ECLI:NL:OGHACMB:2021:100

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
AUA2019H00033
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresrecht van een verzekeraar in het kader van aansprakelijkheidsverzekering en de gevolgen van wijziging van de verzekeringnemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van NAGICO ARUBA N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. NAGICO, de verzekeraar, vordert regres van [Geïntimeerde 2] en [Geïntimeerde 1] voor schade die is veroorzaakt door een aanrijding waarbij [Geïntimeerde 1] betrokken was. De zaak draait om de vraag of er sprake was van een geldige aansprakelijkheidsverzekering op het moment van de aanrijding, en of [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] aansprakelijk zijn voor de schade die NAGICO heeft vergoed aan de benadeelde derde. Het Hof oordeelt dat de verzekering geldig was, ondanks dat [Geïntimeerde 1] niet als bestuurder was aangemeld bij NAGICO. Het Hof stelt vast dat [Geïntimeerde 2] de verzekering had afgesloten en dat hij de verplichting had om de verzekeraar op de hoogte te stellen van wijzigingen in het gebruik van het voertuig. Het Hof vernietigt het eerdere vonnis voor zover het de vordering tegen [Geïntimeerde 2] afwees, en wijst de vordering toe, terwijl de vordering tegen [Geïntimeerde 1] wordt afgewezen. Het Hof legt de kosten van de procedure op aan [Geïntimeerde 2] en NAGICO moet de kosten van [Geïntimeerde 1] dragen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201702356 - AUA2019H00033
Uitspraak: 13 april 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NAGICO ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster,
tegen

1. [Geïntimeerde 1],

2. [Geïntimeerde 2],

wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagden,
thans geïntimeerden,
gemachtigde geïntimeerde sub 1: mr. D.G. Kock,
geïntimeerde sub 2 niet verschenen.
Partijen worden hierna Nagico, [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het procesverloop in eerste aanleg wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen en op 16 januari 2019 door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: het Gerecht) uitgesproken vonnis. Bij akte van appel, ingediend ter griffie op 19 februari 2019, is Nagico in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
1.2
Bij op 13 maart 2019 ingekomen memorie van grieven heeft Nagico drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Nagico alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] in de proceskosten van beide instanties.
1.3 [
Geïntimeerde 1] heeft een memorie van antwoord ingediend. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het beroep van Nagico ongegrond zal verklaren, de bestreden beslissing zal bevestigen, met veroordeling van Nagico in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft alleen Nagico pleitnotities overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De appelstukken zijn aan [Geïntimeerde 2] betekend door achterlating van een gesloten envelop op het adres Patiastraat 68. Dat is het adres waar hij blijkens het uittreksel van het bevolkingsregister op 13 juni 2017 stond ingeschreven en dat ook staat vermeld op de ingebrekestelling van 14 juni 2017. Ook de oproep in eerste aanleg is naar dat adres verzonden en getuige de handgeschreven brief aan het Gerecht van 20 oktober 2017 heeft die oproep [Geïntimeerde 2] ook bereikt. Ambtshalve navraag bij het bevolkingsregister heeft het Hof geleerd dat [Geïntimeerde 2] ook ten tijde van de betekening van de appelstukken nog op het adres Patiastraat 68 was geregistreerd. Daarmee is voldoende gedaan om te bevorderen dat die stukken [Geïntimeerde 2] zouden bereiken en kan ook tegen de niet verschenen [Geïntimeerde 2] vonnis worden gewezen.
2.2
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door het Gerecht vastgestelde feiten.
a. Op 31 juli 2015 heeft [Geïntimeerde 2] bij Nagico een WA verzekering onder polisnummer AV018733/15 voor de personenauto Toyota Celica met kenteken A-50950 afgesloten, waarbij als “
authorized drivers” zijn genoemd:
“The insured
Any authorized licensed driver”.
De verzekering had een looptijd van 3 juli 2015 tot 3 oktober 2015. Op 22 oktober 2015 is deze polis verlengd tot 3 juli 2016.
b. Op 15 november 2015 heeft [Geïntimeerde 2] aan [Geïntimeerde 1] verkocht een Toyota Camry 2008 per 16 november 2015. In de overeenkomst is bepaald dat de eigendom van de auto blijft berusten bij [Geïntimeerde 2] en dat die ook zal zorgdragen voor de registratiepapieren en de verzekering. De kosten van de kentekenplaten en de verzekering komen voor rekening van [Geïntimeerde 1]. Indien [Geïntimeerde 1] in gebreke blijft met betaling van een termijn, heeft [Geïntimeerde 2] het recht de auto terug te nemen.
c. Op 17 november 2015 heeft een wijziging van de polis AV018733/15 van [Geïntimeerde 2] bij Nagico plaatsgevonden, waarbij de verzekering overging van de Toyota Celica naar de Toyota Camry.
