8 Strafbaarheid van de verdachte
9 Oplegging van straf
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
11 Beslissingen

1.Inleiding

1.1
Hoger beroep
Het Gerecht heeft bij voornoemd vonnis het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk in de vervolging verklaard. Voorts heeft het Gerecht de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft het Gerecht de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, inclusief de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
1.2
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de daarvan opgemaakte aktes is zowel het hoger beroep van de officier van justitie als het hoger beroep van de verdachte onbeperkt ingesteld.
Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is echter, blijkens hetgeen ter terechtzitting uitdrukkelijk door de procureur-generaal en in het verlengde van de appelschriftuur van de officier van justitie naar voren is gebracht, niet gericht tegen de even bedoelde beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring ter zake van feit 3 (bedreiging, deeldossier “[dossier 1]”) en evenmin tegen de vrijspraak van feit 2 (verkrachting, deeldossier “[dossier 2]”).
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 436 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal het Hof het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Gelet op wat is bepaald in artikel 434 Sv kan de verdachte in zijn beroep niet worden ontvangen voor zover dat is gericht tegen de ter zake van de feiten 2 en 3 gegeven beslissingen. Het Hof zal hem in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Dat heeft in beginsel ook te gelden voor het hoger beroep van de verdachte voor zover dat ziet op feit 1. Echter, het Hof zal niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte ten aanzien van dit feit achterwege laten, nu dit feit vanwege het hoger beroep van de officier van justitie toch ter beoordeling aan het Hof voorligt.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft derhalve uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
1.3
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2021.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 subsidiair en het onder 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor (achtereenvolgens dood door schuld en bezit kinderpornografie) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, inclusief de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte wegens diverse normschendingen en subsidiair dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Tot slot is een strafmaatverweer gevoerd.

2.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

2.1
Het verweer
In hoger beroep heeft de raadsvrouw het in eerste aanleg gevoerde en door het Gerecht verworpen verweer herhaald, te weten dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Daartoe is andermaal aangevoerd dat:
de verdachte op 21 januari 2017 buiten aanwezigheid van de raadsvrouw door de politie is gehoord;
het dossier niet in een voor de verdachte begrijpelijke taal beschikbaar is gesteld;
de verdachte een aantal keren voorafgaand aan verhoren zijn raadsvrouw niet heeft kunnen consulteren;
het openbaar ministerie opzettelijk stukken heeft achtergehouden;
de verdachte niet onmiddellijk is gewezen op de mogelijkheid om contact te hebben met het [consulaat geboorteland] consulaat;
het openbaar ministerie te lang heeft gewacht met het bevelen van aanhouding van de verdachte;
de verdediging moedwillig bij het horen van buitenlandse getuigen is weggehouden.
Door aldus te handelen heeft het openbaar ministerie verdachtes recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden, aldus de conclusie van de raadsvrouw.
2.2
Beoordeling door het Hof
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling van het verweer moet voorop worden gesteld dat het in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering BES (hierna: Sv) bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt.
In het arrest van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1889) heeft de Hoge Raad de toepassing van de maatstaf met betrekking tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie verduidelijkt:
“De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”. In het zeer uitzonderlijke geval dat op deze grond de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging in beeld komt, hoeft echter niet – in zoverre stelt de Hoge Raad de eerder gehanteerde maatstaf bij – daarnaast nog te worden vastgesteld dat de betreffende inbreuk op het recht op een eerlijk proces doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte heeft plaatsgevonden. Aanleiding voor niet-ontvankelijkverklaring op deze grond kan bijvoorbeeld bestaan in het geval dat de verdachte door een opsporingsambtenaar dan wel door een persoon voor wiens handelen de politie of het openbaar ministerie verantwoordelijk is, is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren niet al daarop was gericht (vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0655), of waarin gedragingen van politie en justitie ertoe hebben geleid dat de waarheidsvinding door de rechter onmogelijk is gemaakt (vgl. HR 8 september 1998, ECL:NL:HR:1998:ZD1239).
2.5.3
In gevallen waarin zich een of meerdere vormverzuimen hebben voorgedaan die aanvankelijk het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak in het gedrang hebben gebracht, maar die in voldoende mate zijn hersteld om het proces als geheel eerlijk te laten verlopen, biedt de onder 2.5.2 besproken maatstaf in beginsel geen ruimte voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Het is echter niet uitgesloten, zoals onder 2.3.4 is overwogen, dat in zo’n geval strafvermindering ter compensatie van het daadwerkelijk ondervonden nadeel plaatsvindt.”
Waar het gaat om de grondslag van het verweer, zoals gerubriceerd onder a. tot en met c. en e. heeft te gelden, dat ook indien veronderstellenderwijs van de juistheid daarvan wordt uitgegaan deze grondslagen, niet op zichzelf beschouwd noch in hun gezamenlijkheid de bepleite conclusie kunnen dragen. Waar het gaat om de onderdelen d., f. en g. heeft te gelden dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzing voor de juistheid daarvan is gevonden. Ook overigens is niet gebleken dat sprake is geweest van een onherstelbare inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten overvloede merkt het Hof op dat het, bezien in het licht van de overwegingen van het Gerecht naar aanleiding van het gevoerde verweer, op de weg van de verdediging had gelegen het desbetreffende verweer in hoger beroep nader te onderbouwen aan de hand van voormeld toetsingskader. De verdediging heeft echter enkel volstaan met een herhaling van zetten, volgens de verdediging ‘met het oog op een mogelijke cassatie’.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.

4.Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
dat hij op of omstreeks 15 april 2015, althans in de maand april 2015 op het eiland Saba, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het heeft leven beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] gestranguleerd en/of gewurgd en/of de zuurstoftoevoer van [slachtoffer] afgesloten, door:
  • de keel/nek/hals van voornoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dichtgedrukt en dichtgeknepen te houden en/of
  • een stuk stof en/of ander materiaal, om de keel/nek/hals van die [slachtoffer] te slaan en/of te binden, dit aan te trekken en/of (vervolgens) aangetrokken gehouden,
ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen:
dat hij op of omstreeks 15 april 2015 althans in de maand april 2015 op het eiland Saba roekeloos, althans grovelijk, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of nalatig, voorafgaand aan en/of tijdens en/of na een of meerdere seksuele handeling(en)
  • de keel/nek/hals van [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of dichtgeknepen en/of
  • dichtgedrukt en/of dichtgedrukt en dichtgeknepen gehouden en/of een stuk stof en/of ander materiaal, om de keel/nek/hals van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of heeft gebonden, en/of heeft aangetrokken en/of (vervolgens) aangetrokken heeft gehouden,
waardoor het aan zijn, verdachtes schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] gestranguleerd is en/of gewurgd is en/of dat de zuurstoftoevoer van [slachtoffer] is afgesloten ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is komen te overlijden.
