4.8Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [Appellant], voor zover van belang, de volgende getuigenverklaring in het geding gebracht.
De heer [Naam 2], hierna: [Naam 2], heeft een schriftelijke verklaring afgelegd waarin, voor zover van belang, staat:
“Ik wist dat er financiële problemen waren met de bedrijven van [Appellant], met name vanwege de belastingdienst. (…)
In april 2010 hebben [Appellant], [Geintimeerde 1], de heer [Naam 3] en ik een bespreking gehad. Ik herinner me niet meer op welke dag dat is geweest, maar wel dat het in de ochtend was en dat het plaatsvond in het kantoortje behorend bij de autoshowroom van [Appellant] in Salinja.
[Appellant] heeft ons tijdens deze bespreking verteld dat hij zijn assests zou overdragen aan [Geintimeerde 1] om zodoende de assets veilig te stellen. Ik herinner me nog heel goed dat hij toen expliciet heeft gezegd dat het zou gaan om een tijdelijke overdracht, alleen om de assets veilig te stellen. En dat zodra de problemen met de belastingdienst waren opgelost, de assets weer terug zouden gaan naar [Appellant].”
De heer [Naam 3], hierna: [Naam 3], heeft, voor zover van belang, het navolgende vastgelegd in een schriftelijke verklaring:
“Wij hebben in het verleden gesproken over het veiligstellen van de assets van [Appellant], met name vanwege een schuld bij de belastingdienst. In april 2010 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen [Appellant], de heer [Naam 2], [Geintimeerde 1] en mijzelf om de problemen te bespreken en te kijken of er tot een oplossing gekomen kon worden om de assets veilig te stellen. Gedurende de bespreking stond het advies van de belastingadviseur centraal. Uiteindelijk hebben [Appellant] en [Geintimeerde 1] tijdens die bespreking besloten om het advies van de belastingadviseur op te volgen om de assets over te dragen aan de SPF EHJ waarvan [Geintimeerde 1] de tijdelijke UBO zou zijn. (…) Daar is [Geintimeerde 1] ook mee akkoord gegaan.
Ik voorzie [Appellant] sinds 1997 van financieel advies. Ik heb vanaf die tijd tot en met 2015, in opdracht van [Appellant], de jaarrekeningen opgesteld voor onder andere botica Mampuritu en de tandartspraktijk van [Appellant].
(…)
Zover mij bekend uit de cijfers, heeft [Geintimeerde 1] nooit betaald voor het verkrijgen van Botica Mampuritu/SPF EHJ noch heeft [Geintimeerde 1] enige inbreng gehad daarin. [Appellant] heeft altijd alle kosten gemoeid met de SPF en Botica voldaan.”
De heer [Naam 4], hierna: [Naam 4], een neef van de beide broers, heeft, voor zover van belang, het volgende (schriftelijk) verklaard:
“Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden tussen mij en [Geintimeerde 1], waar mijn vrouw en de vriendin van [Geintimeerde 1] ([Naam 5]) ook bij waren, waarbij [Geintimeerde 1] mij vol trots heeft verteld dat hij [Appellant] uit de brand aan het helpen was. De belastingdienst zat namelijk achter [Appellant] en zijn bedrijven aan. En om deze veilig te stellen, vertelde [Geintimeerde 1] mij dat hij een [Appellant] een gentlemen’s agreement hadden om de assets tijdelijk onder te brengen bij [Geintimeerde 1]. Tijdens deze gesprekken heeft [Geintimeerde 1] duidelijk gezegd dat het onderbrengen van deze assets onder hem van tijdelijke aard was en dat zodra de storm voorbij was, deze terug zouden gaan naar [Appellant].
(…)
Tijdens de zeventigste verjaardag van mijn grootoom (…) ben ik persoonlijk op [Geintimeerde 1] afgegaan en heb ik hem gevraagd wat nu precies aan de hand is. (…) Ik heb [Geintimeerde 1] gewezen op het feit dat hijzelf aan mij heeft verteld in Nederland dat hij en [Appellant] een gentlemen’s agreement hadden op grond waarvan de bedrijven weer terug moesten naar [Appellant]. Daarop heeft [Geintimeerde 1] mij beantwoord dat een gentlemen’s agreement voor beide partijen geldt en dat [Appellant] ook moest nakomen.”
De heer [Naam 6], hierna: [Naam 6], heeft, voor zover van belang, het volgende (schriftelijk) verklaard:
“Ik was ook aanwezig c.q. betrokken op het moment dat Girobank de borgtocht inriep. Pas op dat moment heeft [Geintimeerde 1] zich op het standpunt gesteld dat hij de eigenaar is van de botica. Op het moment dat de Girobank de borgtocht inriep heeft zij de directeur aangeschreven. Zo kwam [Geintimeerde 1] in beeld.
Er heeft vervolgens een bespreking plaatsgevonden bij de Girobank. Ik denk dat dit is geweest ergens in 2017. [Appellant], mevrouw [Naam 7] en ik waren daarbij aanwezig. (…) [Appellant] heeft in alle gesprekken waar ik bij ben geweest met de Girobank volhard dat hij de feitelijke eigenaar is Botica Mampuritu. De Girobank heeft vervolgens het bedrag afgetrokken van de rekening van Botica Mampuritu.
Wegens de herfinanciering van de hele groep bedrijven van [Appellant] is de borg door de Girobank jegens Botica Mampuritu ingeroepen.”