2.4
Op 16 december 2015 is [Geïntimeerde 1] bij een aanrijding betrokken geweest en heeft hij schade bij een derde veroorzaakt. Nagico heeft deze schade tot een bedrag van Afl. 21.953,23 voldaan. [Geïntimeerde 2] had ten tijde van het geding in eerste aanleg aan Nagico een bedrag van Afl. 2.000,- voldaan.
3.1
In dit geding vordert Nagico de (al dan niet hoofdelijke) veroordeling van [Geïntimeerde 2] en [Geïntimeerde 1] tot betaling van Afl. 21.953,23 vermeerderd met rente en kosten en met veroordeling van [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] in de kosten van de procedure.
3.2
Het Gerecht heeft de vordering afgewezen, met veroordeling van Nagico in de kosten. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
4.1
Op grond van de LAM rust de verplichting tot het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering op de bezitter van het voertuig. In de LAM is niet bepaald dat de bezitter ook de verzekeringnemer moet zijn. Het voorschrift is op te vatten als een op de bezitter rustende verplichting daarvoor zorg te dragen. In hun onderlinge rechtsverhouding hebben [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] afgesproken dat [Geïntimeerde 2] voor de verzekering zal zorgdragen, hetgeen deze ook heeft gedaan. In zoverre is sprake van een geldige verzekering krachtens de LAM.
4.2
In art. 7 van de polisvoorwaarden is opgenomen dat iedere wijziging rond het verzekerde voertuig gemeld moet worden aan Nagico. Dit artikel is ruim geformuleerd en dekt vrijwel alles: “Insured name and adress, the usage of the vehicle, garage or were the Insured’s vehicle is regularly parked or any other modification that affects among other things the value of the vehicle…” Overtreding van dit artikel leidt tot beëindiging van de polis en/of dekking door de maatschappij. Nagico stelt dat op basis van dit artikel de wijziging van de bezitter aan haar had moeten worden gemeld. Ook hierom is volgens haar geen sprake meer van een geldige verzekering. Ook dit standpunt volgt het Gerecht niet. In art. 8.2 aanhef en onder e. van die polisvoorwaarden is vermeld dat de polis eindigt indien “the Insured and or beneficiary of the insured stop having an interest in and lose power over the object insured”. Door de huurkoop van het voertuig hield [Geïntimeerde 2] echter nog belang bij het object: hij bleef immers eigenaar en had het recht het voertuig terug te nemen. In zoverre behield [Geïntimeerde 2] dus belang bij het handhaven van zijn verzekering. Wel had mogen worden verwacht dat [Geïntimeerde 1] door hem als regelmatige bestuurder zou worden aangemeld. Echter door dit verzuim is geen belang geschaad van Nagico, die daaromtrent ook niets heeft gesteld. Zonder andersluidend standpunt moet er vanuit worden gegaan dat de aanmelding van [Geïntimeerde 1] door Nagico zou zijn geaccepteerd, nu hij in het bezit was van een geldig Arubaans rijbewijs en Nagico niet gesteld heeft dat ten aanzien van hem relevante bedenkingen zouden zijn gerezen op grond waarvan [Geïntimeerde 1] als bestuurder zou zijn geweigerd.
4.3
Het bovenstaande komt erop neer dat, in weerwil van het betoog van Nagico nog sprake was van een geldige verzekering en zij niet slechts op basis van art. 12 lid 2 LAM gehouden was tot uitkering van de schade aan een derde.
3.3
Naar aanleiding van de grieven die Nagico tegen dat oordeel heeft aangevoerd wordt het volgende overwogen.