Feit 4
dat hij, op of omstreeks 15 mei 2015, althans in of omstreeks de maand mei 2015 op het eiland Saba (telkens) (een) afbeelding(en), te weten in totaal 706 in elk geval een groot aantal, (digitale) foto's en/of films en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een laptop (Apple), heeft verworven en/of in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) en/of gegevensdrager (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een of meer perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken en/of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen —zakelijk weergegeven— (telkens) bestonden uit (onder meer) onder verwijzing naar pagina 30 tot en met 42 van het dossier [dossier 3]
(beschrijving kinderpornografisch materiaal) en het proces-verbaal van bevindingen 201711060836 d.d. 06 november 2017:
  • het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of de mond/tong en/of een voorwerp en/of (een) vinger(s) en/of een hand) van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het oraal en/of vaginaal penetreren (met de penis en/of de mond/tong en/of (een) vinger(s) en/of een hand en/of een voorwerp), van het lichaam van een (ander) persoon door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of billen en/of borsten (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong) van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt met nadruk op geslachtsdelen en/of borsten en/of billen waarbij bij dit poseren deze perso(o)n(en) geheel en/of gedeeltelijk naakt zijn en/of deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij de leeftijd passende kleding (lingerie) en/of waarbij dit deze perso(o)n(en) poseert/poseren in een onnatuurlijke omgeving en/of met (een) onnatuurlijk(e) voorwerp(en) en/of in (een) onnatuurlijke (erotisch getinte) houding(en) op een wijze die niet bij de leeftijd past en/of in een striptease-act/houding (waarbij deze perso(o)n(en) zich in opeenvolgende afbeelding(en) /film(s)/ filmfragment(en)van de kleding ontdoet/ontdoen) en/of waarbij bij dit poseren sprake is van sadomasochistische elementen en/of (waarna) door de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleding nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (en/of) waarbij de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling
  • en/of het houden van de penis dichtbij het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt.

5.Het bewijs ten aanzien van feit 1

5.1
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd – met eenparigheid van stemmen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks15 april 2015,
althans in de maand april 2015op het eiland Saba, opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade[slachtoffer] van het
heeftleven
heeftberoofd, immers heeft verdachte met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg[slachtoffer] gestranguleerd en/of gewurgd en
/ofde zuurstoftoevoer
vanvoor[slachtoffer] afgesloten, door:
  • de
  • een stuk stof
ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsmiddelen
Aantreffen slachtoffer [slachtoffer], haar overlijden en forensische bevindingen
1. Een proces-verbaal van verhoor
getuige [getuige 1] (aantreffen stoffelijk overschot [slachtoffer]), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201507171006.202, onderzoeksdossier [dossier 2], map 1 van 5, p. 65, gesloten en ondertekend door [hoofdagent 1] en [agent 1]], respectievelijk Hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 17 juli 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde getuige, zakelijk weergegeven:
Ik geef aan hoe ik [slachtoffer] heb aangetroffen (
het Hof begrijpt: op 15 april 2015, locatie slaapkamer woning [slachtoffer] te Saba). Zij lag met haar buik op bed, haar handen waren op haar rug met haar polsen tegen elkaar. Haar handen waren tot min of meer een vuist gebogen. Haar handen waren niet vastgebonden. [Slachtoffer] had een jurk aan, die tot haar heup was opgetrokken. Haar onderlichaam was naakt.
2. Een proces-verbaal van
bevindingen onnatuurlijke dood, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150416.0920.052.132, [dossier 2] p. 15, gesloten en ondertekend door [brigadier 1], brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 16 april 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 april 2015 bevond ik mij op dienst. Op voornoemde datum rond 11.08 uur kwam een melding binnen via de hoofdlijn van het Politiebureau Saba. Ik hoorde de melder zeggen dat de politie met spoed bij de appartementen van [eigenaar appartement] moest komen. De melder gaf door dat er iemand in het appartement ligt welke geen teken van leven gaf. Omstreeks 11.10 uur zijn wij op het adres [adres 2] aangekomen. In de kamer zag ik een vrouw welke op haar rug lag. Verder zag ik dat de vrouw een kleurig bloesje (het Hof begrijpt: opgestroopte jurk) aan had en dat haar onderlijf bloot was.
3. Het
schouwingsrapportvan Dr. G.P.R. Koot, arts te Saba, d.d. 15 april 2015, betreft mevrouw [slachtoffer], geboren 12 februari 1991, te [geboorteland slachtoffer], onderzoeksdossier [deeldossier 2] p. 19, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde arts, zakelijk weergegeven:
Om 11.00 AM (Hof: op 15 april 2015) kwam er een melding binnen in het ziekenhuis van een lijkvinding. Ik ben naar de plaats delict gegaan. Diverse personen hadden het stoffelijk overschot aangeraakt en van buikligging op rugligging verplaatst. Het lijk is teruggerold naar de waarschijnlijke positie waarin het lijk in eerste instantie is aangetroffen. Het lijk lag (hierna) in min of meer gestrekte positie op de buikzijde, op het bed, met het hoofd in een kussen verscholen. Beide armen waren licht richting de rug gedraaid. De kleding was deels over het lichaam, en verder was het lichaam naakt, geen onderbroek, wel een BH en jurk.
4. Een
rapport van het NFId.d. 21 april 2015, (
oorzaak overlijden), onderzoeksdossier [dossier 2], Forensisch Dossier, p. 171, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Malkoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer], oud 24 jaren, kan het overlijden goed worden verklaard door verwikkelingen van inwerking van uitwendig mechanisch (samen)drukkend geweld, al of niet in combinatie met stomp botsend geweld op de hals. (manuele strangulatie, ligatuurstrangulatie door verhanging of ligatuurstrangulatie anderszins dan in het kader van verhanging.) Hoewel er geen letsels aan de mond/neus waren, is gezien de houding waarin ze is aangetroffen met het gezicht omlaag in het kussen, een extra component van verstikking door belemmering van de neus/mond niet uitgesloten.
5. Een
rapport van het NFId.d. 6 juli 2015, (
sjaal), onderzoeksdossier [dossier 2], Forensisch Dossier, p. 191, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
De sectiebevindingen passen bij een doorgemaakte ligatuurstrangulatie door middel van een sjaal.
De plaats delict
6. Een proces-verbaal van bevindingen,
eerste onderzoek PD, (
geen braak of worstelingsporen), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150416.1700, onderzoeksdossier [dossier 2] p. 27, gesloten en ondertekend door [opperwachtmeester] en [agent 2], respectievelijk opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [opperwachtmeester], nam het volgende waar:
- geen indicatie dat de slaapkamer, woonkamer en keuken doorzocht waren.
- geen indicatie dat er spullen of meubels misplaatst en/of verschoven zijn in de woning.
- geen braaksporen zichtbaar bij de deur en ramen.
- in de woning lagen diverse waardevolle goederen.
7. Een proces-verbaal van bevindingen, (
vest), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201507131027.AMB, onderzoeksdossier [dossier 2] p. 31, gesloten en ondertekend door [inspecteur], inspecteur, tijdelijk werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 juli 2015, voor zover inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op één van de foto’s werd op het bed een op een sjaal gelijkend kledingstuk waargenomen. Een (langgerekt) gedeelte van de “sjaal” lag in een rechte lijn in de richting van de hals van het slachtoffer. Het uiteinde zat klaarblijkelijk in het haar van het slachtoffer. Door personeel van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag werd een foto gemaakt van de “sjaal” welke was aangetroffen op het bed. Uit deze foto bleek dat het geen “sjaal” was, maar een “vest”. (fotobijlage 2) Uit deze foto kan worden opgemaakt dat het langgerekte gedeelte één van de mouwen is geweest.
Nadere forensische bevindingen: slachtoffer [slachtoffer], haar jurk en gebruik GSM
8. Een
rapport van het NFId.d. 6 juli 2015, (
tijdstip overlijden), onderzoeksdossier [dossier 2], Forensisch Dossier, p. 192, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Volgens de verklaring van dr. Koot was het lichaam volledig lijkstijf ten tijde van de vinding (Hof: omstreeks 11.10 uur). Dat gebeurt naar schatting rond de 6-12 uren na de dood.
