Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Oordeel van het Gerecht
5.Beoordeling van het geschil
6.Proceskostenvergoeding
7.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ingezetene van Curaçao die in het jaar 2016 inkomsten uit arbeid heeft genoten. De belanghebbende is in geschil met de inspecteur der belastingen over de maatstaf van de heffing van de premie Basisverzekering ziektekosten (BVZ). De inspecteur heeft een aanslag opgelegd op basis van een premie-inkomen van NAf 112.301, waartegen de belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep is gegaan bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard, wat de belanghebbende heeft doen besluiten om hoger beroep in te stellen.
In hoger beroep heeft de belanghebbende betoogd dat de persoonlijke lasten van NAf 24.528 in mindering moeten worden gebracht op het premie-inkomen, waardoor de aanslag op basis van een heffingsgrondslag van NAf 87.773 zou moeten worden vastgesteld. De inspecteur heeft echter gesteld dat deze persoonlijke lasten niet in mindering komen op het premie-inkomen voor de BVZ. Het Hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de persoonlijke lasten en buitengewone lasten niet in aftrek worden toegelaten bij het bepalen van het ‘inkomen’ zoals bedoeld in de Landsverordening inkomstenbelasting 1943 (LIB). Het Hof heeft de uitspraak van het Gerecht bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.