3.4
Ingevolge artikel 2 lid 2 LAM rust de verplichting tot verzekering van de wettelijke aansprakelijkheid waartoe een motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven op de bezitter van het motorrijtuig, tenzij dit in duurzaam gebruik is bij een houder. In dat geval is de houder verzekeringsplichtige. Een huurkoper geldt als een houder in de zin van deze bepaling. Artikel 12 lid 2 LAM bepaalt dat de verzekering eindigt wanneer de verplichting tot verzekering op een ander overgaat, met dien verstande dat de verplichtingen van de verzekeraar jegens een benadeelde blijven bestaan, zolang het verzekeringsbewijs niet bij de verzekeraar is ingeleverd. De verplichtingen eindigen van rechtswege door het van kracht worden van een nieuwe verzekering die ten aanzien van het zelfde voertuig het in artikel 3 LAM omschreven risico dekt, te weten: het risico van de wettelijke aansprakelijkheid van iedere bezitter, houder, bestuurder en inzittende voor schade die wordt toegebracht door in Aruba voorgevallen feiten.
3.5
Anders dan de Nederlandse WAM (op welke wet de LAM is geïnspireerd) bevat de LAM niet de bepaling dat bij overeenkomst van artikel 12 lid 2 LAM kan worden afgeweken. Op grond van artikel 13 LAM moet dan in beginsel worden aangenomen dat artikel 12 lid 2 LAM, met zijn beëindiging van de verzekering ingeval van overgang van de verzekeringsplicht, anders dan artikel 12 lid 1 van de WAM, dwingend recht is. Uit de wetsgeschiedenis van de LAM blijkt niet dat het achterwege laten van een bepaling als lid 3 van artikel 12 WAM (dat afwijken mogelijk maakt) een bewuste en gemotiveerde keuze van de wetgever is geweest. Aannemelijk is dat het hier een omissie betreft en dat de wetgever simpelweg heeft verzuimd de regeling te nuanceren in overeenstemming met de eisen van de praktijk.
3.6 [
Geïntimeerde 1] wijst er immers terecht en onbestreden op dat de beëindiging ex lege van artikel 12 lid 2 LAM zich niet goed verdraagt met de huidige praktijk, ook in Aruba, dat vele houders krachtens leaseovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen duurzaam deelnemen aan het verkeer in auto’s die door een ander zijn verzekerd. Om die reden wordt in Nederland ruim gebruik gemaakt van de mogelijkheid om van artikel 12 WAM lid 1 te wijken, aldus dat in de autoverzekeringpolissen veelal wordt opgenomen dat de verzekering (pas) eindigt indien de verzekeringnemer het belang bij en de feitelijke macht over het voertuig verliest. Ook de polisvoorwaarden van Nagico bevatten, in het door de eerste rechter aangehaalde artikel 8.2 aanhef onder e, een zodanige bepaling, en ook uit andere polisbepalingen spreekt onmiskenbaar dat Nagico de mogelijkheid biedt om een “third party” (LAM) aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor een auto die door de verzekerde aan een derde (duurzaam) in gebruik is of wordt gegeven. Met het gegeven dat Nagico overeenkomsten op deze polisvoorwaarden aanbiedt en aangaat, en in zoverre zelf afwijkt van de regel van artikel 12 lid 2 LAM, verdraagt zich niet dat Nagico zich als het haar uitkomt op het dwingende karakter van die regel beroept om te betogen dat er geen dekking is en verhaal te nemen voor de door haar als LAM-verzekeraar aan de benadeelde vergoede schade.
3.7
De vraag is echter wat heeft te gelden wanneer de verzekeraar (hier Nagico), zoals zij stelt, niets wist van het gebruik omdat de verzekeringnemer, [Geïntimeerde 2], haar dat niet had medegedeeld. Het gaat daarbij uitsluitend om het in artikel 2 lid 2 LAM bedoelde duurzame gebruik van [Geïntimeerde 1] als huurkoper. Gebruik door anderen dan de verzekeringnemer is in de polis, overeenkomstig het voorschrift van artikel 3 lid 1 LAM, in beginsel verzekerd met de bepaling dat de verzekering geldt voor “any authorized driver”. Degene die moet autoriseren is, in de algemeen gangbare betekenis van dit beding, de verzekeringnemer/hoofdverzekerde zelf en niet de verzekeraar. De strekking van zo’n beding is normaliter om de verzekeringsnemer in staat te stellen de auto ook door derden, zoals familie, vrienden en (kortstondige) huurders, te laten gebruiken. Enig aanknopingspunt om aan te nemen dat de clausule in deze overeenkomst een andere betekenis heeft, zoals Nagico wil doen geloven, ontbreekt. Dat [Geïntimeerde 1] met toestemming van [Geïntimeerde 2] in de auto reed kan gelet op de tussen hen gesloten overeenkomst bezwaarlijk worden betwist.