9. Een proces-verbaal van bevindingen
onderzoek Apple Iphone 5C(AAIN470NL) (ten aanzien van laatste telefoongebruik [slachtoffer]), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20160401.1521, onderzoeksdossier [dossier 2] p. 1367, gesloten en ondertekend door [buitengewoon agent], buitengewoon agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 3 augustus 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb onderzoek gedaan naar logbestanden die iets zouden kunnen zeggen over de handelingen die met het toestel (Hof: van het slachtoffer [slachtoffer]) hebben plaatsgevonden. Uit deze analyse is gebleken dat de applicatie Whatsapp op 15 april (Hof: 2015) om 1.01 uur voor het laatst gebruikt is.
10. Een
rapport van het NFId.d. 1 juli 2015 (
alcoholgebruik en drugs), onderzoeksdossier [dossier 2], Forensisch Dossier, p. 194/202, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
Er zijn bij toxicologisch onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor aanwezigheid van koolmonoxide, geneesmiddelen, drugs en/of bestrijdingsmiddelen. Volgens de toxicoloog is het gemeten ethanol (alcohol) concentratie in het bloed een concentratie waarbij onder andere een verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming kunnen optreden. Een bijdrage van ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen aan het overlijden van [slachtoffer] kan niet worden geconcludeerd en het overlijden niet worden verklaard.
11. Een rapport van het NFI naar
biologische sporen en DNA onderzoek, onderzoeksdossier [onderzoek 2], Forensisch Dossier, p. 439, d.d. 24 januari 2017, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. B. Kokshoorn, rapporteur, zakelijk weergegeven:
Bemonstering ZAAC3088NL#05 van de anus van het slachtoffer
Het Y-chromosomale DNA-profiel van [verdachte] matcht met het afgeleide Y-chromosomale DNA-profiel van het DNA in deze bemonstering. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in deze bemonstering.
Hypothese I: De prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in de bemonstering ZAAC3088NL#05 is afkomstig van [verdachte].
Hypothese II: De prominente hoeveelheid mannelijk celmateriaal in de bemonstering ZAAC3088NL#05 is afkomstig van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan [verdachte] verwante man.
De resultaten van het vergelijkend Y-chromosomale DNA onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese I waar is, dan wanneer hypothese II waar is.
12. Een
rapport van het NFInaar
biologische sporen en DNA onderzoek(sperma op jurk), onderzoeksdossier [onderzoek 2], Forensisch Dossier, p. 439, d.d. 24 januari 2017, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. B. Kokshoorn, rapporteur, zakelijk weergegeven:
Bemonsteringen van de jurk AAGX0502NL
Het autosomale DNA-profiel van [verdachte] RABK7784NL matcht met het autosomale DNA-profiel van het DNA in de bemonstering AAGX0502NL#02 van de jurk. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Op basis van de gecombineerde resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek is geconcludeerd dat het DNA waarvan het DNA-profiel matcht met dat van [verdachte] (ten minste gedeeltelijk) afkomstig is van spermacellen.
13. Een
rapport van het NFId.d. 6 juli 2015, (
handen), onderzoeksdossier [onderzoek 2], Forensisch Dossier, p. 162 en 193, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
“De bandvormige afdruk aan de buigzijde van de linker onderarm is consistent met omsnoering, zoals … bijvoorbeeld een kabelbinder (tie-wrap) in het kader van vastbinden… voor het overlijden”.
Hypothese I: de armen/polsen zijn niet gebonden /vastgehouden dan wel anders gefixeerd geweest.
Hypothese II:
de armen/polsen zijn wel gebonden /vastgehouden dan wel anders gefixeerd geweest.
Antwoord: gezien de foto’s van het lichaam bij aantreffen, is hypothese II waarschijnlijker dan hypothese I.
14. Een
rapport van het NFId.d. 6 juli 2015, (
sjaal), onderzoeksdossier [dossier 2], Forensisch Dossier, p. 191, voor zover inhoudende als verklaring van Dr. V. Soerdjbalie-Makoe, arts en patholoog, zakelijk weergegeven:
De sectiebevindingen passen bij een doorgemaakte ligatuurstrangulatie door middel van een sjaal.
Verdachte over seksueel contact met [slachtoffer]
15. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 14 april 2015 in de vooravond, tussen 19.00 en 20.00 uur, seks gehad met [slachtoffer], in haar woning, op haar bed. Ik ben klaargekomen. Ik ben ongeveer een half uur bij haar gebleven. Ik heb geen seks met haar gehad op 15 april 2015.
De gangen van de verdachte in de vroege ochtend van 15 april 2015
16. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik ben [slachtoffer] weer tegengekomen toen ik uitging, dat was rond een uur of tien (Hof: 14 april 2015, 22.00 uur). Wij waren niet samen, ik was met een vriend. Ik ben wel met een hele groep, waaronder [slachtoffer], in de auto van [getuige 2] (Hof: [getuige 2]) teruggereden. [Getuige 3], [slachtoffer] en ik zijn bij het appartement van [slachtoffer] uitgestapt. Dat was rond een uur of één ’s nachts (Hof: 15 april 2015). We hebben nog even staan praten en toen heb ik [getuige 3] (Hof: [getuige 3]) begeleid naar haar huis. Daar ben ik gebleven, tot ik rechtstreeks van haar huis naar mijn huis ben gelopen. Ik heb geen “short cut” genomen.
17. Een proces-verbaal van
horen getuige [getuige 3](vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506121300. [Getuige 3], onderzoeksdossier [dossier 2], dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 722, gesloten en ondertekend door [hoofdinspecteur 1], respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 19 juni 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik denk dat wij rond 00.30 of 00.45 (Hof: 15 april 2015) uur bij [slachtoffer] huis waren.
18. Een proces-verbaal van
horen getuige [getuige 3](vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2015, zaaknummer 2015/23, onderzoeksdossier [dossier 2], dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 675, gesloten en ondertekend door [hoofdagent 2], hoofdagent van politie, werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 15 april 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
[getuige 2] (Hof: [getuige 2]) heeft ons omstreeks 00.15 uur (Hof: 15 april 2015) voor de woning van [slachtoffer] afgezet. [Verdachte], [slachtoffer] en ik zijn uit de auto gestapt. Wij liepen naar haar kamer om haar daar te laten. [Slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat hij moest zorgen dat ik veilig thuiskwam. Hierna zijn [verdachte] en ik weggegaan van daar. Wij zijn naar mijn huis gelopen alwaar hij binnenkwam. Wij hebben daar zitten praten voor zeker een goed anderhalf uur.
19. Een proces-verbaal van
horen getuige [getuige 3](vertrektijd verdachte), geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506121300. [Getuige 3], onderzoeksdossier [dossier 2], dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 700, gesloten en ondertekend door [hoofdinspecteur] en [inspecteur], respectievelijk hoofdinspecteur en inspecteur bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 19 juni 2015, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Toen ik samen met [verdachte] de woning van [slachtoffer] verliet ben ik met hem in de richting van mijn woning gelopen. Daar aangekomen heb ik [verdachte] uit beleefdheid mee naar binnen gevraagd. Ik heb eerder verklaard dat [verdachte] rond 2.30 – 03.00 uur bij mij was weggegaan. Ik had geen reden daaraan te twijfelen. Maar zoals ik al eerder verklaard heb, heeft [verdachte] gezegd dat het 4.00 uur was. [Slachtoffer] droeg die avond een roze jurk met bloemen.

20.Een proces-verbaal van bevinding betreffende verklaring van getuige

[Getuige 4], geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201506124.202, onderzoeksdossier [dossier 2], dossier verhoor getuigen M t/m Z, p. 508, gesloten en ondertekend door [hoofdagent 1], hoofdagent van het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 24 juni 2015, voor zover inhoudende als bevinding van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 10 juni 2015 werd door mij, verbalisant een getuigenverklaring opgenomen van een vrouw, genaamd [getuige 4]. In haar verklaring gaf zij het volgende aan: “Toen we waren aan het praten was [getuige 3] (Hof: [getuige 3]) de nacht aan het recapituleren. Zij had gezegd dat [verdachte] samen met haar naar huis was gelopen en dat hij binnen was geweest en dat hij na twee uur was weggegaan. Het was omstreeks 03.00 uur dat [verdachte] was weggegaan. [Verdachte] had die dag ook bevestigd dat het zo was gegaan”.
21. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2021, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de nacht van 15 april 2015 om 04.00 uur lopend vertrokken van de woning van [getuige 3]. Ik ben rechtstreeks van haar huis naar mijn huis gelopen. Toen ik op de trap voor de deur van mijn huis stond zag ik [[getuige 5]]. Ik heb hem gegroet en ben naar binnen gegaan.
22. Een proces-verbaal van
horen getuige[[getuige 5]] (ten aanzien aantreffen verdachte op straat om 4 uur ’s nachts), geregistreerd onder proces-verbaalnummer, onderzoeksdossier [dossier 2] p. 91, gesloten en ondertekend door [hoofdagent 1] en [agent 1], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 2 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag (Hof: 15 april 2015) werd ik om 03.00 uur wakker. Omstreeks 04.00 uur verliet ik mijn woning om naar school te gaan. Die ochtend was het nog donker buiten en ik was via de weg naar school gegaan. Onderweg kwam ik een medestudent genaamd [verdachte] (Hof: [verdachte]) tegen. Ik was tussen 4.00 uur en 4.05 uur op school aangekomen. Ik had naar mijn horloge gekeken. Dus ik was [verdachte] 5 à 10 minuten daarvoor tegengekomen. De getuige heeft geschetst waar hij had gelopen en waar hij [verdachte] is tegengekomen. (Bijlage 1, p. 101) Hij verklaarde dat hij in de avond de route in het bosschage niet kan nemen want het is daar donker en tevens is er een hek dat na 19.00 uur op slot wordt gedaan.
23. Een proces-verbaal van bevindingen, met foto van
route woningen op campus, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20150519.1100, onderzoeksdossier [dossier 2], deel 1, p. 30, gesloten en ondertekend door [hoofdagent 3] en [agent 1], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, d.d. 20 mei 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Om een duidelijk beeld te krijgen welke route door de getuige [[getuige 5]] precies werd gelopen en waar hij exact [verdachte] had gezien, zijn wij, verbalisant, samen met de getuige deze route gaan lopen. (Met fotobijlagen).
5.3
Bewijsoverweging
5.3.1
Inleidend
De inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen dwingt op zichzelf beschouwd niet zonder meer tot het oordeel dat het de handelingen van de verdachte zijn geweest, die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer]. Immers, het verband tussen wat met die bewijsmiddelen in feitelijke zin is komen vast te staan en wat in het bestek van de tenlastelegging met het oog op bewezenverklaring door de procureur-generaal aan het Hof is voorgelegd, is in overwegende mate indirect.
De redengevendheid van die bewijsmiddelen en daarmee de bewijskracht daarvan voor het hierna te vellen bewijsoordeel volgt – zoals in iedere strafzaak – uit hun onderlinge verband en samenhang. Hierna zal die redengevendheid nader worden uiteengezet. Daarbij betrekt het Hof wat door de verdachte daarover (niet) naar voren is gebracht.
5.3.2
De oorzaak van het overlijden van [slachtoffer]
Het lijk van [slachtoffer] is op 15 april 2015 korte tijd voor 11.00 uur aangetroffen. Haar lichaam lag in buikligging op het bed in haar appartement. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat zij door verstikking om het leven is gekomen, waarbij verstikking door manuele strangulatie of ligatuurstrangulatie met behulp van een sjaal de meest aannemelijke hypothese is. Ten tijde van haar overlijden verkeerde [slachtoffer] onder invloed van alcohol.
5.3.3
Alcoholgebruik door [slachtoffer]
Een bloedalcoholgehalte van 0,9 mg/ml in (hart)bloed is gemeten. Het is aannemelijk dat het in die mate onder invloed van alcohol verkeren bij [slachtoffer] een verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming tot gevolg heeft gehad.
5.3.4
De bepaling van het tijdstip waarop [slachtoffer] is overleden
De mobiele telefoon van [slachtoffer] is voor het laatst gebruikt op 15 april 2015 om 01.01. Er is in het geheel geen aanleiding om dat gebruik aan een ander toe te schrijven dan aan [slachtoffer]. Op 15 april 2015 omstreeks 11.10 uur is vastgesteld dat het lichaam volledig was verstijfd. Bij het in aanmerking nemen van de met het intreden van lijkstijfheid in het algemeen gemoeide tijd – een periode van 6 tot 12 uur – is de conclusie gerechtvaardigd dat [slachtoffer] dood is ingetreden op 15 april 2015 tussen 01.01 uur en 05.00 uur.
5.3.5
Wat sporen uitwijzen
De verdachte heeft erkend dat hij met [slachtoffer] seksueel contact heeft gehad, in haar woning op het bed waarop zij op 15 april 2015 dood is aangetroffen. Bij dat contact is het gekomen tot een zaadlozing, aldus de verdachte. Deze verklaring vindt verankering in de resultaten van forensisch onderzoek. Immers, onderzoek op de bemonstering van in de anus van [slachtoffer] aangetroffen sporenmateriaal heeft uitgewezen dat daarin sperma van de verdachte is aangetroffen. En onderzoek aan sporen op de door [slachtoffer] gedragen jurk heeft de deskundige tot de conclusie gebracht dat het DNA waarvan het DNA-profiel matcht met dat van [verdachte] (ten minste gedeeltelijk) afkomstig is van spermacellen.
5.3.6
Het samenvallen van het seksueel contact met en het overlijden van [slachtoffer]
Het appartement
De toegangsdeur tot [slachtoffer] appartement vertoonde geen schade, niet aan de binnen- noch aan de buitenzijde daarvan. Het interieur was in ordentelijke staat. Met andere woorden: er zijn geen aanwijzingen dat iemand zich met braak/geweld de toegang tot het appartement heeft verschaft. [1]
Hoe is het lijk van [slachtoffer] aangetroffen
De positie van het lijk van [slachtoffer] laat weinig aan de verbeelding over. Zij lag gestrekt op haar bed, op de buik. Behalve de jurk en een BH was zij naakt. De jurk was tot haar middel omhooggeschoven. Haar armen waren gestrekt, achterwaarts met de handen op de onderrug, de handpalmen naar boven gericht. Ook de benen waren gestrekt. Op het bed, naast het slachtoffer lag een vest. Eén van de mouwen van dat vest was opvallend en aanzienlijk uitgerekt, welke mouw in het haar van het lijk van [slachtoffer] was gewikkeld.