3.8
In casu was met het wijzigen van het voertuig (en de vaste bestuurder) op een bestaande polis sprake van een voortgezette en niet, zoals [Geïntimeerde 1] betoogt, van een nieuwe overeenkomst. Uitzonderingen zoals bedoeld in HR 9 september 1994, NJ 1995/270 doen zich niet voor. Dat betekent dat de wettelijke en contractuele regelingen inzake de verzwijging bij het aangaan van de overeenkomst niet (rechtstreeks) van toepassing zijn. Bepalend is de contractuele regeling van de mededelingsplicht bij risicoverzwaring in artikel 7 van de polisvoorwaarden:
7) Changes in the risk
All changes affecting this policy and or coverage as such as, but not limited to, the Insured’s name and address, the usage of he vehicle, garage or where the Insured’s vehicle is regularly parked or any other modification that affects among other things the value of the vehicle, should be notified immediately to the Company either in person or in writing. Failure to do shall result in;
a. termination of this policy and/or its coverage by the Company;
loss of right by the Insured to execute any further changes.
The Company reserves the right to amend, charge an additional premium or decide not to renew the Insured’s insurance contract.
3.9
Met deze bepaling heeft Nagico duidelijk gemaakt wat zij - in abstracto - beschouwt als gegevens die in elk geval van invloed kunnen zijn op het verzekerde risico. Dat - wederom: in abstracto - de wijziging van de vaste bestuurder en diens adres ([Geïntimeerde 1] was woonachtig op een ander adres dan de verzekeringnemer [Geïntimeerde 2]) binnen het bereik van de omschrijving vallen, staat niet ter discussie. Het belang van Nagico bij deze bepaling is, zo volgt reeds uit de tekst, dat zij wenst te kunnen beoordelen of zij de verzekering tegen dezelfde of aangepaste condities wenst voort te zetten.
3.1
Anders dan het Gerecht (impliciet) oordeelde, behoorde het niet tot de stelplicht van Nagico om, zonder dat enig verweer van [Geïntimeerde 2] (of [Geïntimeerde 1]) haar daartoe aanleiding gaf naar voren te brengen en te motiveren dat zij in de concrete omstandigheden van dit geval anders zou hebben gehandeld wanneer zij had geweten dat [Geïntimeerde 1] de vaste bestuurder zou gaan worden. Het ontbreken van nadeel zou relevant kunnen zijn wanneer de aangesproken partijen daarop een beroep hadden gedaan, bijvoorbeeld bij een op artikel 6:248 lid 2 of 6:237 aanhef en onder h BW gebaseerd verweer. Noch [Geïntimeerde 1] noch [Geïntimeerde 2] heeft echter een dergelijk verweer gevoerd waar het gaat om artikel 7 van de polisvoorwaarden. [Geïntimeerde 2], die in dit geding in beide instanties verstek heeft laten gaan, heeft ook onweersproken gelaten dat hij zijn mededelingsplicht jegens Nagico heeft verzaakt. Van [Geïntimeerde 2] is evenmin een verweer buiten rechte bekend en hij was kennelijk ook al begonnen met het betalen op de verhaalsvordering. Tegenover hem kan Nagico zich dan ook beroepen op het verval van de dekking (ex artikel 7 van de polisvoorwaarden) en op grond van de regeling ex artikel 10 LAM verhaal nemen en haar vordering is daarom in zoverre toewijsbaar.
3.11
Ten aanzien van [Geïntimeerde 1] ligt dat anders. Hij is degene die door de wet wordt aangewezen als de verzekeringsplichtige maar dat sluit, zoals onder 3.6 is overwogen, in de huidige tijd en gelet op de door Nagico zelf gehanteerde polisvoorwaarden niet uit dat [Geïntimeerde 1] zich door een ander, [Geïntimeerde 2] als eigenaar de blijvend belanghebbende bij de auto, liet verzekeren. [Geïntimeerde 1] was geen contractspartij, en op hem rustte dan ook geen mededelingsplicht, en hij heeft aangevoerd dat hij geen enkele reden had om te betwijfelen dat [Geïntimeerde 2] hem conform de tussen hen gesloten overeenkomst rechtsgeldig zou verzekeren. Nagico heeft dat niet betwist en er is ook anderszins geen aanleiding om te vermoeden dat [Geïntimeerde 1] - bijvoorbeeld vanwege een ongunstige schadehistorie - wist of kon weten dat [Geïntimeerde 2] Nagico onkundig zou laten van zijn rol als duurzaam gebruiker. [Geïntimeerde 1] heeft, zo staat vast, ook steeds de premies voldaan. Op een verzekerde die zoals [Geïntimeerde 1] te goeder trouw is uitgegaan van het bestaan van een geldige WAM/LAM verzekering, is naar in het algemeen wordt aangenomen geen verhaal mogelijk ingeval de verzekering(sdekking) door een fout van de verzekeringnemer ongeldig of non-existent blijkt te zijn. Artikel 15 lid 1 WAM bepaalt dat voor iedere “kale WAM-verzekerde”; artikel 10 lid 2 LAM regelt het slechts voor de werknemer (doorgaans ook een duurzaam gebruiker in de zin van artikel 2 lid 2 LAM), maar gelet op de onder 3.6 genoemde maatschappelijk-economische ontwikkeling en de daar op aansluitende polisvoorwaarden, dient deze bepaling ruimer te worden uitgelegd.