Forensisch onderzoek aan het lijk van [slachtoffer]
Aan het lichaam van [slachtoffer] zijn geen uitwendige letsels of afwijkingen aangetroffen. Meer in het bijzonder: hals, vagina en anus vertoonden geen letsels of afwijkingen. De linker-onderarm vertoonde een door omsnoering ontstane bandvormige afdruk met rode randen aan de buigzijde. De handen van [slachtoffer] zijn waarschijnlijk bij leven achter de rug gefixeerd. In tegenstelling tot wat uitwendig kon worden vastgesteld zijn inwendig wél letsels aangetroffen. Het zijn deze letsels die het mogelijk hebben gemaakt de doodsoorzaak te benoemen, in de kern erop neerkomend dat manuele en/of ligatuurstrangulatie, al dan niet in combinatie met verstikking door smoren de dood hebben veroorzaakt. Een bloedalcoholgehalte van 0,9 mg/ml in (hart)bloed is gemeten, met verminderde reactiesnelheid en veranderde waarneming tot gevolg.
5.3.7
Bewijsmiddelen 15 en 21: kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft in het licht van wat is komen vast te staan gelogen, waar hij zegt (en is blijven zeggen) dat hij met [slachtoffer] in haar woning seksueel verkeer heeft gehad, uitdrukkelijk niet in de nacht van 15 april 2015, maar wel op de avond van 14 april 2015, tussen 19.00 en 20.00 uur.
De gangen van zowel de verdachte als die van het slachtoffer [slachtoffer] zijn door de politie in kaart gebracht [2] . Gebleken is dat [slachtoffer] tussen 19.08 en 19.44 thuis bezoek heeft gehad van medestudenten. [3] Vanaf 19.47 tot 20.07 heeft zij met haar vader getelefoneerd, waarna dat contact van 20.20 tot 20.32 via FaceTime is voortgezet. [4] Ondertussen is [slachtoffer] met een jurk in de weer geweest, en heeft zij tijdens en tussen de twee gesprekken met haar vader door whatsappconversatie gevoerd met [getuige 3] en [kennis slachtoffer]. Nadat zij de jurk had aangetrokken, is haar buurvrouw [buurvrouw 1 slachtoffer] haar komen helpen met het dichtritsen van de jurk. Vervolgens is zij haar jurk aan [buurvrouw 1 slachtoffer] en twee andere buren [buurvrouw 2 slachtoffer] en [buurvrouw 3 slachtoffer] gaan tonen, waarna zij naar de universiteit is gelopen, waar zij om 20.51 uur arriveerde. [5]
Van de verdachte is bekend geworden dat hij in de middag naar de gym is geweest, dat hij om 19.06 en 19.32 uur via iMessage contact had met [getuige 10] [6] , waarna hij van 19.50 tot 20.00 uur via internet online bankzaken heeft geregeld. [7] Deze kennelijke leugenachtigheid vindt overigens verankering in wat ten aanzien van de door [slachtoffer] gedragen jurk is komen vast te staan. Zij heeft deze jurk eerst op 14 april 2015 kort voor 20.51 uur aangetrokken en gedragen. [8] De op die jurk aangetroffen en tot de verdachte te herleiden spermasporen kunnen daarom niet al op 14 april 2015 vóór dat tijdstip daarop zijn terechtgekomen. Op grond van dit een en ander moet worden geconcludeerd dat het seksueel verkeer van de verdachte met [slachtoffer] moet hebben plaatsgehad op 15 april 2015, in het tijdvak tussen 01.01 uur en 05.10 uur.
Ook op een ander onderdeel heeft de verdachte kennelijk leugenachtig verklaard. Volgens zijn verklaring is hij omstreeks 04.00 over de weg lopend vanaf de woning van de getuige [getuige 3] vertrokken naar huis. Uit verklaringen van [getuige 3] [9] en [getuige 4] [10] volgt, dat het juist is dat de verdachte de woning van [getuige 3] heeft verlaten, echter niet om 04.00 maar omstreeks 02.30-03.00 uur. Voorts verklaart de verdachte [11] dat hij, staand op de trap voor zijn woning de getuige [[getuige 5]] heeft gezien en gesproken, terwijl de getuige [[getuige 5]] hem op een andere plek heeft gezien [12] De plek waar [[getuige 5]] hem heeft zien lopen (ter hoogte van een door hem aangewezen transformatorhuisje) past
nietbij de route naar verdachtes appartement, komend vanaf het appartement van [getuige 3], immers die plek is reeds
voorbijverdachtes woning. Die plek ligt wél op de weg die voert naar het appartement van [slachtoffer]. Gelet op wat door [[getuige 5]] is verklaard, kwam de verdachte uit de richting van dat appartement. [13]
Het Hof merkt deze verklaringen als kennelijk leugenachtig aan, en het Hof houdt het ervoor dat de verdachte aldus heeft verklaard (en daarbij heeft volhard) om de waarheid te bemantelen dat:
  • het moment van het achterlaten van zijn spermasporen op/in en bij [slachtoffer] in rechtstreeks verband staat met het moment waarop hij jegens [slachtoffer] gewelddadige handelingen heeft verricht, waarbij zij het leven heeft gelaten, en
  • hij zich omstreeks 04.00 uur lopend op straat bevond, komende van de woning van [slachtoffer] en gaande in de richting van zijn eigen woning.
Het Hof overweegt voorts, dat deze kennelijk leugenachtige verklaringen en wat de verdachte daarmee heeft willen bemantelen niet op zichzelf staan. Daartoe overweegt het Hof het volgende.
De verdachte is in 2015 kort na het misdrijf als studiegenoot van [slachtoffer] meermalen door de politie gehoord, niet als verdachte maar als getuige. Hij heeft bij die gelegenheden geen gewag gemaakt van enig seksueel contact met [slachtoffer] [14] , terwijl hij zich ook overigens sterk op de vlakte heeft gehouden, bezien in het licht van wat door hem in 2017 als verdachte is verklaard.
Pas nadat hij in 2017 als verdachte na een aantal verhoren is geconfronteerd met de hem bezwarende resultaten van forensisch onderzoek, in het bijzonder de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen spermacellen die op grond van DNA-onderzoek tot zijn persoon moeten worden herleid, onthult hij met [slachtoffer] een relatie te hebben gehad. [15] Deze relatie zou zijn begonnen in de maand mei van 2014. Hij typeert deze relatie met zoveel woorden als
friends with benefits. In het bestek van die relatie hebben zij naar zijn zeggen veelvuldig contact gehad, ook seksueel. Anders dan deze verklaring van de verdachte over het bestaan hebben van die relatie heeft het in den brede gehouden opsporingsonderzoek niet geleid tot enige verankering, niet van de relatie van
friendsnoch van die
benefits. [16] Kan nog in het algemeen met vrucht worden betoogd dat de
benefitsin de betekenis van seksueel verkeer niet in grote kring bekend plegen te worden, dat is zeer onwaarschijnlijk voor het bestaan hebben van de relatie van
friends. Zeker in het ons-kent-ons studentenmilieu waarin de verdachte en [slachtoffer] zich ophielden. Van een bevestiging van een vriendschappelijke relatie tussen hen beiden is, anders dan de verklaring van de verdachte op geen enkele wijze gebleken: niet in de vorm van verklaringen van getuigen noch in de vorm van enig elektronisch verkeer tussen de verdachte en [slachtoffer], zoals e-mail, iMessage, SMS of anderszins. Verdiepingsvragen die tijdens het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting over de
friendshipen de
benefitsaan hem zijn gesteld heeft hij niet (werkelijk) willen of kunnen beantwoorden. Het Hof gaat er daarom van uit dat de verdachte dit verhaal slechts heeft verzonnen, opdat het bij [slachtoffer] aantreffen van tot hun seksueel contact te herleiden sporen in een min of meer reguliere context van
friendskon worden verklaard.
Zo bezien laat zich verklaren dat en waarom de verdachte de getuige [getuige 3] heeft willen beïnvloeden bij het afleggen van haar verklaringen waar het gaat om het tijdstip van zijn vertrek uit haar woning in die nacht. Immers, als deze getuige zou bevestigen dat de verdachte pas om 04.00 bij haar zou zijn weggegaan, zou er nagenoeg geen figuurlijk licht meer zitten tussen dat - gepretendeerde – uur van zijn vertrek bij haar, en wat door [[getuige 5]] is gezien. Alsdan zou er nagenoeg geen tijd meer resteren tussen dat gepretendeerde tijdstip en de ontmoeting met [[getuige 5]], met gevolg dat een voor de verdachte onwelgevallig “gat” in de nacht zou zijn gedicht.
De conclusie moet daarom zijn dat de verdachte, toen hij in het licht van aangetroffen sporen niet anders meer kón, een verhaal heeft verzonnen, in de hoop dat daarmee de aanwezigheid van hem uiterst bezwarende DNA-sporen min of meer kon worden verklaard en begrepen. Dat verzonnen verhaal heeft hij vervolgens vergezeld doen gaan van zijn kennelijk leugenachtige verklaringen, met het doel weg te blijven van het feitelijke moment waarop hij met [slachtoffer] seksueel verkeer heeft gehad, welk moment in tijd min of meer samenvalt met het op [slachtoffer] uitgeoefende dodelijk geweld.
5.3.8
Eindconclusie
In het licht van al het voorgaande is de redengevendheid van de bewijsmiddelen nader uiteengezet. Deze bewijsmiddelen bezwaren de verdachte onmiskenbaar. Daargelaten de kennelijk leugenachtige verklaringen, heeft de verdachte overigens een die redengevendheid ontzenuwende verklaring niet willen en/of kunnen geven, niet tijdens het voorbereidend onderzoek en evenmin ter terechtzitting. Dit aspect weegt het Hof mee bij de waardering van het voorhanden zijnde bewijs.
Het dossier bevat geen materiaal op grond waarvan de feitelijke gang van zaken rondom de dood van [slachtoffer] verdergaand dan aan de hand van stille getuigen kan worden gereconstrueerd. Dat manco staat echter niet in de weg aan het bewijs-oordeel dat met de voor het bewijs nodige genoegzaamheid, buiten redelijke twijfel vast is komen te staan dat het niet een ander dan de verdachte is, die als dader verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer].
Vervolgens ligt de vraag voor of de verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft gedood, of dat zij het slachtoffer is geworden van het subsidiair aan hem verweten scenario (dood door schuld in het bestek van wurgseks). Het dossier bevat weliswaar een aanknopingspunt voor dat scenario, in die zin dat wat is gebleken over seksuele voorkeuren van [slachtoffer] dat scenario in het algemeen en bij vluchtige kennisneming van het dossier (de wijze waarop [slachtoffer] is aangetroffen) niet volstrekt ondenkbaar maken, maar dat aanknopingspunt is voor het vormen van een daarop aansluitend bewijsoordeel niet toereikend. In de gegeven omstandigheden had het op de weg van de verdachte gelegen handen en voeten te geven aan het scenario dat sprake zou zijn geweest van consensuele wurgseks met de dood van [slachtoffer] tot gevolg. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte echter niet afgelegd, integendeel.
Het Hof concludeert dat het de verdachte is geweest die het in de tenlastelegging onder 1. Primair omschreven geweld tegen [slachtoffer] heeft uitgeoefend en dat het die handelingen zijn, die haar overlijden tot gevolg hebben gehad. Gelet op wat forensisch onderzoek over de aard van dat gewelddadig handelen heeft uitgewezen kan het niet anders zijn dan dat bij de verdachte bij zijn handelen het opzet op haar overlijden heeft voorgezeten. Voor het aannemen van kalm beraad en rustig overleg biedt de inhoud van het dossier evenwel geen grond, zodat de verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.

6.Het bewijs ten aanzien van feit 4

6.1
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks15 mei 2015,
althans in of omstreeks de maand mei 2015op het eiland Saba
(telkens
) (een)afbeelding
(en
), te weten in totaal 706
in elk geval een groot aantal, (digitale
)foto's en/of films en/of een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een laptop (Apple),
heeft verworven en/ofin bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding
(en
)en/of gegevensdrager
(telkens
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij
(telkens
) een of meerperso
(o)n
(en
)die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had
(den
)bereikt,
was/waren betrokken
en/of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen —zakelijk weergegeven—
(telkens)bestonden uit (onder meer) onder verwijzing naar pagina 30 tot en met 42 van het dossier [dossier 3] (beschrijving kinderpornogra-fisch materiaal) en het proces-verbaal van bevindingen 201711060836 d.d. 06 november 2017:
  • het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of de mond/tong en/of een voorwerp en/of (een) vinger(s) en/of een hand) van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het oraal en/of vaginaal penetreren (met de penis en/of de mond/tong en/of (een) vinger(s) en/of een hand en/of een voorwerp), van het lichaam van een (ander) persoon door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of billen en/of borsten (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of een voorwerp en/of de mond/tong) van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
  • het (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt met nadruk op geslachtsdelen en/of borsten en/of billen waarbij bij dit poseren deze perso(o)n(en) geheel en/of gedeeltelijk naakt zijn en/of deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij de leeftijd passende kleding (lingerie) en/of waarbij dit deze perso(o)n(en) poseert/poseren in een onnatuurlijke omgeving en/of met (een) onnatuurlijk(e) voorwerp(en) en/of in (een) onnatuurlijke (erotisch getinte) houding(en) op een wijze die niet bij de leeftijd past en/of in een striptease-act/houding (waarbij deze perso(o)n(en) zich in opeenvolgende afbeelding(en) /film(s)/ filmfragment(en)van de kleding ontdoet/ontdoen) en/of waarbij bij dit poseren sprake is van sadomasochistische elementen en/of (waarna) door de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleding nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (en/of) waarbij de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling
  • en/of het houden van de penis dicht bij het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
6.2
De bewijsmiddelen

1.Een kennisgeving van inbeslagneming,nummer 201505181011.KVI,

opgemaakt door [hoofdagent 4], hoofdagent van politie, werkzaam bij het Korps Politie Caribisch Nederland, en op 18 mei 2015 ondertekend door [hoofdinspecteur 2], opsporingsambtenaar van de Politie Korps Caribisch Nederland, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Degene onder wie in beslag is genomen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteland]. De eigenaar van het inbeslaggenomene: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteland]. Datum, tijd en plaats van inbeslagneming: 15 mei 2015, The Bottom (Saba). Omschrijving inbeslaggenomen goederen: 1 Laptop merk Apple.