3.12
Daarbij wordt, ten overvloede, nog opgemerkt dat Nagico (hoewel daartoe niet verplicht; zie rov. 3.10) in reactie op het bestreden vonnis wel heeft geprobeerd om te weerleggen dat het schenden van de waarschuwingsplicht haar niet heeft benadeeld, maar dat zij daarbij is blijven steken in algemeenheden; zij heeft niet gesteld, laat staan gemotiveerd, dat zij - indien volledig geïnformeerd - niet akkoord zou zijn gegaan met het (tegen deze condities) verzekeren van [Geïntimeerde 1] als duurzaam gebruiker. Des te ongerijmder is dan het verhaal dat Nagico nu op [Geïntimeerde 1] probeert te nemen.
3.13
Jegens [Geïntimeerde 1] is de vordering daarom terecht afgewezen.
3.14
Bij die stand van zaken bestaat geen belang meer bij de door [Geïntimeerde 1] gewenste bewijslevering ten aanzien van de vraag of [Geïntimeerde 2] de afspraak tussen hem en [Geïntimeerde 1] al dan niet aan Nagico heeft medegedeeld. Overigens is de wijze waarop [Geïntimeerde 1] de stelling van Nagico dat dit niet is gebeurd weerspreekt weinig krachtig te noemen, want nogal tentatief: [Geïntimeerde 1] “kan zich niet voorstellen dat [Geïntimeerde 2] hieromtrent niets aan Nagico had verteld”, wat de vraag oproept of [Geïntimeerde 1] dat, toen beiden door Nagico werden aangesproken, niet bij [Geïntimeerde 2] heeft kunnen verifiëren.
3.15
Het bestreden vonnis zal gedeeltelijk worden vernietigd om de vordering tegen [Geïntimeerde 2] alsnog toe te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van de beide instanties aan de zijde van Nagico. Die kosten omvatten naast de op [Geïntimeerde 2] betrekking hebbende explootkosten de door Nagico betaalde griffierechten en de helft van de overeenkomstig het liquidatietarief te begroten salariskosten. Nagico dient de kosten van [Geïntimeerde 1] te dragen.
3.16
Uit het petitum in de memorie van grieven, met zijn verwijzing naar de alsnog toe te wijzen vordering in eerste aanleg (die een eis in de zin van artikel 55 lid 1 Rv bevat), begrijpt het Hof dat Nagico ook in appel wenst dat de gevorderde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Die eis zal, gelijk die van [Geïntimeerde 1] met betrekking tot de proceskosten, als onweersproken worden gehonoreerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis, doch uitsluitend voor zover daarbij de vordering jegens [Geïntimeerde 2] is afgewezen, en doet, dat vonnis voor het overige bevestigend, opnieuw recht:
veroordeelt [Geïntimeerde 2] om aan Nagico te betalen een bedrag van Afl. 19.953,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2017;
veroordeelt [Geïntimeerde 2] in de kosten van het geding in beide instanties aan de zijde van Nagico gevallen, wat betreft de eerste aanleg begroot op Afl. 950,79 aan verschotten en Afl. 1.250 voor salaris van de gemachtigde en voor het hoger beroep op Afl. 1.709,88 aan verschotten en Afl. 1.750,- voor salaris;
veroordeelt Nagico in de kosten van het geding in hoger beroep aan de kant van [Geïntimeerde 1], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 209,88 aan explootkosten en Afl. 3.000,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 13 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.