2. Een ambtsedig proces-verbaal "Beschrijving kinderpornografisch materiaal",
op 22 februari 2016 opgemaakt door [hoofdagent 5], hoofdagent van de Dienst Regionale Recherche, Eenheid Rotterdam, Team Bestrijding Kinderporno en kindersekstoerisme, welk proces-verbaal onder meer inhoudt als bevindingen van die verbalisant - zakelijk weergegeven:
In het onderzoek contra [verdachte], [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteland], werd door [hoofdinspecteur 2] een kopie van een veiliggestelde harde schijf uit een laptop, merk Apple, Macbook, aangeboden voor nader onderzoek op de mogelijke aanwezigheid van kinderporno. Van de gegevensdrager, aangeboden aan het personeel werkzaam voor het onderzoek [dossier 2]/ [dossier 1], werd een forensische kopie gemaakt en ter beschikking gesteld aan de Nationale Politie, eenheid Rotterdam. Door mij werd een onderzoek ingesteld. Ik trof 270608 afbeeldingen (foto's en video's) aan. De beoordeling of een afbeelding al dan niet kinderpornografisch is, is door mij verricht met gebruikmaking van de criteria zoals opgenomen in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, de op dit punt geldende jurisprudentie en de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal, waarin deze criteria zijn uitgewerkt. Alle in het onderzoek betrokken afbeeldingen heb ik, verbalisant, visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Ik, verbalisant, heb vastgesteld dat in totaal 9528 afbeeldingen (foto's), waarvan 706 uniek, voorkomen, die volgens bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn. Uit de afbeeldingen (foto's) heb ik een representatieve doorsnede van 26 afbeeldingen samengesteld.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 201711060836, opgemaakt door [brigadier 2], brigadier en gecertificeerd zedenrechercheur van het Korps Politie Caribisch Nederland, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - kort gezegd - als bevindingen van die verbalisant:
Naar aanleiding van het proces-verbaal van bevindingen met name kinderpornografische foto's, genummerd 1 tot en met 26, zijn voornoemde foto's beschreven.
4. Een rapport van Fox-IT d.d. 2 oktober 2017, opgemaakt door G. Doekhie, gerechtelijk deskundige, forensisch IT-expert, welk rapport onder meer inhoudt als conclusies van die deskundige:
Fox-IT acht het zeer waarschijnlijk dat de kinderpornografische (KP) afbeeldingen afkomstig zijn uit het gecomprimeerde bestand P3W0.7z. Op basis van het onderzoek acht Fox-IT het zeer waarschijnlijk dat tijdens het aangemeld zijn van gebruikersaccount [verdachte] een deel van het KP materiaal is aangemaakt op de notebook. Fox-IT heeft geen kwaadaardige software, zoals een virus of andere malware aangetroffen op het systeem. De resultaten van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer gebruikersactiviteiten het KP materiaal hebben aangemaakt op de notebook dan wanneer door malwareactiviteiten het KP materiaal op de notebook is terechtgekomen.
5. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2017, nummer 20170203.1340.AMB, opgemaakt door [hoofdagent 3], hoofdagent bij het Korps Politie Caribisch Nederland, welk proces-verbaal onder meer inhoudt - kort gezegd - als bevindingen van die verbalisant:
Gedurende het onderzoek [dossier 1] werd op 15 mei 2015 te Saba een laptop, Apple MacBook Pro (AAHN4119NL) in beslag genomen onder de verdachte: [verdachte].
Na onderzoek in de genoemde laptop bleek deze over een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal te beschikken. De kinderporno werd aangetroffen in zowel de map “Downloads” van de laptop als op de “Desktop” van de laptop. Locatie: Usrs/[verdachte]/desktop i de map: …. 0===8%2OP3DOWOM3N
Deze map op zijn desktop bevatte de volgende (..) submappen:
- Mom&Girl Slaves
- Sister&LittleBrother
- Mother & Son
De map was niet meteen zichtbaar. Van het Apple besturingssysteem is bekend dat het standaard mappen verbergt als die beginnen met een (punt). Voor wat betreft de “downloadmap” is te zien dat de bestanden via deze map zijn gedownload op 5 maart 2015.
6.3
Bewijsoverwegingen
Het Hof neemt op deze plaats de overwegingen van het Gerecht over zoals neergelegd in paragraaf 4C van het vonnis waarvan beroep en maakt deze tot de zijne, met dien verstande dat anders dan het Gerecht het Hof op grond van de bewijsmiddelen ervan uitgaat dat wél bestanden zijn gedownload.
Responderend op een in hoger beroep gevoerd verweer, overweegt het Hof als volgt:
Het door de verdediging in hoger beroep overgelegde rapport van Mitcon van 18 mei 2021 beschrijft dat uit het onderzoeksrapport van Fox-IT volgt dat gebruiker “[verdachte]” getracht heeft de inhoud van het zip-bestand “P3WO.7z” in te zien door dit zipbestand te decomprimeren middels verschillende decompressie applicaties (op verschillende data), en dat de bestanden ook daadwerkelijk zijn uitgepakt in een folder met de naam “0===8%2OP3DOWOM3N”. Voornoemd rapport van Mitcon houdt als algemene conclusie in dat niet aangetoond is dat gebruiker “[verdachte]” de KP bestanden in het bestand “P3WO.7z” heeft bekeken en zich bewust is/was van de inhoud en aard van deze bestanden in het gecomprimeerde bestand “P3WO.7z” en in de betreffende gevonden folders.
Voor bewezenverklaring van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal is niet vereist dat dit door de verdachte is bekeken. Het verweer wordt voor het overige weerlegd door de bewijsmiddelen. De namen van de daarin genoemde submappen maken immers dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het bezit van kinderporno.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht BES en wordt als volgt gekwalificeerd:
feit 1 primair:
- doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 300 Wetboek van Strafrecht BES;
feit 4:
- een afbeelding — of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding — van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben door middel van een geautomatiseerd werk, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 246bis van het Wetboek van Strafrecht BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het Hof als volgt.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zijn toenmalige medestudente [slachtoffer] met geweld door verstikking om het leven gebracht, bij gelegenheid van seksueel verkeer. Of dat verkeer vrijwillig of afgedwongen is geweest, het is slechts de verdachte die deze vraag kan beantwoorden. Datzelfde geldt voor het hoe en waarom van haar gewelddadig overlijden.
Met zijn handelen heeft de verdachte het leven van [slachtoffer] beëindigd en haar nabestaanden opgezadeld met diep en onomkeerbaar leed. De verwerking voor nabestaanden van degene die door geweld om het leven is gekomen is in de regel buitengewoon moeilijk. En het is nota bene de verdachte die deze (rouw)verwerking frustreert, omdat hij geen opening van zaken heeft willen geven over wat er is gebeurd. Zijn zwijgen en zelfs liegen, gevolgd op dat doden, het Hof rekent hem dit alles zwaar aan.
De verdachte heeft met zijn handelen bovendien grote beroering in de kleine samenleving van Saba teweeggebracht. Zaken als de onderhavige versterken in het algemeen in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en onbehagen.
Naast dit misdrijf heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen, in de vorm van foto’s en films die waren opgeslagen op zijn laptopcomputer. Bij de vervaardiging van kinderpornografisch materiaal worden kinderen seksueel misbruikt. Het is van algemene bekendheid dat kinderen daarvan grote psychische (en lichamelijke) schade kunnen ondervinden en dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische en/of lichamelijke gevolgen van wat hun is aangedaan. Door het in bezit hebben van dergelijk materiaal heeft de verdachte de industrie die deze kinderen misbruikt in stand gehouden.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het Hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Over de persoon van de verdachte is in 2017 door een psychiater gerapporteerd.
Het rapport is voor de straftoemeting nagenoeg zonder betekenis. Heeft de verdachte zich aanvankelijk meewerkend opgesteld, vanaf het tweede contact heeft hij zijn medewerking aan de totstandkoming van een rapport onthouden. Aldus is het onderzoek beperkt gebleven tot een eenmalig onderzoeksgesprek. Van eerdere relevante politie- of justitiecontacten is niet gebleken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte uiteengezet welke wending zijn leven de voorbije jaren heeft genomen. Hij heeft zich in het buitenland gevestigd en onderhoudt als ondernemer zichzelf en zijn gezin. Zo bezien wordt geïllustreerd wat het verloop van tijd ook kan betekenen, voor de verdachte: de blik naar voren gericht en bouwend aan een andere toekomst. Het hoeft geen nader betoog dat in het licht van wat hiervoor is overwogen daarmee met de in deze zaak te geven beslissing geen rekening kan worden gehouden.
De straf
De aan de verdachte op te leggen straf dient in het bijzonder bij te dragen aan het strafdoel van vergelding. Het doden van [slachtoffer] is een zeer ernstig feit. Kortom, de oplegging van een langdurige gevangenisstraf ligt in de rede. Waar het zijn grootschalig bezit van kinderpornografisch materiaal betreft, dient de straf tevens bij te dragen aan het strafdoel van generale preventie.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor “doodslag” als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10-12 jaren gegeven. De straf die door het Gerecht is opgelegd voor verdachtes grootschalige bezit van kinderpornografisch materiaal acht het Hof op zichzelf beschouwd passend, ook in het licht van wat in gelijksoortige zaken aan straf wordt gevorderd en door de strafrechter wordt opgelegd.
Het Hof betrekt in het nadeel van de verdachte dat het tonen van enig inzicht in het laakbare van zijn gedragingen is uitgebleven. Integendeel, de proceshouding van de verdachte kan niet anders worden geduid dan als kil calculerend, waarbij hem kennelijk slechts één doel voor ogen heeft gestaan: met het oog op eigenbelang straffeloos wegkomen met deze misdrijven, met voorbijgaan aan de belangen van de nabestaanden van [slachtoffer].
Alles afwegend acht het Hof in beginsel de oplegging van een gevangenisstraf van 11 jaren aangewezen. Deze straf is zwaarder dan die door de procureur-generaal is gevorderd, reeds omdat het Hof tot een andere bewezenverklaring is gekomen (doodslag) dan die door de procureur-generaal is gevorderd (dood door schuld).
Het Hof overweegt ten aanzien van het tijdsverloop nog het volgende. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn heeft in tweede aanleg een aanvang genomen op 8 december 2017, toen door het Gerecht vonnis is gewezen en hoger beroep is ingesteld. De behandeling van zijn zaak in hoger beroep is eerst op 24 juni 2021 – en aldus niet binnen twee jaar – met een eindvonnis afgerond. Deze overschrijding vindt echter voornamelijk zijn grond in de bijzondere omstandigheid dat de behandeling van de strafzaak op verzoek van de verdachte meerdere keren is aangehouden teneinde hem in staat te stellen deze in persoon bij te wonen. Toen dit niet mogelijk bleek wegens het uitblijven van een definitieve beslissing ten aanzien van zijn verblijfsstatus, is de behandeling wederom op verzoek van de verdachte meermalen uitgesteld teneinde de behandeling op tegenspraak te doen plaatsvinden, via een tweezijdig elektronisch hulpmiddel in de vorm van directe beeld- en geluidsverbindingen die simultaan zijn gelegd tussen de verdachte, die in een gerechtsgebouw in Kansas USA verbleef, en het gerechtsgebouw in Curaçao. Gelet op het voorgaande acht het Hof de overschrijding van de met verdachtes berechting in hoger beroep gemoeide tijd niet onredelijk, waardoor van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is. Nu er geen onredelijk verloop van tijd is vastgesteld komt de verdachte op die grond niet in aanmerking voor strafvermindering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 57 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
Het Hof:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is ingesteld tegen de in het vonnis van het Gerecht gegeven beslissingen ten aanzien van de feiten 2 en 3;
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor bewezen verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
11 (elf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. Veldhuisen, S.A. Carmelia en W.J. Geurts-de Veld, leden van het hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 24 juni 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen,
2.Proces-verbaal nr. 201702241200, Rapportage analyse m.b.t. tijdlijn, d.d. 24 februari 2017, 1e aanvulling dossier [dossier 2], p. 2210 e.v.
3.Processen-verbaal onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren getuigen [getuige 7] (p. 11), [getuige 11] (p. 469), [getuige 12] (p. 475) en [getuige 13] (p. 351),
4.Proces-verbaal 20150417.1846.093, d.d. 17 april 2015, horen getuige [getuige 6], onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren p. 247; Proces-verbaal 20150531.1630, d.d. 15 december 2015, horen getuige [getuige 6], onderzoeksdossier [dossier 5], map getuigenverhoren p. 254.
5.Proces verbaal nr. 201702241200, Rapportage analyse m.b.t. tijdlijn, d.d. 24 februari 2017, 1e aanvulling dossier [dossier 5], p. 2227 en 2233; Processen-verbaal onderzoeksdossier [dossier 5], map getuigenverhoren getuigen [getuige 7] (p. 11), [getuige 8] (p. 36), [getuige 9] (p. 648).
6.Proces-verbaal nr. 20151124.1655.I[getuige 10], onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuige [getuige 10], bijlage 1, p. 336. Proces-verbaal nr. 201702241200, analyse mbt tijdlijn, p. 2225.
7.Proces-verbaal nr. 20151124.1655. [Getuige 10], onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuige [getuige 10], bijlage 1, p. 336. Proces verbaal nr. 201702241200, analyse mbt tijdlijn, p. 2230.
8.Proces-verbaal nr. 201702241200, Rapportage analyse m.b.t. tijdlijn, d.d. 24 februari 2017 (i.h.b. p. 22, 23 en 24), 1e aanvulling dossier [dossier 2], p. 2227 en 2233; Processen-verbaal onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuigen [getuige 7] (p. 11), [getuige 8] (p. 36), [getuige 9] (p. 648).
9.Processen-verbaal onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuige [getuige 3]
10.Proces-verbaal nr. 20150624.1540.202, d.d. 24 juni 2015, onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuige [getuige 4] (p. 508)
11.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2021, bewijsmidd. 21.
12.Proces-verbaal onderzoeksdossier [dossier 2], map getuigenverhoren, getuige [[getuige 5]]
13.Proces-verbaal onderzoeksdossier [dossier 2], map vd/2, deel 1, p. 45 en proces-verbaal ambtshandelingen, map 3, p. 1136 e.v., verhoor getuige [[getuige 5]], waarbij als bijlage is gevoegd een drietal foto’s waarop is afgebeeld de looprichting van [[getuige 5]], de locatie van ontmoeting en een plattegrond.
14.Proces-verbaal nr. 201504151245, d.d. 15 april 2017, horen van [verdachte]als getuige, map getuigenverhoren p. 116; Proces-verbaal nr. 201504171530.GET d.d. 17 april 2017, horen van [verdachte]als getuige, map getuigenverhoren p. 118.
15.Proces-verbaal nr. 20170124.1009, d.d. 24 januari 2017, horen van [verdachte]als verdachte, AMB p. 503 ev.
16.Proces-verbaal van bevindingen nr. 201511241200. AMB, d.d. 15 december 2015, onderzoek naar relatie [slachtoffer] en [verdachte], AMB p. 1318 e.v.